Spelen op 60 meter hoogte
Niet te snel, niet te langzaam, maar ook niet te hard. Iets meer dynamiek graag. Het spelen op een beiaard valt niet mee, zo blijkt uit een les die conservatoriumstudent Casper Struijk (18) krijgt op het instrument in de Onze Lieve Vrouwentoren in Amersfoort.
Tinge-tinge-tinge-tinge-ting. Het geluid van beierende klokken klatert deze zomerse dag over de oranje daken van de historische binnenstad van Amersfoort. Een muziekkenner herkent in de klanken de Rotation van de Canadese componist Gary White. Het is een toccata-achtig stuk dat bestaat uit vijf pagina’s met louter snelle, zestiende noten.
Plots stopt de muziek. Na een halve minuut wordt een deel van de compositie herhaald. Oplettende wandelaars vragen zich waarschijnlijk vertwijfeld af of de beiaardier wel goed wakker is. Ze hebben geen flauw vermoeden van wat zich boven in de toren afspeelt.
Daar, op 60 meter hoogte, zit Casper Struijk uit Rijssen te zweten achter de speeltafel. Vliegensvlug gaan zijn losjes gebalde vuisten over de houten stokken van het klavier. Met zijn voeten bedient hij de pedalen. Zijn hoofd is rood van inspanning. Links naast hem staat de doorgewinterde beiaardier Christiaan Winter, die hem lesgeeft. Rechts achter hem bevinden zich twee andere studenten en een journalist.
Die laatste, dat ben ik. Ooit studeerde ik voeding en gezondheid. De kennis die ik daar opdeed, gebruik ik nu bij het schrijven van artikelen over gezondheid. Het werk bij de krant bevalt me uitstekend, maar als ik me zou laten omscholen, zou dat zomaar iets met muziek kunnen worden. Orgelspelen is namelijk een grote hobby van me. En beiaardspelen lijkt me ook wel wat.
De speeltafel bevindt zich in een glazen cabine. Dit voorkomt gehoorproblemen, die anders geheid ontstaan bij langdurige blootstelling aan het daverende klokgelui.
„Je begint te snel”, waarschuwt Winter nadat Casper de Suite II voor luit van Johann Sebastian Bach heeft gespeeld. „Je polsen moeten vooruitwijzen, met de melodie mee”, instrueert hij verder. Even later: „De zestiende noten vallen een beetje voorover.”
Als het muziekstuk besproken is, pakt Casper uit zijn map een volgend werk: de Sarabande, eveneens van Bach. De compositie moet volgens Winter klinken alsof een „dominee iets serieus gaat vertellen”. Het openingsakkoord klinkt inderdaad statig en wordt gevolgd door een paar snelle noten.
De conservatoriumstudent wil daarna de Gigue van Bach pakken. Maar Winter zegt dat hij dat stuk omwille van de tijd volgende week mag spelen, tijdens de volgende les. Casper heeft elke dinsdag een praktijkles van een uur. Theorielessen volgt hij elders: op het conservatorium in Rotterdam en in Utrecht.
Nu is de Adagio in D aan de beurt, een compositie van Wolfgang Amadeus Mozart. Casper speelt het stuk vlot, wat hem op commentaar komt te staan. „Hallo! Het moet in adagio”, zegt Winter streng. De omstanders aankijkend: „Er zit veel energie in deze jongen.”
Intussen laat een hooiwagen –een spin met lange, slanke poten– zich via een draadje naar beneden zakken, tot bijna op de schouder van Casper. Dennis, een van de studenten en afkomstig uit Hengelo, steekt er een stokje voor en neemt de achtpotige mee naar buiten de cabine. „Het lijkt hier wel de ark van Noach”, grapt Winter. Even later landt een andere spin op Caspers schouder. De jongeman merkt er echter niets van, zozeer is hij geconcentreerd op de muziek.
De Adagio is een rustig stuk, maar bevat wel een paar snelle loopjes en een triller, een versiering die bestaat uit een snelle afwisseling tussen de hoofdtoon en de toon erboven. De mechaniek van de speeltafel rammelt luid als Casper de triller uitvoert. „Houd voldoende contact met de toets”, adviseert Winter. „Nu klinkt het alsof je met sneeuwballen gooit”, omschrijft hij beeldend het losse spel.
