Meer Bach in eredienst zou vooruitgang zijn
In Bachs cantates komt de persoonlijke omgang met God vaak treffend naar voren. Zowel tekstueel als juist ook muzikaal en retorisch. Bachs muziek laten meetellen in de liturgie is dus beslist het overwegen waard.
Graag Bachs muziek plek geven in eredienst, kopte het RD (16-4). Als introductie op het verslag van de promotie van ds. G. J. Baan vervolgde de krant: „Ds. G. J. Baan zou graag zien dat de reformatorische gezindte in het algemeen en de Gereformeerde Gemeenten in het bijzonder de prachtige muziek van Bach op welke wijze dan ook meer zouden incorporeren in de eredienst.”
De kopkeuze en inleiding zijn wat ongelukkig gekozen omdat zij de lading van het proefschrift zeker niet dekken. Tegelijk doen zij wel recht aan de tijdens de promotieplechtigheid gestelde vraag van prof. dr. mr. W. A. Zondag aan de promovendus naar het praktisch nut van zijn onderzoek voor de gemeenten. Welnu, in de dagen na de promotie bleek uit de vele reacties in verschillende (sociale) media dat de aanbeveling van ds. G. J. Baan enerzijds in een behoefte voorzag en anderzijds sterke weerstand opriep. Het praktisch nut waarnaar prof. Zondag vroeg, is dus wel genoegzaam aangetoond. Al was het alleen maar om een nadere discussie te beginnen.
Liturgische praktijk
Het is met het oog op de discussie allereerst van belang vast te stellen dat een reflectie op de liturgische praktijk in het geheel van de Gereformeerde Gemeenten en aanverwante kerkverbanden zoals die thans gebezigd wordt tot dusverre ontbreekt. Kenmerkend voor de huidige praktijk is een grote plaats voor het gesproken Woord en minimale aandacht voor het gezongen Woord, zowel kwantitatief als kwalitatief. In de aandacht voor het gezongen Woord is bovendien een verregaande verschraling waar te nemen: veelal wordt slechts één vers uit een psalm gezongen en in het gezongene is sprake van weinig variatie. Eenzijdigheid ligt op de loer en de vraag is of het ”Sola Scriptura” wel volwaardig tot uiting komt bij een dergelijk beperkt en soms ook (theologisch) eenzijdig gebruik van het Psalmenboek.
Het is dus de vraag of in de gereformeerde gezindte in liturgisch opzicht in praktijk gebracht wordt wat God in Zijn Woord geboden heeft. De eredienst is geen vrijblijvend ritueel waarin wij soberheid als een christelijke deugd kunnen benoemen. Sterker nog, uit het geheel van de Schrift blijkt maar al te zeer hoe serieus God zijn eigen dienst neemt. Het woord soberheid komt daarin niet voor. Ik volsta ermee te wijzen op de hoofdmomenten van een synagogale dienst op sabbat. Daarbij is in het vaste ritueel naast de Woordverkondiging, om maar enkele voorbeelden te noemen, onder andere sprake van lofprijzing (inclusief het drievoudig ”Heilig” uit Jesaja 6:3, het ”Sanctus” in de lutherse liturgie), belijdenis, gebeden, begroeting in gezongen beurtspraak, en het onder psalmgezang uitrollen van de Schriftrollen.
Liturgische ontwikkeling
Historisch en Schriftuurlijk gezien valt niet aan te tonen dat er met de komst van de nieuwe bedeling sprake zou zijn van een liturgisch volstrekt andere situatie. Er is geen duidelijk markeerbare grens tussen oud en nieuw. Jezus en Zijn discipelen namen nog deel aan de eredienst in tempel en synagoge. De hoofdstukken 10 t/m 16 van de eerste brief aan de Korinthiërs geven al enige inkijkjes in de vroegchristelijke eredienst. Een rijke liturgie zoals die in rooms-katholieke en lutherse kring wordt gevierd, kan daarom in elk geval niet worden beschouwd als on-Bijbels.
