Twintig jaar geleden werd in Nederland het eerste homohuwelijk gesloten. Desondanks laat de acceptatie van mensen met een homoseksuele geaardheid nog steeds te wensen over. Dat geldt vooral christenen in reformatorische en evangelische kring en Turken en Marokkanen. Althans, dat zijn de conclusies uit sociologisch onderzoek en publicaties in de media.
Nu is de emancipatie van homoseksualiteit niet zo gemakkelijk te meten. Onderzoekers gebruiken daarvoor stellingen als: ”ik vind het aanstootgevend als twee mannen in het openbaar zoenen” of ”het homohuwelijk dient te worden afgeschaft”. Terzijde: met de eerste stelling is 29 procent het eens, met de tweede slechts 7 procent.
De beeldvorming in de samenleving wordt meestal sterker beïnvloed door journalisten dan door lijvige rapporten van onderzoeksbureaus. Dat gaat waarschijnlijk ook op voor het artikel dat zaterdag verscheen in NRC over homoseksuele leerlingen op de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem. ”School duwt kinderen ongevraagd uit de kast”, was de kop, en het artikel begon met een afschuwelijke scene van een meisje dat op school opgesloten wordt en tegen haar zin aan haar ouders moet vertellen dat ze lesbisch is. En passant schetst de journalist een achterhaald sfeerbeeld van school, leerlingen en ouders uit een strenggelovige gemeenschap (de televisie „zit verstopt in de kast”).
Wie het artikel leest, kan maar één conclusie trekken: er is op deze school van alles mis met de sociale veiligheid voor jongeren die worstelen met hun seksuele geaardheid. Maar is die conclusie terecht? Vergelijk het met een artikel over twee homo’s die in hartje Amsterdam worden lastiggevallen – kun je daaruit conclusies trekken over sociale veiligheid voor homo’s op straat? Hoe vaak kwam dit eerder voor? Hoe onveilig was het ter plekke voor een stel van man en vrouw? Hoe verhoudt zich dit tot onveiligheid in andere steden? Hoe vaak was het wél veilig?
In november vorig jaar gebeurde iets dergelijks: een enkel artikel in Trouw veroorzaakte een felle discussie over (niet-bestaande) anti-homoverklaringen en overheerste het Kamerdebat over burgerschapsvorming. Het is een manco in onze democratie dat zulke discussies getoonzet worden door dit soort artikelen in plaats van door gedegen onderzoek.
Daarmee is de hoofdlijn van het NRC-artikel echter niet van tafel. De signalen zijn te serieus om te negeren en de sociale veiligheid voor jongeren met een homoseksuele geaardheid laat te wensen over. Dat dat ook op andere scholen zo is, is geen excuus. Laat de onderwijsinspectie hier maar over oordelen.
Reformatorische scholen zien zich voor een groot dilemma geplaatst omdat ze een hogere norm hanteren voor sociale veiligheid. Werkelijke veiligheid is er pas voor wie wandelt op het pad van Gods geboden. De school die leerlingen in dat spoor wil brengen en houden, ontkomt niet aan het afwijzen van homoseksuele relaties en wil tegelijkertijd maximale veiligheid bieden voor jongeren met een homoseksuele geaardheid. Dat is een smal spoor, zeker voor jongeren in een turbulente levensfase die hunkeren naar herkenning en geborgenheid.