Is Nederland nog leefbaar voor Joden? „Moeten beeld niet laten bepalen door één rotte appel”
Joodse kinderen durven niet meer met een keppel over straat, struikelstenen worden uit de straat gewrikt en synagogen met hakenkruizen beklad. De link met de begindagen van de Tweede Wereldoorlog is snel gelegd. Wat vinden Joden zelf van die vergelijking?
„Sobibor begon in het Vondelpark. Met een bordje: Voor Joden verboden”, speechte de koning in 2020 tijdens de 4 mei-toespraak. „Het minste wat we kunnen doen is: niet wegkijken”, ging hij daarna verder. „Niet goedpraten. Niet uitwissen. Niet apart zetten. Niet normaal maken wat niet normaal is.”
Vier jaar later lijkt die toespraak relevanter dan ooit. Het antisemitisme tiert volgens het CIDI welig. De antisemitismemonitor spreekt van een „historisch dieptepunt” en „een explosieve toename” van het aantal incidenten tegen Joden. Wegkijken, goedpraten en apart zetten: het lijkt aan de orde van de dag.
De link met de Tweede Wereldoorlog is snel gelegd. „Nooit meer is nu”, klinkt het uit de monden van opiniemakers en politici als er zich weer eens aan antisemitisch incident heeft voorgedaan. Wij Nederlanders moeten niet nog eens wegkijken, lijken ze te willen zeggen. Niet nog eens onze Joodse medeburgers uitsluiten en apart zetten. Want voor je het weet is het te laat. Net zoals toen.
Propagandamiddel
Emile Schrijver, directeur van het Joods Cultureel Kwartier in Amsterdam, ziet een toename van het aantal mensen dat het antisemitisme van nu vergelijkt met de Jodenhaat van toen. Volgens hem wordt de Holocaust echter ook ingezet als politiek propagandamiddel „Aanhangers van de regering van Netanyahu doen het, maar pro-Palestinademonstranten maken er net zo hard gebruik van.”
„„Veel mensen ervaren de toegenomen onveiligheid als bedreigend en kunnen dat niet los zien van Holocaust” ” - Emile Schrijver, directeur Joods Cultureel Kwartier
Schrijver ziet weinig toegevoegde waarde in zo’n vergelijking tussen heden en verleden. „Het verzwaart een discussie die al zo zwaar is. Het maakt het gesprek over wat echt antisemitisch is en wat misschien nog wel gezegd kan worden, een stuk moeilijker.” Ook zijn de historische omstandigheden volgens hem nu totaal anders dan pakweg tachtig jaar geleden. „Met een goed functionerende rechtstaat vertrouw ik erop dat we vooralsnog in een andere realiteit leven.”
Toch snapt hij wel dat mensen de vergelijking trekken. „Veel Joden ervaren de toegenomen sociale onveiligheid als zeer bedreigend en kunnen dat niet los zien van het enorme trauma van de Holocaust.”
Ook waardeert hij de oproep van politici om niet weg te kijken. „Men wil primair waarschuwen voor het feit dat er iets ernstigs aan de hand is. Het is vooral een uiting van enorme zorg. Daar heb ik sympathie voor.” Toch kijkt hij liever vooruit dan terug. „Elke tijd vraagt om zijn eigen aanpak.”
Dat er sprake is van een toename van Jodenhaat staat voor hem als een paal boven water. Mogelijk is het volgens hem nog wat erger dan uit de rapportages van het CIDI naar voren komt. „Ik hoor steeds vaker van concrete voorbeelden uit mijn kennissenkring. Een deel van de Joden meldt de incidenten niet meer bij de instanties.”
Toch benadrukt hij dat er een verschil zit tussen feitelijke onveiligheid en ervaren onveiligheid. „De leuzen die demonstranten scanderen bij sommige pro-Palestinaprotesten zijn feitelijk gezien misschien niet antisemitisch, maar boezemen veel Joden wel angst in.”
Het gevaarlijke aan antisemitisme is volgens Schrijver dat het sluipenderwijs de publieke ruimte overneemt. „Kijk naar het optreden van het Jerusalem Quartet dat aanvankelijk geannuleerd werd. Of naar de universiteit in Groningen waar ”zionisten” niet welkom zijn bij demonstraties.” Met het gemak waarmee het bestaansrecht van Israël ter discussie gesteld wordt, heeft hij ook moeite. „Activisten stellen de diverse bevolking van Israël gelijk met haar regering en soms zelfs met terreurorganisatie Hamas. Dit terwijl veel Israëli’s erg kritisch zijn op Netanyahu. Die gelijkstelling vind ik zeer kwalijk.”
