Jodenhaat ten diepste niets anders dan ergernis aan God
Jodenhaat mag weer. In moslimlanden mocht het altijd al, maar Europa en Amerika hebben in het afgelopen jaar een indrukwekkende inhaalrace laten zien. Soms gaat het nog een beetje verhuld, zoals Gerard Reve het registreerde: „Het antisemitisme is weer erg in de mode. Dat heet nu heel zedig ‘antizionisme’.” Maar niet zelden is dat schaamlapje ingeruild voor de arafatsjaal. Na de pogrom van 7 oktober werden de terroristen in een ommezien bewonderde vrijheidsstrijders. En de slachtoffers? Ach, ”à la guerre comme à la guerre”.
Het zijn vooral progressieven die roepen om een Judenrein Palestina van de Jordaan tot aan de zee. Maar een bepaald soort rechts laat zich ook niet onbetuigd: of we wel willen beseffen dat de Joden wereldwijd aan de financiële en mediale touwtjes trekken. Wat daar ook tegenspreekt –de miljarden die het Westen bijdroeg aan de heilige oorlog van Hamas en zijn sponsor Iran, of de sympathie van toonaangevende westerse media als de BBC voor team jihad– de overtuigden weten uit te leggen dat dat enkel de bedrieglijke buitenkant is. En zo vallen de schijnbare uitersten elkaar bij in hun afschuw over de „genocide” die de „koloniale agressor” en „bezetter” pleegt op weerloze Palestijnse burgers, waar hij die maar kan treffen in scholen, ziekenhuizen of humanitaire zones. Van zulke taal en berichten klopt helemaal niets, maar bij de NOS of uit de kranten zul je dat niet leren. Al Jazeera en het ”Gazaanse Ministerie van Gezondheid” genieten op hun redacties een gezag als van Reuters of het ANP in het tijdperk van de telex. En zo overbrugt de traditionele pers de kloof tussen het grote publiek en de daadkrachtige antisemitische activisten.
Gesmoord
Is antisemitisme dan niet inderdaad iets anders dan antizionisme of kritiek op het handelen van de staat Israël? Zijn er niet Joden die het zionisme afwijzen? En hoe zou uitgerekend een staat die prat gaat op zijn democratische karakter boven kritiek verheven zijn? Helaas, wie hier nu nog mee aankomt, is ziende blind. Israël strijdt voor zijn overleven als land, als volk. Het treft daarbij een vijand die tot elke onmenselijkheid (inclusief het offeren van zijn eigen kinderen) bereid en in staat is, met als doel de totale vernietiging van de staat Israël, van het jodendom, van elke Jood. In de frontlinie heet die vijand Hamas, Islamitische Jihad, Houthi’s of Hezbollah. Maar daarachter is eenvoudig het commandocentrum te ontwaren: Iran, het bolwerk van de sjiitische islam. Welnu, valt de staat Israël inderdaad weg, dan verliezen de Joden overal in de wereld – ook in Nederland, wat lang hun laatste toevluchtsoord leek. En hoe nodig die verzekeringspolis was, blijkt in deze dagen, nu Joodse studenten zich niet meer veilig weten aan menige westerse universiteit, nu bij de opening van een Holocaustmuseum de Jodenhaat vrij spel krijgt, nu de terroristen van 7 oktober in de westerse media schijnbaar moeiteloos de propagandastrijd hebben gewonnen. Dat is waar we zijn aanbeland. De toestand is kritiek.
Voor wie? Voor de Joden, uiteraard. Maar daarnaast voor ieder die hen laat vallen – en daarmee de stem van zijn geweten smoort. Zo ver is het ook in ons land veelal reeds gekomen. Je zou aan een omkeer kunnen wanhopen, als je ziet hoe de zoveelste aangetoonde leugen van de Hamaspropaganda, hoe de besmeuring van een Anne Frankmonument, hoe zelfs het lot van de gegijzelden en de bruut vermoorden van 7 oktober de gewetens niet lijkt wakker te schudden. Tegelijk is juist die bizarre kilte een aanwijzing dat hier meer speelt dan men meestal waagt te benoemen.