De techniek beheerst Casper vrij goed. Daarom gaat de meeste aandacht van Winter uit naar het muzikale aspect van het spel. „Let op de bogen”, zegt hij, doelend op de gebogen lijnen boven de noten die samen een zin vormen. „Pa-di-da-di-dam”, zingt de docent, terwijl hij licht vooroverbuigt en met zijn handen een golvende beweging maakt.
Na een uur zit de les erop. Winter is tevreden over de vorderingen van de eerstejaarsstudent. „Hij doet het al best goed”, zegt hij tegen de omstanders. Dennis, die in het zesde jaar van de opleiding zit en binnenkort examen gaat doen: „De Rotation speelde ik pas in het eerste jaar van mijn master.”
Caspers beurt is voorbij. Nu mag Hans –een vijftiger uit Oude-Tonge– en daarna Dennis. Hun jonge medestudent stapt van de beiaardbank af, pakt zijn map en verlaat de cabine.
Buiten, op de omloop rond de toren, is het uitzicht fenomenaal. De huizen lijken uit Madurodam te komen, de mensen uit Legoland. Meest in het oog springend is de Sint-Joriskerk, circa 300 meter verderop. Een slechtvalk scheert rakelings en luid roepend voorbij.
Casper en ik stappen de toren in. Via een stenen wenteltrap dalen we af. De gang is niet verlicht en daarom deels aardedonker. Op sommige plekken kan licht door kleine raampjes naar binnen piepen.
Vanaf de toren lopen we richting de Nederlandse Beiaardschool. Het historische pand waarin deze opleiding gevestigd is, ligt aan het Grote Spui, op 450 meter loopafstand.
Casper heeft normaliter les op een beiaard in de school. Daar kan hij ook ongestoord oefenen, zonder dat de hele stad meeluistert. Er mag bovendien niet langer dan vier uur per week op de beiaard in de Onze Lieve Vrouwetoren worden gespeeld, zo is met de gemeente afgesproken. Anders gaan mensen klagen. Dat er deze les in de toren werd gespeeld, betekent dat er komende zaterdag zeker een uur van de speeltijd afgaat.
Boxjes
In de beiaardschool staan meerdere instrumenten, waaronder een imitatie van de speeltafel van de beiaard in de toren. De toetsen zijn aangesloten op een digitaal systeem. Via boxjes klinken geluidsopnames van de echte beiaard.
Het klavier speelt licht, merk ik als ik er een melodie op probeer te spelen. Zaak is de houten stokken diep genoeg naar beneden te drukken, anders komt er geen geluid uit. De toetsen zijn aanslaggevoelig: hoe harder de speler ze aanslaat, hoe harder het geluid.
De beiaard is een typisch Nederlands en Vlaams instrument, legt Casper uit. „De beste plekken ter wereld voor beiaardles zijn Amersfoort en het Belgische Mechelen. In de Verenigde Staten zijn ook beiaarden te vinden, maar dat zijn er verhoudingsgewijs veel minder dan in Nederland.” Alleen Amersfoort telt al vier beiaarden, waaronder twee in de Onze Lieve Vrouwetoren, eentje in het Belgenmonument en een automatisch bediende in de Sint-Joriskerk.
Muziek voor beiaard bestaat voornamelijk uit bewerkingen van composities die voor andere instrumenten zijn geschreven. Het bewerken van literatuur voor beiaard werd in de jaren zestig popu- lair in Nederland, waarschijnlijk mede dankzij de oprichting van de Nederlandse Beiaardschool in 1953.
Bij de opleiding leren beiaardiers alle muziekstijlen spelen, van klassiek tot pop. „Vaak begin ik een concert met oude muziek en eindig ik met eigentijdse muziek”, vertelt Casper, die sinds kort plaatsvervangend beiaardier is in Amersfoort.
Dan komt Hans de ruimte binnen. Zijn les zit erop. Met een bak koffie puft hij uit. Beiaard spelen is leuk, maar ook vermoeiend.