Rotte appel
„We moeten ons beeld niet laten verduisteren door de ene rotte appel die we tegenkomen”, vindt rabbijn Lody van de Kamp. Volgens hem is antisemitisme een fenomeen van alle tijden, hoewel er nu wel sprake is van een intensivering van het aantal incidenten. „Er wordt makkelijk gezegd dat Joden zich tegenwoordig onveiliger voelen in Nederland. Maar zijn ze het ook? Je onveilig voelen en daadwerkelijk bedreigd worden, zijn twee verschillende dingen.”
Volgens de rabbijn schiet de Joodse gemeenschap „snel in de slachtofferrol”. „Er is geen CIDI voor christenhaat en er wordt geen jaarlijks onderzoek gedaan naar incidenten tegen moslims.” Dat levert volgens Van de Kamp een vertekend en eenzijdig beeld op. „We moeten ons pas zorgen gaan maken als uit onderzoek blijkt dat antisemitisme er, vergeleken met de haat richting andere bevolkingsgroepen, aantoonbaar bovenuit steekt.”
Van de Kamp noemt het voorbeeld van de Stolpersteine die recent in Dordrecht gestolen werden . „Direct werd de link met antisemitisme gelegd. Maar op de dag van de diefstal waren er ook vrijwilligers in Weesp de Stolpersteine in hun buurt aan het oppoetsen. Dat gebeurt ook.”
Dat de huidige tijd op de jaren dertig van de vorige eeuw begint te lijken, is volgens hem dan ook tamelijk overtrokken. „We leven in een mooi land en kunnen als Joodse burgers vrij rondlopen. En als er nu wat ergs gebeurt, zitten we vanavond bij de minister-president aan tafel.”
Sowieso ligt de vergelijking tussen de huidige tijd en de Tweede Wereldoorlog volgens hem gevoelig in Joodse kring. „Een deel van de mensen zegt: van de Shoa moet je afblijven”, zegt Van de Kamp. Toen Netanyahu 7 oktober „de ergste Holocaust na de Holocaust” noemde, zorgde dat binnen de Joodse gemeenschap dan ook voor veel discussie. „De Shoa is zo uniek. Die is nergens mee te vergelijken, vinden sommigen.”
Vergelijking of niet, het maakt antisemitisme niet minder erg, zegt de rabbijn. „In de kern is het verzet tegen God, de Eeuwige. Jodenhaat is iets van alle tijden. Het hield zelfs niet op toen de oorlog voorbij was.” Hij refereert aan de terugkeer van Nederlandse Joden uit de concentratiekampen. „Die werden allesbehalve fatsoenlijk opgevangen. Ook toen was antisemitisme zichtbaar aanwezig in de maatschappij. Het ging gewoon door.”
„„De mensen zullen wel denken: daar heb je Lody van de Kamp weer met zijn moslims”” - Lody van de Kamp, rabbijn
Vanwege dat verleden is het volgens Van de Kamp extra belangrijk om in de huidige tijd alert te zijn op de uitsluiting van minderheden. „De kiem van de gaskamers werd gelegd door de steun van coalitiepartners aan een extreme partij.”
De rabbijn verwijst naar het nieuw te vormen kabinet, met daarin een belangrijke rol voor de PVV. „Zij hebben jarenlang geroepen dat moslims tweederangsburgers zijn. Ook deze partij krijgt steun. Ook daar moeten we ons tegen uitspreken. Juist als Joden.”
„De mensen zullen wel denken: daar heb je Lody van de Kamp weer met zijn moslims”, zegt de rabbijn lachend. „Maar als we zelf als Joden niet zo behandeld willen worden, moeten we ons ook voor andere Nederlanders uitspreken.” Daarnaast moeten minderheden volgens hem waken voor het isolement. „Het is heel comfortabel om een pro-Israëldemonstratie te organiseren waar je veilig met gelijkgestemden kunt optrekken. Maar dat gaat het antisemitismeprobleem niet oplossen.”
