Kleinere veestapel is in het belang van de boeren
De problemen in de landbouwsector kunnen alleen worden aangepakt als we in Nederland minder dieren houden, betoogt Talitha Koek.
De Nederlandse landbouw is de meest innovatieve van de wereld. We produceren zeer efficiënt en voorzien de wereld van hoogwaardige voedselproducten. De Nederlandse landbouwsector is echter ook ziek: veel boeren leven onder de inkomensgrens en kunnen vaak nauwelijks rondkomen.
Door het afschaffen van het melkquotum zijn er zo’n 200.000 koeien bij gekomen. Daardoor staat de melkprijs onder druk. In de varkenssector verkeren veel boeren al jaren op het randje van een faillissement.
Mestoverschot
Naast de problemen voor de boeren zelf is de milieu-impact van de sector groot. Die is verantwoordelijk voor 12 procent van alle Nederlandse CO2-uitstoot.
Een koe stoot jaarlijks 9 ton CO2 uit, vooral in de vorm van methaan. Dit is net zo veel als een gemiddelde auto. Door het hoge aantal koeien en varkens is er te weinig landbouwgrond om alle mest op uit te rijden. Het mestoverschot zorgt ook voor de uitstoot van veel broeikasgassen.
De intensieve veehouderij zorgt verder voor gezondheidsschade bij Nederlanders, door de uitstoot van onder andere ammoniak en fijnstof. Schadelijke stoffen uit de landbouw bedreigen ook de natuur en biodiversiteit. Veel veevoer halen we uit Zuid-Amerika. De teelt hiervan heeft ook daar schadelijke gevolgen voor het milieu.
Boereninkomen
Ondertussen heeft Nederland wél het klimaatverdrag van Parijs ondertekend. Dit betekent dat de CO2-uitstoot in alle sectoren, ook die van de landbouw, flink moet worden teruggebracht.
Vaak wordt de oplossing gezocht in het verbeteren van de efficiency, maar dat draagt lang niet altijd bij aan de gewenste duurzaamheid. Integendeel. Ondanks alle efficiencymaatregelen neemt de totale uitstoot van broeikasgassen toe en gaat het inkomen van boeren alleen maar achteruit.
Subsidies voor mestvergisters zetten geen zoden aan de dijk, maar verergeren de problematiek. Ze stimuleren de verdere intensivering van de melkveehouderij, met alle gevolgen daarvan voor natuur, milieu én het boereninkomen. Ook gaan veel efficiencymaatregelen ten koste van het dierenwelzijn. De plofkip was daar een bekend voorbeeld van.
Deltaplan
De meest effectieve oplossing is het verminderen van het aantal dieren. De koe is een van de grootste ‘klimaatkonijnen’. Daarom moet het aantal koeien, maar ook het aantal varkens en kippen in Nederland flink omlaag, om de klimaatdoelstellingen van Parijs te kunnen halen.
Stoppende boeren verkopen de productierechten nu nog door aan de buurman. De overheid zou hiervoor een opkoopsysteem kunnen regelen of, nog beter, samen met de sector afspraken kunnen maken over manieren om het aantal dieren te verminderen.
Ook zou het goed zijn als de overheid, samen met de landbouwsector, een deltaplan voor de toekomst zou maken. Een toekomst waarin boeren een goede boterham verdienen en kwaliteitsproducten maken met oog voor het dierenwelzijn en het milieu. Een toekomst ook waarin we onze hoogwaardige landbouwkennis exporteren naar landen waar die kennis nog nauwelijks aanwezig is.
Rentmeesterschap
Het is zaak dat de politici die onderhandelen over het nieuwe kabinet hier werk van maken. Met name CDA en ChristenUnie aarzelen om ingrijpende maatregelen te nemen in de landbouwsector. Maar juistde boeren in hun achterban zijn gebaat bij een effectief landbouwbeleid waarin er aandacht is voor milieu én een goed verdienmodel voor boeren.
De meerderheid van de CDA-achterban (58 procent) en de CU-achterban (63 procent) maakt zich zorgen om de klimaatverandering, blijkt uit onderzoek van het Amsterdamse marktonderzoeksbureau Motivaction. Het getuigt van goed rentmeesterschap als de onderhandelaars deze zorgen serieus nemen.
De auteur is woordvoerder landbouw bij Natuur & Milieu.