„In het Joodse volk legt God beslag op onze aardse, lijfelijke en politieke werkelijkheid”
Bijbelse bagage
Wat leeft er toch onder die hardnekkige Jodenhaat? Bij de islam kun je erop wijzen dat in de begintijd Mohammeds volgelingen Gods keurtroepen waren: daarnaast was geen plaats voor een ander uitverkoren volk, zeker nu dit weigerde mee te gaan in de nieuwe beweging. Dit element van concurrentie bleef altijd bewaard. Het speelt ook in het christelijke antisemitisme: als de christenheid Gods volk in het nieuwe verbond is, dan heeft het oude verbondsvolk afgedaan, is niet zelden de logica geweest. Paulus zegt iets anders in zijn Romeinenbrief, maar dat landde dan niet. Een aanhoudende wrevel ging en gaat soms over in iets veel ergers. Bij modern links zien we hetzelfde mechanisme, in een derde variant. Hier wordt de rol van nieuwe uitverkorenen gespeeld door onderdrukte groepen en hun bondgenoten. De hoop op een nieuwe, eindelijk rechtvaardige wereld wordt dan gevestigd op bijvoorbeeld vrouwen of zwarten. Lang gemarginaliseerd en vervolgd, hoorden ook Joden voorheen bij de prijsdieren van het neomarxisme, maar die tijd is echt voorbij. Willen ze nog toekomst hebben, dan zullen ze zich moeten scharen in de progressieve voorhoede.
Geen plaats dus voor dat volk met zijn Bijbelse bagage naast de nieuwe hoofdrolspelers in het drama van het wereldheil. Maar wat is nu eigenlijk het aanstootgevende? Het zit hem wel degelijk in de ”uitverkiezing” van Israël. Als het volk van __ de Heer zijn God ontkomt het er niet aan: zijn loutere bestaan confronteert ons met deze God zelf. Niet met een bepaalde ”godsgedachte”. Niet met het ”opperwezen” van filosofische en kroegdiscussies, zoals dat ook door het brein van de verklaarde atheïst spookt, maar met de God van Abraham, van Izak, van Jakob. De bevrijding waar Israël vandaan komt, zijn uittocht uit het diensthuis als het begin van zijn zelfstandige volksbestaan, die bevrijding stelt zich in dit volk en in elke Jood concreet aan de orde. Dit voorgoed begonnen begin wordt daarmee ook voor de niet-Jood onontkoombaar. Dat is het springende punt: dat deze maar al te nabije God zo beslag legt op onze aardse, onze lijfelijke en ook onze politieke werkelijkheid.
„In modieuze theologie is de neomarxistische vervanging van Israël door favoriete slachtoffercategorieën helaas geen zeldzaamheid”
Afgedankte jas
Is er een islam denkbaar die hierop niet reageert met moord en doodslag? Wellicht. Maar bij de huidige Palestijnse leiders is ze niet te vinden.
Het christendom dan. Dat leert: het Woord is vlees geworden. ”Vlees” beduidt de aangevochten conditie van ons toch waarlijk goed geschapen wezen. Essentieel is niet ons mens-zijn als algemeen idee, maar als Jezus’ concrete, Joodse bestaan. Samen met Hem komt het christelijk geloof dáárvandaan. Het kent geen ander heden dan als de beweging vanuit Christus’ herkomst naar Christus’ toekomst. Een Jezus los daarvan is een fantasiebeeld. Zijn volk zit in Zijn wezen, blijft Hem definiëren: Hij laat het niet als een afgedankte jas langs de weg van de geschiedenis liggen.
Links ten slotte. Dat zal moeten leren: de exodus uit de onderdrukking ligt niet als een herculeswerk vóór ons, maar is ons reeds geschonken. De toekomst is al begonnen, dáár, tegenover ons. Wil je Israël, zijn heilige Schrift, zijn God uit de wereld hebben? Zeg dat dan eens hardop en vraag je af of je het meent. En leg ons uit waarom. En dan nog eens: meen je het echt, net als de Iraanse moellahs?
