Niet kunnen huilen betekent vaak niet durven huilen
Je hoeft de krant maar even open te slaan en je ontdekt het weer: veel in deze wereld is om te huilen. Onze levens worden getekend door pijn en verlies, door tekort en leed. Dicht bij huis en op wereldschaal. Dood en verderf, lijden en leugen, onrecht en kwaad kunnen zo concreet een gezicht krijgen dat het je raakt tot tranen toe. Veel wat om te huilen is, haalt de krant trouwens niet eens.

Soms is er in je eigen leven alle reden om te huilen –denk aan een heftige situatie of een ingrijpend verlies– maar gebeurt dat toch niet. Daarover wil ik het vandaag met u hebben. Hoe komt dat en hoe werkt dat psychologisch? „Ik zie iedereen om me heen in tranen, maar ik zit op slot”, hoor je mensen zeggen. Met regelmaat volgt dan een oordeel: „Ik vind dat raar van mezelf.” „Wat zullen anderen daarvan vinden?” „Misschien denken ze dat het me niet raakt.”
Bijna altijd komt er ook een tijd waarin tranen gedroogd worden
Dat laatste is zelden het geval, dat het je niet raakt. Misschien raakt het je wel zo diep, dat je het idee hebt dat je nooit meer kunt stoppen als je eenmaal begint te huilen. Of dat er met de tranen zoveel emotie meekomt, dat je erdoor overweldigd wordt en niet verder kunt. En dat is een beangstigend vooruitzicht.
Niet kunnen huilen betekent vaak niet durven huilen, bewust of onbewust, omdat je niet weet of het dan wel goedkomt. Omdat er geen ruimte voor is of omdat het niet veilig genoeg is. Er wordt iets van je verwacht, je moet er voor anderen zijn en je kunt het je niet permitteren om in te storten. Of je weet niet of je opgevangen wordt wanneer je breekt. ”Holding” noemen we dat in vaktaal. Holding wil zeggen dat je vastgehouden wordt, op z’n minst figuurlijk, bijvoorbeeld door geruststellende woorden, maar vaak ook letterlijk, door een handdruk of een arm om je heen. Bij baby’s doen we dat overduidelijk: je pakt het huilende kindje op, houdt het dicht tegen je aan en biedt het letterlijk een veilige ruimte in de geborgenheid van je handen. Daarmee worden emoties begrensd en beter hanteerbaar.
Het moet veilig genoeg zijn: dat is niet alleen een voorwaarde om te huilen, maar vaak ook om te praten of hulp te zoeken. Mensen kunnen soms jaren leven met (onbewust) weggestopte gevoelens of trauma’s, tot er toch ruimte komt om erover te praten met naasten of een hulpverlener. „Waarom nu pas, na al die jaren?” vragen ze zich dan af. Omdat het eerder niet kon, want er was geen ruimte voor, het was niet veilig genoeg – de zorg voor het gezin of het werk vroeg bijvoorbeeld alle aandacht.
Dat kan ook verklaren waarom iemand nu niet echt hulp zoekt, terwijl dat wel een goed idee lijkt. „Het is alsof hij op een rotonde staat”, zei iemand me pas. „Steeds voegt er iemand in en die loopt een poosje mee. Tot-ie weer uitvoegt en er na verloop van tijd een ander komt. Maar het blijft bij rondjes draaien en de echte problemen worden niet aangepakt.” Wellicht is het er nog niet de tijd voor en is het nog niet veilig genoeg. Als je als kind weinig holding hebt gekregen en niet hebt geleerd dat er een veilige ruimte voor intense emoties is, maakt dat het extra ingewikkeld.
Na verloop van tijd, soms zelfs na jaren, kunnen tranen alsnog komen. Holding helpt, de omgeving doet ertoe. Soms lijkt het alsof er iets in te halen is, alsof je nooit meer kunt stoppen met huilen. Dat laatste is vrijwel nooit het geval. Er is een tijd om te huilen, als uiting van verdriet, van verontwaardiging of van machteloze woede. Maar bijna altijd komt er ook een tijd waarin tranen gedroogd worden. Door jezelf of door naasten. Of door God Zelf, voor wie je tranen kostbaar zijn (Psalm 56; Openbaring 7:17).
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz, onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit.