Zomerschool: sociologie is stoffig én spannend
Hoe komt het dat bewoners in sommige stadswijken zich onveilig voelen, terwijl de criminaliteitscijfers laag liggen? Een socioloog wil antwoord op die spannende vraag, maar denkt ook na over beleid, met stoffige termen als top-down en bottom-up. Ik denk zelf mee tijdens een college in Utrecht.
Als tiener werkte ik bij een doe-het-zelfwinkel in Rotterdam-Kralingen. Ik verbaasde me regelmatig over de veelkleurigheid en diversiteit in deze stadswijk. Krakkemikkige studentenkamers, grijze portiekflats en dure herenhuizen aan de Kralingse Plas: ze zijn allemaal te vinden op loopafstand van de winkel. Het ene moment heb je een student aan de kassa voor een rol tape. Even later een bakfietsvader voor een flesje gootsteenontstopper. Daarachter in de rij staat een zestiger op zoek naar een blikje lak voor zijn sloep. De vraag hoe mensen in dit soort wijken met elkaar samenleven is voer voor sociologen, maar dat besefte ik toen nog niet.
Na het vwo was sociologie voor mij niet direct een optie. De studie bleef iets te abstract, vond ik. Het leek een onoverzichtelijke brij van onderwerpen, zonder al te veel samenhang. Bij sociale geografie vond ik die structuur wel. De kapstok is daar ruimte. Alle onderwerpen worden bekeken door een ruimtelijke bril. Door die bril leerde ik kijken tijdens mijn opleiding tot sociaal geograaf in Utrecht.
In mijn journalistenwereldje komt sociologie regelmatig voorbij. Vrijwel dagelijks staan in de krant typisch sociologische onderwerpen. Uitdagingen op het gebied van migratie, huisvesting en ongelijkheid. Maar ook de invloed van thuiswerken op de werk-privébalans bijvoorbeeld. Heb ik destijds toch de verkeerde studiekeuze gemaakt? Over die vraag mijmer ik in de trein van Kampen richting Utrecht. Terwijl het weidse landschap van de provincie Flevoland met haar grote grazers aan me voorbijtrekt. Het publiek in het treinstel is jong en zomers gekleed. De beeldschermen zijn alomtegenwoordig.
Van Utrecht Centraal zoef ik in tien minuutjes per tram naar campus Utrecht Science Park – zoals De Uithof tegenwoordig heet. Dat is een verademing vergeleken met zo’n tien jaar geleden. Toen zaten mijn medestudenten en ik minimaal twintig minuten in bus 12. Als haringen in een ton. Ter hoogte van halte De Kromme Rijn stapt een vijftal controleurs in gele hesjes de tram in. Een studente mag haar blikje Red Bull niet verder opdrinken. Het gespreksonderwerp van een groepje studenten in de tram: de voor- en nadelen van het dragen van een rok door heren.
Familiesociologie
Voor een van de universiteitsgebouwen spreek ik af met Mirjam Melse (23). Ze volgt de premaster sociologie en deze middag staat voor haar het laatste hoorcollege van dit cursusjaar op de agenda. Het gaat over beleid en politiek. „Helaas heb ik geen colleges meer van het vak familiesociologie. Dit is iets saaier en stoffiger”, lacht Mirjam.
Studenten druppelen de collegeruimte binnen. Dr. Mathijs Kros –zwart T-shirt– staat klaar om van wal te steken. Mirjam fluistert dat dit het laatste college is voor het tentamen van morgen. „Ik moet dus goed opletten.” Het is volgens de twintiger verstandig om naar alle colleges te gaan. „Er is geen aanwezigheidsplicht, maar de bijeenkomsten worden niet altijd opgenomen.” Mirjam rondde vorig jaar de hbo-opleiding communicatie af. „Op het hbo kon je zes weken lang rustig aan doen om vervolgens hard te blokken voor het tentamen. Hier moet ik de stof echt bijhouden. Dat vraagt discipline.”