Veel Joden komen welsprekend op tegen het onrecht dat Israël wordt aangedaan door Hamas en zijn verrassende bondgenoten in de westerse politiek, academie en pers. Denk aan Hillel Neuer van UN Watch of aan de journaliste Melanie Phillips. Daarnaast zijn er stemmen als van de onvermoeibare Douglas Murray. Maar vanuit haar specifieke perspectief moet ook de kerk zich laten horen. Want kritiek blijft niet in de laatste plaats de zaak voor het christelijk geweten. Als factor die de kerken mogelijk remt, is er –naast bestuurlijke stroperigheid– het feit dat in modieuze theologie de neomarxistische vervanging van Israël door favoriete slachtoffercategorieën helaas geen zeldzaamheid is. Maar het is wat mij betreft ondenkbaar dat synodes en bisschoppen, bevangen in die dwaling, zich niet meer helder zouden durven uitspreken. Daarvoor is het de hoogste tijd.
Freek van Beetz schreef enkele dagen geleden in het online magazine OpinieZ : „We leven in een tijd dat je een vergelijking met de jaren dertig –de Godwin– niet meer uit de weg hoeft te gaan.” Net als Frits Barend in zijn columns in het Nieuw Israëlietisch Weekblad ziet hij hoe een oplaaiende Jodenhaat niet wordt weersproken, laat staan bestreden. Als genodigde bij de opening van het Holocaustmuseum in Amsterdam, zo schrijft hij, „besefte ik dat het antisemitisme in alle hevigheid is teruggekeerd en zich, naar ik vrees, voorgoed heeft genesteld in een voor mij sindsdien onherkenbaar Nederland”.
Gods bevrijding
De beklemming van die situatie gaat uiteraard ook de gemeente van Christus aan. Als het goed is, voelt ook zij als in een lijfelijk onbehagen hoe wezenlijk de verandering is. Er is een grens gepasseerd. Voorgoed, vreest Van Beetz. Ik moet denken aan de titel en het refrein van het pamflet dat ds. Jan Koopmans in november 1940 schreef: ”Bijna te laat”. Aanleiding was de door de bezetter aan ambtenaren en andere groepen ter ondertekening voorgelegde ariërverklaring. Die ondertekening werd maar hoogst zelden geweigerd. Er kwam een kerkelijk protest, dat wel, maar o zo voorzichtig. Daarom was het, zei Koopmans, bijna te laat. Wat de Duitsers met de Joden voorhadden, liet volgens hem niets te raden over: „Ze gaan eruit en ze gaan eraan.” Nog net niet te laat achtte hij het op dat moment voor een eendrachtig ”Nee!” tegen die plannen. De bazuin van de kerken moest daarbij geen onzeker geluid geven.
Die laatste eis geldt ook nu. We zijn er niet met een algemeen gehouden veroordeling van het antisemitisme als een moreel kwaad. En het gaat om meer dan de eerdere (overigens waardevolle) steunbetuigingen aan Joodse medeburgers. De blijvende eenheid van Christus met Zijn volk; dat volk als concreet signaal van Gods bevrijding; het antisemitisme als ergernis aan déze God, aan déze bevrijding; Zijn genade die al onze ergernis op zich toe liet lopen, al ons tegenstreven zal overwinnen – dat is de boodschap die de gemeente van Christus nu aan zichzelf, aan de Joden, aan de samenleving verschuldigd is. „Of het gelegen komt of niet”, om met Paulus te spreken.
Wie de vergelijking met de nazitijd te dramatisch of zelfs misplaatst vindt, verwijs ik nog eens naar de woorden van Freek van Beetz. Een kerk die het lijfelijk bestaan van de Joden, hun overleven, hun leven en hun vrede één verklaart met de zin van haar eigen bestaan, die haar lot aan het hunne verbindt, doet wat Koopmans deed: ze richt zich tot de gewetens. En net als toen is daarmee het authentieke karakter van de Nederlandse samenleving in het geding.
De auteur is emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland.