Kerk & religie
Predikant en docent: Bied homo in kerk en school veilige plek

Hij onderschrijft dat de Bijbel geen ruimte biedt voor een homoseksuele relatie en wil zelf dat „offer” brengen. Tegelijk maakt Sander de Groot –christen, docent en homo– zich zorgen over de manier waarop de Bijbelse visie soms wordt uitgedragen. „Het gaat niet zomaar om een mening, maar om iets dat heel je leven raakt”, zegt hij in een dubbelinterview met ds. A. A. Egas.

31 March 2021 08:28Gewijzigd op 4 September 2021 09:37
beeld Unsplash
beeld Unsplash

Een opinieartikel van ds. Egas (RD 20 maart) bezorgde Sander de Groot een slapeloze nacht. De christelijke gereformeerde predikant uit Damwoude nam het op voor ds. A. Kort uit Krimpen aan den IJssel. Deze kreeg te maken met „felle reacties en militant optreden van de lhbti-gemeenschap” naar aanleiding van zijn brief aan het college van B en W in zijn woonplaats over de coronacrisis. De ophef betrof met name de passage waarin ds. Kort schrijft dat „de roepende zonden die tegen de scheppingsorde indruisen” dienen te worden „uitgebannen.”

De Groot miste in het artikel van ds. Egas onder meer „een hartelijk en liefdevol woord” voor Leon Houtzager, een homoseksuele man die tevergeefs met ds. Kort in gesprek probeerde te komen en uiteindelijk het COC en het tv-programma #boos inschakelde. In een dubbelinterview gaat De Groot, docent in het reformatorisch voortgezet onderwijs, het gesprek met ds. Egas aan. De ontmoeting wordt begonnen en geëindigd met gebed.

Zwart gat

De Groot –„rond de vijftig”– vertelt dat hij in de puberteit ontdekte hij dat hij zich tot jongens aangetrokken voelde. „De toekomst werd een zwart gat. Je bent zestien en denkt: iedereen krijgt een relatie, trouwt en ontvangt kinderen. Als je dan als homo het orthodox-christelijke spoor volgt, betekent dat je hele leven alleen blijven. Ik merk bij jongeren dat ze dat gewoon niet zien zitten, en dat snap ik. Het gaat maar niet om een theologisch standpunt of een mening. Het is heel heftig als je ontdekt dat je homo bent, het heeft consequenties voor heel je leven.”

Toen hij verliefd werd op een jongen, kwam het er voor De Groot op aan. „Ik vroeg me af: vraagt de Heere echt van mij om dit offer –alleen blijven– te brengen? Na veel bidden en Bijbellezen en gesprekken met mensen in mijn omgeving kon ik niet anders zeggen dan: ja. Homoseksualiteit is een onderdeel van mijn leven, maar er is meer. Ik ben ook broer, zoon, oom, docent, christen.”

Ds. Egas: „Mooi dat u dat zegt, dat u meer bent meer dan uw gerichtheid op mannen, dat u allereerst christen bent en dat homoseksualiteit niet volledig uw identiteit bepaalt.”

De Groot: „Het duurde wel tot m’n dertigste voor ik zover was. Jongeren leven op dit moment in een cultuur waar seks op nummer 1 staat. Velen zeggen: Zonder seks kan ik niet leven. Dat is gewoon geen optie, ook voor veel homoseksuele jongeren. Zelf heb ik mijn weg hierin gevonden, maar door ontwikkelingen in de samenleving wordt er elke vijf of tien jaar aan mijn keuze geschud. Ik word er ook steeds weer op bevraagd door onkerkelijke vrienden, omdat ze het echt niet begrijpen. Daarbij vind ik altijd een welwillend oor, oprechte interesse, als ik zeg dat ik niet voor het homohuwelijk ben. Vaak ontstaat er dan een echte dialoog.

Tegelijk zie ik dat veel mensen het moeilijk hebben, op allerlei terreinen. De een verliest een kind, een ander heeft een stukgelopen relatie. We leven in een gebroken samenleving na Genesis 3.”

