Ds. J. J. van Eckeveld uit Zeist zat van maandag tot en met woensdag de vergaderingen van het curatorium van de Gereformeerde Gemeenten voor. Vier mannen werden aangenomen als student aan de Theologische School in Rotterdam. „Als we horen hoe de Heere getuigenis geeft van Zijn werk, hoeven we niet veel meer te vragen.”
Toen
Het is heel belangrijk te onderzoeken wie de gemeenten zullen gaan dienen als predikant. De Heidelbergse Catechismus spreekt in het antwoord bij vraag 103, over het vierde gebod, over de onderhouding van „de kerkedienst, of het predikambt.” Dat laatste is het hart van het kerkelijk leven volgens de reformatorische visie. Het curatorium geeft inhoud aan die onderhouding door het toelaten en toerusten van aanstaande predikanten. De negen curatoren ontvingen een aantal mensen die een attest van de kerkenraad van hun gemeente hebben gekregen. Een kerkenraad verleent iemand attest als hij voor Gods aangezicht de overtuiging heeft dat deze man de gemeenten zou kunnen dienen. Voor iemand zich meldt bij het curatorium wordt hem gevraagd iets op papier te zetten over zaken als zijn achtergrond, studie of karakterstructuur. Ook ontvangen we de antwoorden van een uitvoerige vragenlijst die de kerkenraad toegestuurd gekregen heeft. Zo kennen we de mensen al een beetje voor we hen ontmoeten. Over het aantal mensen dat bij ons op gesprek komt, kan ik niets zeggen. Dat hoort bij de vertrouwelijkheid van het ambt. Wie daar bij mij naar vist, vangt bot. Maar dat wil niet zeggen dat er iets geheimzinnigs is aan het curatorium. Dat is de reden dat ik er in alle openheid over wil spreken. Voorafgaand is het belangrijk om te vragen of de Heere tijdens de vergaderingen in het gebouw van de Theologische School aan de Boezemsingel in Rotterdam Zelf in het midden wil zijn en ons wil leiden door Zijn Geest. Het is het gebed van ieder van de curatoren of de Heere Zelf duidelijkheid wil geven, zodat wij geen mensen afwijzen die Hij wil gebruiken of mensen aannemen die Hij niet geroepen heeft. Als ik ergens van overtuigd ben, dan is het wel dat de leiding van de Heilige Geest daarin onmisbaar is. Wij beginnen onze vergaderdagen dan ook met een meditatie over een Schriftwoord en uiteraard een gezamenlijk gebed. Daarin leggen we voor de Heere neer wat we nodig hebben en smeken we om de leiding van Boven.
Nu
Wie getrokken wordt door de Heere, heeft het verlangen om over Hem te spreken. Ze zeiden vroeger weleens: „Als je nooit dominee hebt willen worden, moet je jezelf ernstig afvragen of Gods werk wel in je is.” Maar roeping tot het ambt is natuurlijk wat anders dan daarnaar verlangen. Bij het zoeken naar het werk van God in de persoon die zich aanmeldt, zijn we voorzichtig. We zien daarbij uit naar het getuigenis van Gods Geest, maar er is daarbij ook een aantal wezenlijke zaken waar we op willen letten. De nadere reformator Jacobus Koelman heeft heel indringende woorden gesproken over wat er gevonden moet worden bij aanstaande predikanten. Zo willen we als curatoren handelen. Koelman schrijft over het persoonlijk geloof langs de lijnen van ellende, verlossing en dankbaarheid. „De Heere geve, dat het zo is, maar indien het tegendeel waar is, en ge een vreemdeling zijt aan de bevinding van deze dingen, oordeelt dan zelf, of het de Heere welbehagelijk zal zijn, als u ooit deze heerlijke bediening zoudt aanvaarden.” Als er een inwendige roeping is, dan baant de Heere ook de weg voor de uitwendige roeping, zoals het slagen voor het examen of een beroep van een gemeente. Als we iemand aannemen, zeggen we altijd dat we hopen dat uit de vrucht zal blijken dat de roeping werkelijk van Hem is. Afwijzingen doen ons verdriet. Maar als de Heere geen duidelijkheid geeft, dan kan het ook niet. In dat geval kan de betrokkene pastorale zorg ontvangen van zijn kerkenraad. We zitten er echter niet om af te wijzen, maar om aan te nemen.
Straks
Elke dag kwam ik om een uur of acht ’s avonds weer aan in Zeist. Thuis merkte ik pas echt hoe vermoeiend zulke enerverende dagen zijn. De vergaderingen begonnen om ongeveer negen uur. ’s Middags gebruikten we de maaltijd en tegen zes uur aten we nog een boterham voor we weggingen. Dat er nu vier mannen zijn aangenomen, verblijdt me. Bij het curatorium beslist de meerderheid, al ben ik dankbaar voor de eenstemmigheid. Als we horen hoe de Heere werkt en getuigenis geeft van Zijn werk, hoeven we niet veel meer te vragen. Over twee weken volgen voor de studenten van het laatste leerjaar naast de examens de preekvoorstellen. Ik hoop dat dat uitmondt in hun beroepbaarstelling. Zoals het er nu naar uitziet, zal het getal van elf studenten op peil blijven. Het zijn vaak dertigers en veertigers die bij ons de opleiding beginnen. Een negatief punt is dat ze minder lang kunnen dienen dan jongere collega’s. Predikanten kunnen op hun zeventigste met emeritaat, al mogen ze daarna wel doorgaan als God hun daarvoor ruimte geeft. Het positieve van oudere studenten is dat ze al levenservaring hebben opgedaan. Sommigen hebben gediend als ouderling of diaken. Als je jong mag beginnen, mag je ook langer dienen. Ds. A. Vergunst was 24 jaar toen hij predikant werd. Ik was 28 toen ik werd bevestigd in Zeist. Al moet ik wel zeggen dat ik sommige dingen die ik toen deed in mijn jeugdigheid, nu anders zou doen. Maar leeftijd maakt absoluut geen deel uit van ons beleid. We kijken jonge mensen ook niet scheef aan. We begeren het alleen te verwachten van Hem. Op Twitter kwam ik de naam tegen van iemand die aangenomen zou zijn en de plaatsen waar de meeste studenten vandaan zouden komen. Wat moet je daarmee? Wat het eerste betreft: het curatorium is een besloten vergadering en handelt binnen ambtelijke vertrouwelijkheid. Dat moet zo blijven, ook voor de privacy van de betrokkenen. In het tweede geval kan ik zeggen dat de plaats van herkomst niet het belangrijkste is. We wachten alleen af welke mannen de Heere ons toeschikt.