Assistent-professor Kros (33) legt uit waar hij is gebleven in de collegeserie. Hij doceerde eerder over beleidsformulering en beleidsvorming. Vandaag gaat het over besluitvorming en implementatie. Een jongeman voor mij nipt intussen aan een flesje cola. De dames in de rij achter mij veroorzaken aardig wat ruis met hun gegiebel. De docent gaat stoïcijns door. Hij toont krantenkoppen die laten zien dat beleid niet altijd uitpakt zoals gehoopt. Een kop in de Volkskrant van 17 april 2018 luidt: Het integratiebeleid van het vorige kabinet is faliekant mislukt. De journalist is van mening dat het kabinet een te grote nadruk legde op de eigen verantwoordelijkheid van vluchtelingen. Dat die aanpak „faliekant mislukt” is, blijkt volgens hem uit „ontluisterende” CBS-cijfers. „Van de asielmigranten met een verblijfsvergunning heeft na twee jaar slechts 11 procent een betaalde baan gevonden.”
Volgens Kros zitten er veel gradaties tussen faliekant mislukt en helemaal gelukt. Hij illustreert de theorie aan de hand van een voorbeeld uit zijn eigen onderzoek naar jonge daders van geweldsdelicten in Amsterdam. Twintig minuten na aanvangstijd komt er nog een student binnenvallen. Er zijn genoeg plaatsen vrij.
Kritische noot
De studenten tikken en schrijven ijverig mee, als Kros uitlegt dat er twee manieren zijn om beleid te maken. Top-down en bottom-up. De eerste benadering gaat uit van een plan met vastgestelde doelen. Achteraf wordt aan de hand van deze doelen geëvalueerd of het plan is gelukt. „Bij deze vorm wordt weinig aandacht besteed aan de praktijk van uitvoering”, luidt de kritische noot van Kros. De benadering die uitgaat van bottom-up is een tegenbeweging. Die neemt de dagelijkse praktijk als vertrekpunt. Het beleid komt grotendeels tijdens de uitvoering tot stand.
Na een korte pauze pakt Kros de draad weer op. Hij toont een interview waarin voormalig onderwijsminister Arie Slob kritisch bevraagd wordt op de coronamaatregelen in het onderwijs. Hij zou te weinig sturing hebben gegeven en verantwoordelijkheden te makkelijk doorgeschoven hebben naar schoolbesturen. Slob: „Ik vind dat politici niet moeten denken dat ze van bovenaf met blauwdrukken alles kunnen bepalen in een sector waar heel veel professionals zijn die eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen. Daar moet je ruimte voor laten.”
Kros ziet ook de gevaren van te veel sturing. „Jonge huisartsen kampen met veel administratieve lasten. De verplichte terugkoppeling naar de overheid ontneemt hun soms het werkplezier. Een deel van de jonge huisartsen kiest daardoor zelfs voor een andere baan.” Volgens Kros is het niet mogelijk en wenselijk om uitvoerders van beleid volledig te controleren. „Geef beleidsuitvoerders de ruimte en besef dat de praktijk zich niet volledig in regels laat vastleggen. Bureaucratie ligt anders op de loer.”
De assistent-professor is een halfuurtje eerder dan gepland door zijn stof heen. De vertrekkende studenten krijgen nog wat tips mee voor het tentamen van morgen. „De toets bestaat uit acht open vragen. Een deel van de vragen zijn casussen waarbij jullie zelf de lesstof moeten gebruiken voor de beantwoording.” De aanwezigen knikken begrijpend.
Kruisje
Als Mirjam naar de uitgang loopt, wijst ze op een student met een kruisje om zijn nek. „Ik tref niet vaak andere christenen in de collegebankjes, maar ik vind het interessant om mensen te spreken die nog nooit met het geloof in aanraking zijn gekomen. Ik probeer te vertellen dat ik christen ben en in God geloof. Vaak hebben medestudenten een verkeerd beeld van christenen, alsof ze niets zouden mogen. Dat stigma probeer ik te ontkrachten. Vaak krijg ik dan de ruimte om te vertellen over hoe ik als christen in het leven sta.”
Met een hoofd vol nieuwe indrukken, stap ik de tram weer in. Ik concludeer dat sociologie een boeiend vak is, maar mijn haper blijft. De ruimtelijke bril is voor mij te waardevol om af te zetten.