Ds. Egas: „Ik vind het mooi en dapper dat u de dingen durft te relativeren: ieder mens heeft een kruis. Het zware van een homoseksuele gerichtheid vind ik dat je moet zeggen: het verlangen naar een relatie kan nooit vervuld worden. Een jonge vrouw met lesbische gevoelens mailde mij: „Ik wil zo graag moeder worden”, maar dat kan niet. Dat bepaalt je er indringend bij hoe heftig een homoseksuele of lesbische gerichtheid is en dat je heel invoelend moet zijn als je met zulke jongeren in gesprek bent.”

Hoe gaat u daar als predikant mee om?

Ds. Egas: „Allereerst draag ik deze jongeren, van wie ik er een aantal in de gemeente heb, bijna elke zondag in het gebed aan de Heere op. Ik bid voor jonge mensen en ouderen die worstelen met hun geaardheid en er strijd mee hebben om te wandelen naar Gods geboden. Ook geef ik er van tijd tot tijd aandacht aan in het kerkblad. En de afgelopen tijd, toen de catechisaties stillagen, heb ik een aantal onlinebijeenkomsten gehouden, eerst over Gods leiding in je leven en daarna over homoseksualiteit.

Ik heb gezegd dat het van belang is dat de kerk de veiligste plek is voor homoseksuele mensen. Als je bij jezelf ontdekt dat je homoseksuele of lesbische verlangens hebt, praat er dan over met iemand die je vertrouwt: een goede vriend, je ouderling of dominee of –dat is het mooiste– je ouders. Laat het daarna eerst eens uitkristalliseren, want je kunt juist in de puberteit nog heel zoekend zijn. Dat laat het pastoraat ook zien. Als je er te vroeg mee in de openbaarheid komt, krijg je een stempel en is er bijna geen weg terug.”

De Groot: „Ik vind het moeilijk om jongeren daarin de weg voor te schrijven. Als iemand op school aan zijn mentor over zijn homoseksuele gerichtheid vertelt, zijn er verschillende routes. De een wil het alleen bespreken met iemand die hij vertrouwt, maar als iemand het in de klas wil vertellen, mag dat ook. Dat vind ik een keus van de leerling zelf.”

Ds. Egas noemde het van belang dat de kerk een veilige plek is. Wanneer is er volgens u in de kerk of op school een sociaal veilig klimaat?

De Groot: „Ik heb er niet voor gekozen mijn gerichtheid openbaar te maken in mijn kerkelijke gemeente, maar dat is heel persoonlijk. Er zijn verscheidene mensen in de kerk en op school die ervan weten en dat is voor mij genoeg. Daarbij speelt mee dat ik graag als mens gezien wil worden, niet als homo. Dat is ook de reden dat ik dit gesprek anoniem voer. Als ik op school gezien word als de enige homoseksuele docent, voel ik me minder vrij dan nu. Er is een categorie ouders en leerlingen die er niet goed mee om kan gaan. Ik voel me veilig bij God, maar niet altijd bij mensen.”

Ds. Egas: „Ik snap dat u zich niet over hebt voor pijnlijke opmerkingen die pubers in hun onnozelheid of stoerheid kunnen maken. Als je die hoort, snijden ze door je ziel. Tegelijk is het jammer, want het zou mooi zijn als een docent op een reformatorische school juist wel de stap zou durven zetten om openlijk te laten zien hoe hij als christen en homo naar de geboden van de Heere wil leven.

In een van mijn vorige gemeenten was een recalcitrante jongen van de catechisatie af gegaan en in de homoscene terechtgekomen. Later heeft hij ingezien dat dit de verkeerde weg was. Hij is naar de gemeente teruggegaan en werd daar volledig aanvaard. Nu heeft hij een belangrijke plek in die kerk als koster, jeugdleider en organist. Iedereen weet dat hij homoseksueel is, celibatair leeft en dat dit ook zijn verlangen is. Het zou mooi zijn als dat op een reformatorische school ook op die manier zichtbaar wordt.”

Daarbij blijft de vraag hoe de sociale veiligheid kan worden vergroot.