Wat dan wel helpt? „Realisme en respect”, vat de rabbijn samen. „We moeten erkennen dat er zowel in de politiek als in de maatschappij sprake is van een glijdende schaal.” Van de Kamp refereert aan de extreemrechtse oud-politicus Hans Janmaat die in de jaren tachtig als een van de eersten pleitte voor een asielstop. Hij werd veroordeeld wegens het aanzetten tot rassenhaat vanwege het gebruik van verkiezingsleuzen als ”Vol=vol” en ”Eigen volk eerst” en kwam daardoor in een politiek isolement terecht. „En kijk nu eens waar we staan. De PVV predikt precies hetzelfde, maar behoort inmiddels tot het centrum van de macht.”
Ook op sociale media kunnen mensen anoniem alles spuien, zegt Van de Kamp. „Alles moet gezegd kunnen worden vanwege de vrijheid van meningsuiting. We zijn onze grenzen kwijt.”
De rabbijn pleit voor een terugkeer naar fatsoen. „Uit respect voor onze gereformeerde buurman hing mijn Joodse moeder op zondag de was niet buiten. En de rector van onze christelijke school paste het schoolrooster zodanig aan dat wij als Joodse kinderen niet te veel lessen misten. Als we iets van die fatsoensnormen terugkrijgen, zie ik de toekomst zonnig in.”
Dooddoener
De Holocaust wordt er te pas en te onpas bijgehaald, vindt Judith Frishman, emeritus hoogleraar Joodse Studies. „”Nooit meer” is een betekenisvolle uitspraak. Het gaat over het stelselmatig uitroeien van een groep mensen om wie ze zijn. Als je die zin bij elk antisemitisch incident van stal haalt, wordt het een dooddoener.” Ook bemoeilijkt het volgens haar een echt gesprek over antisemitisme. „De Holocaust begon klein, zeggen mensen dan. Maar de Kristallnacht in 1938 was niet klein. De Joden hadden dat destijds snel door.”
Dat betekent niet dat er in Nederland niets aan de hand is, zegt Frishman. „Ik ben Amerikaans van geboorte en heb ook een Nederlands paspoort. Als mensen me in Nederland zouden aanspreken op wat er in de VS gebeurt, dan zou ik dat nog enigszins kunnen begrijpen. Maar nu word ik aangevallen om datgene wat er in Israël gebeurt. Dat is heel vreemd. Ik heb niet eens een paspoort van dat land.”
Een gebrek aan nuance is volgens Frishman een van de oorzaken van toenemend antisemitisme. „Tegenwoordig ben je een zionist of een antizionist. Dat Joden recht hebben op een thuisland, maar dat je tegelijkertijd kritiek kunt hebben op de regering, lijkt niet meer tot de opties te behoren.” De woede en agressie tegen Joden en Israël maakt Frishman ongerust. „Ik snap niet waar de heftige en eenzijdige verontwaardiging vandaan komt. En het maakt me nerveus.”
Die haat is er overigens niet alleen tegen Joden, zegt Frishman. „Ook moslims zijn vaak de dupe. Islamofobie wordt echt onderschat.” Wat haar betreft trekken gediscrimineerde minderheden samen ten strijde tegen dergelijk onrecht. „Zowel racisme als antisemitisme en islamofobie is een groot probleem in Nederland. Ze hebben ook veel overeenkomsten met elkaar, maar toch trekken we allemaal afzonderlijk van elkaar op. Dat werkt polariserend en is bovendien inefficiënt.”
Verder maakt Frishman zich zorgen over de normalisering van de cancelcultuur. „Recent nog ging op de UvA een lezing over de relatie tussen biologie en politiek niet door, omdat de twee wetenschappers er ‘verkeerde standpunten’ over Israël op na zouden houden. Dat vind ik heel laf en zwak. Het is een vorm van censuur. Jonge mensen moeten juist blootgesteld worden aan een heel breed scala aan meningen.”
„„Al jaren wordt onze synagoge beveiligd, maar denk je dat ik er daarom maar niet meer naar toe ga?”” - Judith Frishman, emeritus hoogleraar Joodse Studies
Volgens haar zwichten universiteiten en bedrijven onder de druk van protesten en de angst om negatief bestempeld te worden. „Wie maar genoeg lawaai maakt, krijgt vanzelf zijn zin. Dat vind ik beangstigend.” Frishman zelf blijft haar mening in ieder geval verkondigen „Al jaren wordt onze synagoge beveiligd. Maar denk je dat ik er daarom maar niet meer naar toe ga? Elke week komen we ondanks intimidatie en bedreiging bij elkaar. Dat vind ik mooi en hoopvol. We moeten ons niet laten leiden door angst.”