Zomerschool: een les vol kaartjes
Aardrijkskunde gaat bijvoorbeeld over zeebevingen, demografische druk, gentrificatie en de Big Mac-index. Het is een breed vak. En studenten die het willen doceren moeten zelfs verstand hebben van ingewikkelde software, blijkt tijdens een les geografische informatiesystemen.
Of het op de basisschool tienen voor topo regende, weet ik niet meer. Maar het zullen vast geen onvoldoendes zijn geweest, want topografie en andere deelterreinen van de aardrijkskunde interesseren me al van jongs af aan. Atlassen doorbladeren, landkaarten bekijken en globes bestuderen; ik doe het met genoegen.
Naast Nederlands en biologie was aardrijkskunde ook op de middelbare school favoriet. Met de inschrijving voor de opleiding journalistiek koos ik na de examens voor m’n geliefde moedertaal. Maar de wetenschap die zich bezighoudt met „d’ aard en alles wat zij geeft, met al wat zich beweegt en leeft” is me altijd blijven boeien.
Het zit wellicht in de genen, die voorliefde voor aardrijkskunde – mijn vader heeft z’n hele werkzame leven voor het Kadaster gewerkt. Geen van z’n kinderen is in zijn voetsporen getreden, maar op deze zonnige maandag ga ik toch eens aan het vak ruiken. Op hogeschool Windesheim woon ik een les geografische informatiesystemen bij. Daarbij leren studenten geografische kaarten te combineren met allerlei meetresultaten.
Harbrinkhoek
In het lokaal zitten zo’n twintig tweedejaarsstudenten die de opleiding docent aardrijkskunde volgen. Er zijn twee docenten aanwezig. Theo Peenstra heeft de leiding, David Pijpaert heeft meer de rol van commentator. Hij weet veel van de software die bij dit vak veel gebruikt wordt. Met ArcGIS kun je kaarten maken waarop geografie wordt gecombineerd met informatie die de gebruiker zelf aanlevert.
„Deze les beginnen we met jullie presentaties; daarna gaan we verder waar we vorige keer gebleven zijn”, begint Peenstra. Twee studenten, Mats en Mark, treden naar voren. Een van beiden koppelt zijn laptop aan het digibord. Op het scherm verschijnt een presentatie over Harbrinkhoek, een dorpje dat dicht bij Almelo ligt.
Mats en Mark hebben onderzocht in hoeverre de inwoners van het Twentse plaatsje overlast ervaren van de jaarlijkse carnavalsviering. Ze zijn met vragenlijsten naar het dorp gegaan, hebben bij inwoners aangebeld en vragen gesteld. De gegevens die ze verzamelden, hebben ze verwerkt in informatieve kaartjes.
Op een scherm verschijnt een plattegrond van het dorp, met rode, oranje, gele en groene stippen. Groen betekent dat de bewoner die daar woont geen overlast ondervindt; rood staat voor heel veel hinder. De studenten hebben per straat bewoners van vijf huizen geënquêteerd, om te zorgen voor een gelijkmatige spreiding. Peenstra prijst hen om die aanpak. Na een enkel kritisch vraagje is het tijd voor de volgende presentatie.
Kleurkeuze
Waarom krijgen aardrijkskundedocenten in spe les in geografische informatiesystemen? Onderzoek doen, met vragenlijsten het land door, informatieve kaartjes maken; dat is toch meer iets voor een journalist? Peenstra legt tijdens een koffiepauze uit: „Dit vak is vooral bedoeld om het hbo-denkniveau te stimuleren. Onderzoek doen en kritisch leren denken, dat zijn vaardigheden die iedereen met een hbo-diploma moet leren. Wat je ziet is niet altijd wat het lijkt. Voor een docent aardrijkskunde is het daarbij belangrijk dat hij beseft dat er achter ieder kaartje bepaalde data zitten. Wat je in de atlas aantreft, daarvoor is veel onderzoek en meetwerk gedaan.”