Van groot belang is immers om de vorm van de eredienst te onderscheiden van de inhoud van de eredienst. Ook in de sobere, calvinistische liturgie zijn nog elementen te vinden die teruggrijpen op Rome. Te denken valt aan de Geneefse melodieën van Psalm 80 en Psalm 141. De melodie van Psalm 80 is een ontwikkeling van de Paassequens ”Victimae Paschali Laudes” en de melodie van Psalm 141 heeft een evidente verwantschap met het middeleeuwse ”Creator alme siderum”.
Piëtisme
De geloofsbeleving van Johann Sebastian Bach en de (lutherse) theologen van zijn tijd kan samengevat worden als piëtistisch. Juist als reactie op het starre lutheranisme kon deze vroomheidsbeweging opbloeien van de late 17e eeuw tot midden 18e eeuw. Dit is exact de tijd waarin Bach leefde (1685-1750). Het onderwerpelijke en bevindelijke aspect van het persoonlijke geloofsleven werd zodoende weer van groter belang in muziek en theologie. In het proefschrift van dr. Baan komt dit met name naar voren aan de hand van het begrippenpaar heilsfeit-heilsvrucht. Zou de verbinding tussen deze twee componenten, juist in de relatie tussen muziek en theologie, niet de kern van zijn proefschrift zijn?
Tastbare voorbeelden zijn liedteksten van dichters als Gellert: ”Dit is de dag die God ons schenkt”, ”Leer mij, o Heer, uw lijden recht betrachten” en ”Jezus leeft en ik met Hem”. Maar juist ook in de cantates van Bach komt de persoonlijke omgang met God vaak zo treffend naar voren. Niet alleen tekstueel, maar zeker ook muzikaal en retorisch. Thematiek die de Gereformeerde Gemeenten beslist moet aanspreken is, om slechts enkele voorbeelden te noemen, de strijd tegen de zonde (BWV 54: ”Widerstehe doch der Sünde”), het belijden van eigen onwaardigheid (BWV 55: ”Ich armer Mensch, ich Sündenknecht”), het bidden tot God als een rechteloze (BWV 105: ”Herr gehe nicht ins Gericht”) en het vluchten tot God (BWV 78: ”Jesu, der du meine Seele”). Maar, nog wezenlijker: het vinden van verlossing in het bloed van Jezus Christus (BWV 95: ”Christus, der ist mein Leben”) en te komen tot de belijdenis dat zalig worden een eenzijdig Godswonder is zonder verdiensten uit de mens (BWV 109: ”Ich glaube, lieber Herr, hilf meinem Unglauben”).
Verdere bezinning
Een ieder die zich geestelijk herkent in de hiervoor genoemde bevinding en waardering voor klassieke kerkmuziek heeft, zal met dr. Baan tot de slotsom komen dat wat meer Bach in de eredienst een vooruitgang zou zijn binnen de Gereformeerde Gemeenten. Het pleit voor dr. Baan dat hij in het interview met het Nederlands Dagblad (RD 16-4) expliciet aangeeft niet te willen polariseren. Hij gaat voor meer muziek in de eredienst „niet de barricaden op.” Desondanks is het te wensen dat zijn proefschrift zal leiden tot een verdere bezinning op hymnologie en liturgiek binnen de Gereformeerde Gemeenten én het geheel van de reformatorische gezindte.
Of zoals prof. dr. N. A. Schuman eens schreef: „…de weg van de liturgie kent vele kruispunten en vertakkingen. Zo gezien is het alleen maar verwonderlijk dat er bij al dit uiteengaan nog zo veel verbindingen zijn te ontdekken, althans voor wie goed en welwillend toeziet.” Laat de eredienst zo mogen uitlopen op een waar Soli Deo Gloria!
De auteur is lid van de Gereformeerde Gemeenten, werkt als commercieel manager bij een internationaal handelshuis in groenten en fruit en studeerde orgel en kerkmuziek aan het Rotterdams Conservatorium.