De Groot: „Homoseksualiteit wordt vaak benaderd als een thema, vanuit de theologie en de exegese. De teneur is dan: we worden als gereformeerde gezindte bedreigd. En de vrees is: mogen we nog wel zeggen wat we vinden, want daar hebben we toch recht op? Op zo’n benadering zit ik niet te wachten, en jongeren evenmin. Zo’n klimaat maakt het voor hen heel lastig om uit de kast te komen.

Ik kom vaak een wij-zij-denken tegen: de reformatorische gezindte tegenover de lhbti-gemeenschap. Maar het is niet wij tegenover zij, de lhbti-gemeenschap is onder ons, dat ben ik. Laten we ons verplaatsen in de mensen om wie het gaat en niet zomaar standpunten uitdragen die zeker buiten onze kring niet worden begrepen en die mensen met een homoseksuele relatie het gevoel geven dat we hun leven afkeuren.”

Ds. Egas: „Dat is een reëel probleem, dat u zelf getackeld hebt door te zeggen dat u meer bent dat uw homoseksuele gerichtheid. Je identiteit wordt niet alleen daardoor bepaald. Het is helaas zo dat men binnen de lhbti-gemeenschap denkt: ik ben zoals ik me voel. Waar het om gaat, is dat we willen wijzen op het feit dat homoseksuele verlangens zondige verlangens zijn. Dat geldt evengoed voor hoogmoed, de oorzaak van onze val, of geldgierigheid, dat de wortel is van alle kwaad. We staan allemaal als zondaren voor God en moeten met elkaar leren leven van genade en ons allen dagelijks bekeren tot Hem. We wijzen absoluut de homoseksuele mens niet af.”

De Groot: „Veel mensen ervaren dat anders en daar hebben we mee te rekenen. Als de SGP zegt dat ze het homohuwelijk wil afschaffen en als een predikant schrijft dat zonden tegen de scheppingsorde moeten worden uitgebannen, wordt dat door mensen uit de lhbti-wereld uitgelegd als: ik mag er niet zijn. Dat wordt als buitengewoon heftig ervaren, als sterk veroordelend, liefdeloos, kwetsend en zelfs bedreigend. De gereformeerde gezindte moet zich daarom bezinnen op haar houding naar de lhbti-gemeenschap.”

Ds. Egas: „Maar in deze tijd met een modern levensgevoel hebben we jonge mensen wel richting te geven en aan te wijzen wat strijdig is met Gods Woord.”

De Groot: „De vraag is: wanneer zeggen we dat en hoe doen we dat? Hoe staan we als christenen bekend, als mensen die een ander geen liefdesgeluk gunnen?”

Ds. Egas: „Het is goed om het te hebben over de juiste toon, maar we hebben wel de verantwoordelijkheid om de boodschap van Gods Woord over te dragen op onze jongeren die overspoeld worden met het postmoderne levensgevoel. Er is in onze kring de laatste jaren meer openheid gekomen over homoseksualiteit en dat is goed. Maar we zien nu dat jongeren doorschieten en zeggen: „Dominee, als twee mensen van hetzelfde geslacht van elkaar houden, moeten ze toch ook kunnen trouwen?” We hebben de Bijbelse opdracht om zowel in de kerk als in de samenleving duidelijk te maken hoe de Heere wil dat we in het leven staan. Ik wijs geen mensen af, maar geef de Bijbelse weg aan.”

Wat zijn, meneer De Groot, uw concrete aanbevelingen als het gaat om sociale veiligheid op school, ook denkend aan de commotie rond de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem?

De Groot: „Een belangrijke vraag is: kan sociale veiligheid samengaan met de orthodox-christelijke visie op het huwelijk? Is het mogelijk als school uit te dragen dat een huwelijk alleen is toegestaan tussen een man en een vrouw, wat ik onderschrijf, en tegelijk een veilig klimaat te bieden aan onze homoseksuele jongeren? Daarover zou ik graag nog eens nadenken met docenten en leerlingen, ik ben er nog niet uit.