Volgens Pijpaert kan een programma als ArcGIS tegenwoordig ook in lessen op de middelbare school worden gebruikt. Tijdens een projectweek bijvoorbeeld. „Daarom moeten wij toekomstige docenten enigszins laten weten hoe het werkt.”
Hoe staat het er trouwens voor met het vak aardrijkskunde? Is er veel interesse in de studie? „De afgelopen jaren startten er hier jaarlijks zo’n dertig à veertig studenten”, vertelt Peenstra. „Een kleine helft valt tijdens de studie af.”
Door het toenemende lerarentekort merkt de docent dat er vanuit het werkveld steeds harder aan studenten wordt getrokken. „Sommigen krijgen tijdens de studie een baan aangeboden. Maar wij raden ze sterk af om daarop in te gaan. Als je in het onderwijs aan het werk gaat, loop je veel studievertraging op. We hebben zelfs een tiendejaarsstudent gehad. Dat moet je niet willen.”
Staphorst
Als de koffie op is, is het tijd voor de derde presentatie. Een tweetal heeft in Staphorst onderzocht hoe de duurzaamheidsvlag er in het Overijsselse dorp bij hangt. Schaffen huizenbezitters zonnepanelen aan? Waarom wel of niet? Hoe is hun consumptiegedrag? Waarom hebben ze dat al of niet aangepast?
Een van de twee studenten, Martin Slager, woont in Staphorst. Hij en zijn studiegenoot zijn in de avonduren langs de deuren gegaan, met vragenlijsten in de hand. De een ging naar een nieuwe buurt met wat meer jeugdige CU-stemmers, de ander naar een jaren 60-wijk waar overwegend SGP’ers wonen. In totaal werden 52 enquêtes afgenomen.
Aan de kaartjes die de studenten tonen, is te zien: Staphorsters zijn niet dol op zonnepanelen. De weinigen die ze wel op het dak hebben liggen, kozen daar om financiële redenen voor, of de woningbouwvereniging maakte voor hen de keuze.
„Er is een uitzondering, en dat is deze”, zegt Martin, terwijl hij naar de volgende dia klikt. Een foto van een huis met reusachtig veel zonnepanelen verschijnt op het scherm. „Hier woont de enige GroenLinksstemmer van de wijk.”
Achteraf heeft Peenstra één opmerking: „Sommige kaartjes in jullie presentatie waren niet helemaal noord-georiënteerd.” Ofwel: de bovenzijde van de kaartjes was niet altijd de noordzijde. Een medestudent concludeert: „Nou, als dat de enige kritiek is, dan heb je het gewoon heel goed gedaan.”
Na een applaus en een tweede koffiepauze volgen er nog vier presentaties. Over parkeerproblematiek bij een Apeldoornse school, over de onderhoudsstaat van huizen in de binnenstad van Zwolle, over veiligheid in een Zwolse nieuwbouwwijk, en over toerisme in de Weerribben-Wieden. Laatstgenoemde onderwerp werd voor verschillende opdrachtgevers onderzocht.
„Ik heb me gigantisch verkeken op de duur van jullie presentaties, dus we komen niet meer aan deel twee van het college toe”, verontschuldigt Peenstra zich na drie college-uren. Nadat Pijpaert wat tips voor een goede afronding van de onderzoeken heeft gegeven, verlaten de studenten het lokaal en zit mijn kennismaking met de opleiding tot docent aardrijkskunde erop. De materie boeide me. Misschien wel juist omdat deze zo veel raakvlakken heeft met het werk van een journalist.
Basisschoolrapport
Na het urenlange kaarten kijken wil de hoogmoedige kleuter in mij toch graag weten of hij ooit een tien voor topo haalde. Op een zaterdagochtend graaf ik daarom in verhuisdozen naar m’n basisschoolrapport. Het schriftje vertelt me dat ik gedurende drie jaren van topografietoetsen alleen in de laatste periode van groep 8 gemiddeld een 10 scoorde. Zodoende begin ik daarna met een licht triomfantelijk gevoel dit artikel te schrijven.
Over schrijven gesproken, voor dat vak haalde ik nooit hoger dan een 7,5.