Gerberakwekerij De Zuidplas gebruikt steeds minder pesticiden
Nederlandse bloemenkwekers zetten grote stappen in het terugdringen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Maar Wageningse onderzoekers zien nog wel ruimte voor verbetering.

Een recent artikel in het RDMagazine waarin snijbloemen werden afgeschilderd als „gifbommetjes” deed het nodige stof opwaaien in de bloemensector. Meerdere telers reageerden verbolgen, omdat bloemen volgens hen heel veilig zouden zijn. Kwekerij De Zuidplas in Moerkapelle nodigde de verslaggevers van het Reformatorisch Dagblad uit om een kijkje te komen nemen bij het bedrijf. Daar ging de krant op in.
De gerberakwekerij claimt voor 99 procent gebruik te maken van biologische gewasbescherming. Waarom geen 100 procent? „Er zijn heel veel verschillende insecten die schade kunnen veroorzaken”, legt mede-eigenaar Rik Paul uit in de kantine van de kwekerij. „We proberen die biologisch te bestrijden met natuurlijke vijanden. Er ontstaat dan een evenwicht tussen nuttige en schadelijke insecten. Maar soms is het toch nodig om in te grijpen met chemische middelen.”
Plaagdieren kunnen behoorlijk agressief zijn, vult Henk van Daalen van brancheorganisatie Glastuinbouw Nederland aan. „Als je helemaal niet kunt ingrijpen, kan het zijn dat je je halve oogst verliest als het tegenzit. Economisch gezien gaat dat gewoon niet.”

Roofwants
In de kas wordt duidelijk hoe biologische bestrijding werkt. Op een metalen frame, een paar meter boven de grond, staat een rij planten. Een plant met grote, harige bladeren is koningskaars. Hierop voeden zich de larven van ”Dicyphus errans”, een roofwants die aast op schadelijke insecten zoals witte vlieg en trips. De wants kan bovendien nectar snoepen van de paarse en witte bloemetjes van schildzaad, een andere plant op de stellage.
Op palen in de kas hangen roodbruine capsules. Daarin zitten verwarringsferomonen, legt mede-eigenaar Juriaan Weerheim uit. De reukstoffen zorgen ervoor dat mannetjes en vrouwtjes van de Turkse mot, een berucht plaaginsect, elkaar niet kunnen vinden en zich dus niet kunnen voortplanten.
De onderkant van het blad van een gerberaplant zit vol witte vliegen. De kwekers hebben in de plant zakjes gehangen met ”Encarsia formosa”, een sluipwesp van circa een halve millimeter groot. Het diertje is een natuurlijke vijand van de witte vlieg.

Tussen de witte vliegen op het blad kruipt een glimmend zwart kevertje. Dit is ”Delphastus catalinae”, een roofkever die smult van de eieren en larven van de witte vlieg.
Gerbera’s hebben niet alleen te lijden onder vraatzuchtige insecten, ook schimmels vormen een bedreiging. Met name fusarium kan hardnekkig zijn, zegt Paul. „Deze schimmel kunnen we in de gerberateelt goed preventief bestrijden door te zorgen dat we altijd schoon en ontsmet water gebruiken. Daarnaast zetten we nuttige schimmels in, die concurreren met fusarium qua voeding en qua plek waar ze graag zitten.”

Duurzaam product
Een goede plantweerbaarheid is belangrijk om ziekten en plagen te voorkomen, stelt Weerheim. „Dat is bij mensen ook zo. Als je goed eet en op tijd je rust pakt, ben je minder vatbaar voor ziektes.” Hoe ze ervoor zorgen dat planten een goede weerstand hebben? „In de winter belichten we planten met ledverlichting. Dat doen we meer dan vroeger. We zien dat planten daardoor gezonder de winter uit komen dan pakweg tien jaar geleden.”
Kwekerij De Zuidplas krijgt geen cent beloning van de overheid voor het feit dat ze grotendeels met biologische middelen werken. Waarom kiezen de kwekers toch voor deze werkwijze? Paul: „Onze motivatie is met name dat we graag een natuurlijk evenwicht hebben tussen plaagdieren en bestrijders. Chemische stoffen dienen puur ter correctie. Dus het gaat ons om het leveren van een duurzaam product.”