Het is voor christelijke jongeren uit de lhbti-gemeenschap belangrijk om zelf te ontdekken wat de Bijbel hierover te zeggen heeft. De mentor kan hierin een rol spelen. Het thema is zo explosief in de samenleving dat het van het grootste belang is dat álle docenten hierover zorgvuldig leren formuleren. Bid ook in de klas voor deze leerlingen en straal uit dat je niemand veroordeelt. Wees zo’n voorbeeld dat jongeren denken: bij hem of haar durf ik wel uit de kast te komen.

Met jongeren het gesprek aangaan, lijkt mij altijd beter dan in het algemeen een massieve mening laten horen. Denk daarbij aan de Nashvilleverklaring. Ik ken twee jongeren die niet meer naar de kerk gaan omdat de naam van hun predikant daaronder stond. Dat was voor hen bedreigend, onveilig. Ik zie het nut van zo’n verklaring ook niet, evenmin als van een brief van een predikant aan een gemeentebestuur. Ik was echt geschokt toen ik las dat ds. Egas het voor die predikant opnam.”

Ds. Egas: „Het ging mij erom dat we als kerken de roeping hebben in de samenleving een halt toe te roepen aan zaken die van Gods Woord afwijken, liefdevol en met een goede intentie. Ik vind dat wij mogen protesteren tegen een kinderprogramma waarin mensen bloot optreden of tegen de Rutgers Stichting die kinderen de genderideologie wil bijbrengen. We hebben van Godswege de taak zonden aan te wijzen en ons volk op te roepen tot inkeer. Waarbij ik ook heb geschreven dat we allereerst in gebed moeten gaan en de Heere om wijsheid vragen als we woorden richten aan het publieke domein. Maar we moeten ons niet in een hoek laten zetten waarin wij niet meer zouden mogen zeggen dat we de homoseksuele leefwijze in strijd achten met Gods Woord. Als we de overheid niet meer mogen aanspreken op haar verantwoordelijkheid omdat dit de lhbti-gemeenschap niet welgevallig is, kom ik in verzet.”

De Groot: „Maar moeten we ons standpunt dan zomaar de samenleving in slingeren? Is dat de manier om de lhbti-gemeenschap te bereiken? Ik denk dat Jezus die gemeenschap zou hebben opgezocht om met haar in gesprek te gaan.”

Ds. Egas: „Dat zijn twee sporen. Christus verkondigde de boodschap aan de grote schare en Hij zocht het persoonlijke contact met mensen. Denk aan de Samaritaanse vrouw. Hij ging naast haar zitten en vroeg: „Mag Ik uit jouw kruikje drinken?” In dat gesprek komt Hij ook bij haar zondige leefwijze terecht. Zo zou ik, met de gezindheid van Christus, het gesprek willen aangaan met Leon Houtzager of anderen uit de lhbti-gemeenschap. De brief van ds. Kort was echter niet aan die gemeenschap gericht, maar aan de overheid.”

Kan er een moment komen dat het als kerk beter is om te zwijgen?

Ds. Egas: „Nee, het Evangelie is niet naar de mens, het gaat ook radicaal tegen mezelf in. Dat is geen reden om te zwijgen. Het Evangelie schuurt altijd, hoe vriendelijk en hartelijk we het ook doorgeven.”

Hoe kan de kerk dan op een wijze manier naar buiten treden?

De Groot: „Laten we het in de goede volgorde doen. Natuurlijk, de kerk is geroepen het Evangelie uit te dragen. Maar de keuze om de Bijbelse weg te gaan, is vrucht van het geloof. Hoe kun je van een man vragen de relatie met zijn man te verbreken als hij de Heere Jezus niet kent? Laten we mensen met liefde benaderen en ons steeds goed realiseren hoe onze boodschap bij de seculiere homobeweging overkomt.”

Ds. Egas: „Een van de mooiste Bijbelteksten vind ik in Mattheüs 9 waar staat: „Christus, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben.” Laten we zo naar de lhbti-gemeenschap kijken: innerlijk bewogen, want het zijn schapen zonder herder. Maar daarna volgt ook: „En Hij begon hun vele dingen te leren.” Als we vanuit die houding van Christus het gesprek aangaan, zullen we de zegen van de Heere ervaren.”

Sander de Groot heet in werkelijkheid anders. Zijn echte naam is bij de redactie bekend.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer