Het toch al niet al te overzichtelijke Nederlandse Bijbellandschap verandert opnieuw. In de Grote Kerk in Den Haag neemt koning Willem-Alexander woensdag het eerste exemplaar van de NBV21 in ontvangst. Zeventien jaar geleden deed zijn moeder, koningin Beatrix, hetzelfde bij de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV).
De aanwezigheid van het koninklijk huis bij presentaties als deze laat zien dat de NBV, nu NBV21, voor de doorsnee Nederlander toch als dé Bijbel geldt. Toen het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) in oktober vorig jaar aankondigde dat dit jaar de NBV21 zou verschijnen, was dat voor veel media, ook seculiere, groot nieuws. Het bracht NBG-uitgever Stefan van Dijk tot de opmerking: „Je zou kunnen denken dat de Bijbel er steeds minder toe doet in ons land. Dat veel media dit nieuws meldden, stemt me dankbaar en hoopvol.”
De NBV21 is overigens geen compleet nieuwe vertaling, maar een grondige herziening van de NBV uit 2004. Op de NBV, de opvolger van de NBG-editie van 1951, kwam veel kritiek. Bekende woorden (kribbe) of uitdrukkingen (ijdelheid der ijdelheden) waren ineens verdwenen. Ook de zogenoemde eerbiedshoofdletter voor verwijzingen naar God had het veld moeten ruimen. In brede delen van –onder meer– de Protestantse Kerk in Nederland leefde verzet waar het ging om de vraag of de NBV wel als kanselbijbel gebruikt moest gaan worden. In 2010 stemde de synode voor.
De NBV21 is aan heel wat kritiek tegemoetgekomen. De eerbiedshoofdletter keerde, opmerkelijk genoeg, terug. Ook op tal van andere punten hebben de vertalers van het NBG naar opmerkingen van lezers geluisterd, en klinkt op een aantal plaatsen de grondtaal weer beter door.
Wordt dit nu dé Bijbel van christelijk Nederland, wierp Trouw als vraag op. Daar maakt de NBV21 wel kans op, aldus het dagblad. Met een uitzondering: „De reformatorische kring heeft nooit met een opvolger van de Statenvertaling gewerkt, en dat gaat ook nu vast niet gebeuren.”
Die constatering zal deels juist zijn (ook de Herziene Statenvertaling kreeg een plek, en op het ‘grondvlak’ worden vast ook nog andere vertalingen gelezen). De in de NBV21 gehanteerde taal is voor veel lezers in deze kring écht een brug te ver. Neem alleen al het Hooglied, of de manier waarop het Griekse woord ”sarx” nu vertaald is (”vlees” werd ”aards”). De ‘kommatekst’ van Kohlbrugge, „maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde” (Romeinen 7:14), luidt nu: „maar door mijn aardse natuur ben ik overgeleverd aan de zonde.”
Toch ligt er voor de reformatorische kring huiswerk, en niet zo’n beetje ook. Toen Luther in 1521, 500 jaar geleden dus, aan zijn Bijbelvertaling in de Duitse vólkstaal begon, sprak hij de hoop uit „dat wij ons Duitsland een betere Bijbelvertaling zullen schenken dan de Latijnsen (de katholieken; red.) hebben.” Luthers woorden verdienen het nog eens goed overdacht te worden. Hoe dan ook moet voorkomen worden dat de 17e-eeuwse Statenvertaling voor 21e-eeuwse kinderen, jongeren én ouderen een, zeg, Latijns boek wordt.