Kort na elkaar verschenen er twee boeken over de Tweede Wereldoorlog met illustraties van de bekendste tekenaars van dit moment. Ze zijn allebei op hun eigen manier een waardevolle toevoeging aan bestaande oorlogsliteratuur.
„Toen Blurry nog maar heel klein was, had hij op een keer verschrikkelijke zin om eens van de zorgen van zijn berenmoeder bevrijd te zijn en zelf iets van de grote wereld te ontdekken.”
Het is zondag 23 april 1944. In ”Het Achterhuis” schrijft Anne Frank een verhaal over een beer die even klaar is met de bemoeienissen van zijn moeder en van de vrijheid wil proeven. Misschien vertolkt Blurry Annes eigen gedachten. Het Joodse tienermeisje uit Amsterdam zit al bijna een jaar op haar onderduikplek aan de Prinsengracht. De buitenwereld lonkt, zeker op een mooie zondagmiddag, en zeker voor iemand die weinig bewegingsvrijheid heeft en zich overdag schuil moet houden voor vijanden.
Blurry is een van de „pennekinderen”, zoals Anne Frank de hoofdpersonen in haar verhalen noemt. „Ik ben een paar weken geleden begonnen om eens een verhaal te schrijven, iets dat helemaal verzonnen is en heb daar zo’n plezier aan gekregen dat m’n pennekinderen zich opstapelen”, schrijft ze op 7 augustus 1943. De verhaaltjes die ze tijdens de onderduikperiode schrijft, krijgen een plekje in een schrift. Ze gaan onder meer over Annes onderduikplek en over het Joods Lyceum – de school waar ze naartoe ging. Maar Anne schrijft ook sprookjes; ze noemt die „bedenksels”.
Het schrift met zo’n veertig verhalen blijft achter als Anne met haar familie nog weer een jaar later, op 4 augustus 1944, wordt opgepakt en naar Westerbork wordt getransporteerd.
Een paar uur nadat de Sicherheitspolizei de onderduikers heeft meegenomen, haast Miep Gies zich naar het Achterhuis. Daar treft de helpster dagboekpapieren aan. Ze brengt ze in veiligheid en redt daarmee niet alleen Anne Franks memoires, maar ook haar andere pennenvruchten. Tussen de geredde papieren zit, zo blijkt, het manuscript van een echte roman, ”Cady’s leven”.
Bonte verzameling
Wie al die verhalen –op acht na, die vanwege een wijziging in de auteursrechtwetgeving pas in 2033 kunnen worden gepubliceerd– wil lezen, kan zijn hart ophalen aan ”Pennekinderen. Verhaaltjes en gebeurtenissen uit het Achterhuis”. Gerenommeerde illustratoren maakten beelden bij deze verhalen van Anne Frank. Het levert een bonte verzameling op van verschillende illustraties en collages van onder anderen Thé Tjong-Khing, Charlotte Dematons en Maria van Lieshout, die de geesteskinderen van Anne Frank op papier tot leven wekten en daarbij naar hartenlust hun eigen stijl konden etaleren. Diverse illustratoren lieten de bedenkster van de verhalen zelf ook in hun werk figureren.
Behalve de verhalen en de vele illustraties bevat ”Pennekinderen” fragmenten uit het dagboek van Anne Frank. Van elke illustrator is ook een korte verantwoording opgenomen.
”Pennekinderen” is daarmee in dubbel opzicht een tijdcapsule: met enerzijds de herinneringen van Anne Frank, die zich geïnspireerd wist door een oproep van de toenmalige minister Gerrit Bolkestein (1871-1956) om oorlogservaringen op papier te bewaren, en met anderzijds de grootste en bekendste illustratoren van deze tijd.
„Net zoals Anne droomde ik van een andere wereld voor mezelf”, schrijft Malala Yousafzai, de Pakistaanse kinder- en vrouwenrechtenactiviste die in 2014 de Nobelprijs voor de Vrede won, in een kort voorwoord. Waarmee ze maar bevestigt dat oorlog en kinderdromen hand in hand gaan en dat de lonkende buitenwereld een universeel verlangen kan oproepen.
Indrukwekkende stripverhalen
Rond het moment waarop ”Pennekinderen” verscheen, organiseerde Kamp Westerbork een tijdelijke expositie met de titel ”Het onvoorstelbare verbeeld”. Tien stripauteurs uit binnen- en buitenland maakten daarvoor korte stripverhalen en graphic novels over de Holocaust en andere nazimisdaden. Hun werk kreeg een blijvende plek in het gelijknamige boek.
De tien verhalen vallen op door de wisselende illustratiestijlen –van graphic novel-achtige korte verhalen tot strips– die de zwarte bladzijden in de geschiedenis krachtig in beeld brengen. Er zijn beeldverhalen over een mobiele gaskamer, de razzia van Putten en over een muzikant die Kamp Auschwitz overleefde omdat hij in een kamporkest speelde.
De verhalen zijn stuk voor stuk indrukwekkend. De auteurs wisten in hun kenmerkende stijlen –soms zwart-wit en bijna macaber, soms kleurrijk en minimalistisch– het indringende verhaal van vernietiging en verzet in beeld te brengen.
De boodschap van ”Het onvoorstelbare verbeeld” beperkt zich niet tot de oorlogsjaren, zo wordt duidelijk in de bijdrage van de Joodse stripmaker B. Carrot. In ”Niet in mijn achtertuin” verbindt Carrot de geschiedenis van Kamp Westerbork met de huidige vluchtelingenopvang in Ter Apel. Kamp Westerbork zou in eerste instantie in de buurt van Elspeet worden gebouwd, maar werd na bezwaren vanuit het Koninklijk Huis verplaatst naar Drenthe: de Oranjes zouden de vluchtelingen niet dicht bij Paleis Het Loo gehad willen hebben.
Haar boodschap –dat onbarmhartigheid ten opzichte van een bevolkingsgroep klein kan beginnen, maar grote gevolgen kan hebben– maakt het boek tijdlozer, al blijft het altijd spannend om rechtstreekse verbanden te leggen tussen de Tweede Wereldoorlog en onze tijd.
Rol van de verbeelding
De historische verantwoording na elke bijdrage, inclusief verwijzingen naar geraadpleegde bronnen, geeft de verhalen in ”Het onvoorstelbare verbeeld” extra gewicht en benadrukt nog eens hoeveel pijn er geleden is tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Achter in het boek is een lezenswaardig hoofdstuk opgenomen over de ontwikkeling en rol van visualisatie en verbeelding rondom dit zwarte hoofdstuk in de menselijke geschiedenis. Die toevoeging heeft meerwaarde – niet het minst omdat het laat zien hoe illustraties het beeld dat we van onze geschiedenis hebben bepalen.
Pennekinderen, Anne Frank e.a.; uitg. Rubinstein; 252 blz.; € 39,99
Het onvoorstelbare verbeeld, Kees Ribbens e.a.; uitg. Scratch Books; 128 blz.; € 27,50