Wat volgens Paul ook meespeelt, is dat steeds meer middelen wegvallen, die het college voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) op basis van de nieuwste inzichten niet langer als veilig beschouwt. „Dus we kunnen ook niet meer werken zoals we het tien jaar geleden deden. Gelukkig hoeft dat voor ons ook niet.”
Tegenwoordig gebruiken bloemenkwekers veel minder gewasbeschermingsmiddelen dan pakweg tien jaar geleden, stelt Van Daalen van Glastuinbouw Nederland. „Dat is echt een gigantische verschuiving.”
Bollenteelt
Het hangt er dan wel van af naar welke vorm van sierteelt je kijkt: in kassen of in het open veld. Dat nuanceert dr. Johan Bremmer, onderzoeker plantgezondheid aan de Wageningen University & Research (WUR). „In kassen is biologische bestrijding inmiddels gemeengoed. Maar in het open veld, zoals bij de bollenteelt, is dat veel minder het geval.”
Daar zijn twee redenen voor, legt hij uit. „De glastuinbouw heeft twee belangrijke voordelen ten opzichte van de open grond. Je teelt in een afgeschermde omgeving, dus je kunt biologische bestrijders in je kas houden. En je kunt het klimaat goed beheersen, waardoor de omstandigheden geschikt zijn voor natuurlijke vijanden.” Zo is de eerder genoemde sluipwesp Encarsia formosa pas actief vanaf 17 graden Celsius.

Op dit moment werkt Bremmer aan een periodieke rapportage over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de land- en tuinbouw. Hij krijgt daarvoor cijfers aangeleverd van zo’n 1500 bedrijven in Nederland.
Op zijn computerscherm laat hij enkele grafiekjes zien, die nog niet zijn gepubliceerd. „Ik heb hier een figuur over middelengebruik bij potperkplanten”, wijst hij aan. „Je ziet dat producenten in deze sector tien jaar geleden gemiddeld iets boven de 20 kilogram actieve stof per hectare gebruikten. Nu is dat rond de 15 kilo. Kijk je naar bloemen, dan lag het gebruik tussen de 40 en de 50 kilo per hectare. Nu is dat zo’n 30 kilo. Dus dan hebben we het over een daling van een derde deel in tien jaar.”
Desastreuze gevolgen
Nog belangrijker dan het aantal gebruikte kilo’s is de impact van bestrijdingsmiddelen op het milieu, uitgedrukt in milieubelastingspunten. In de bloembollenteelt nam de milieubelasting rond 2012 sterk af. In 2016 kwam deze dalende lijn tot stilstand; de laatste jaren was er zelfs een lichte stijging.
Bij de bloembollenteelt speelt mee dat Nederland veel bollen exporteert naar buiten Europa, zegt Bremmer. „Dan moet je voldoen aan hoge kwaliteitseisen. Er mogen bijvoorbeeld geen ziekten in zitten, want dat zou desastreuze gevolgen kunnen hebben voor planten in het exportland.”

De Wageningse onderzoeker zou het toejuichen als het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen verder omlaaggaat. Hij ziet daarbij wel een probleem: kwekers hebben in veel gevallen chemische middelen nodig om met anderen te kunnen concurreren. „Consumenten hebben bovendien nog weinig mogelijkheden om te kiezen voor bloemen die zonder of met weinig middelen zijn geproduceerd. Dat kan anders. De sleutel daarvoor ligt bij de politiek en bij retailers.”
Ook prof. dr. Nico van den Brink, milieutoxicoloog aan de WUR, vindt dat het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen omlaag moet. Volgens hem is er veel bewijs dat chemicaliën uit de landbouw het milieu, zoals het waterleven, aantasten. Ook wijst hij op de link tussen glyfosaat en de ziekte van Parkinson, al is een oorzakelijk verband nog niet aangetoond.
Van den Brink ziet graag dat meer bloemenkwekers overstappen op biologische teelt. „Het is dan wel belangrijk dat er voldoende afzetmarkt voor biologische bloemen is. Daar zie ik een taak voor de consument.”
