„Hij is voor ontzettend veel mensen de grote bevrijder geweest. Hij bevrijdde mensen van de angst voor de hel.” Over welke ‘verlosser’ gaat het hier? De theoloog en ethicus Kuitert, die vorige week overleed, bevrijdde mensen door bladzijden uit hun Bijbel te scheuren.
De Bijbel is voor veel mensen een lastig boek geworden. Het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) meldde vorige week dat een op de vijf (volwassen) Nederlanders er weleens in leest. Twintig jaar geleden was dat een op de drie. Het aantal mensen dat de Bijbel regelmatig of vaak leest, is nog harder gedaald. In 1996 las 18 procent van de Nederlanders minstens elke week in de Bijbel, in 2004 was dat 11 procent en nu nog maar 7 procent.
Directeur Buitenwerf van het NBG trekt toch positieve conclusies uit het onderzoek. Hij leidt eruit af dat christenen in Nederland verlangen naar Bijbels en bijbehorende materialen die „actief een brug slaan tussen de wereld van de tekst en de lezer van nu.”
Natuurlijk is het positief dat circa 3 miljoen Nederlanders in aanraking komen met de Bijbel of met delen daarvan, mede dankzij het NBG. Je kunt er twee kanten mee op: de sterke daling in Bijbelgebruik illustreert dat Nederland helaas steeds meer een zendingsland wordt. Daar staat tegenover dat er in de samenleving nog voldoende bekendheid met de Bijbel is om mensen erop aan te spreken, bijvoorbeeld als christelijke politicus, bij evangelisatie op straat, bij een pastoraal bezoek in een ziekenhuis of onder seculiere collega’s.
Toch zit er ook een venijnig zinnetje in de reactie van Buitenwerf. Hij pleit voor Bijbels „materiaal zonder kerkelijk jargon en zonder vooraf vaststaande interpretatie.” Vrij vertaald: laat de uitleg en die toepassing van de Bijbel maar aan de lezer over.
Die route is niet zonder grote risico’s. De lezer kiest dan wat hij wíl lezen en slaat over wat hem niet aanstaat. Alsof het een kookboek, reisgids of medische encyclopedie is. Een groter gevaar is dat de lezer bij wat hij leest, erin legt wat hij erin wíl lezen. Hij kiest het deel dat hem aanspreekt plus de uitleg die hem past.
Dat brengt lezers op het spoor dat de vorige week overleden hoogleraar Harry Kuitert uitstippelde. Zijn biografe, Petra Pronk, vertelde maandag op de radio hoe hij van het ene na het andere dogma ‘ontdekte’ dat het in elkaar geknutseld was door mensen. „Hij is voor ontzettend veel mensen de grote bevrijder geweest. Die mensen waren heel dankbaar dat hij heel duidelijk maakte dat de dingen waar zij mee waren opgevoed, de angst voor de hel, dat dat eigenlijk mensenwerk bleek, en als dat zo is, dan hoef je daar ook niet meer bang voor te zijn.”
Bijbellezers die zich door deze ‘bevrijder’ laten inspireren, scheuren naar believen de ene na de andere bladzijde uit hun Bijbel. De Bergrede spreekt hen aan maar Golgotha niet. Psalm 23 is mooi, maar het slot van Psalm 137 is ongepast. Een herdersjongen die een reus verslaat is tot daar aan toe, maar dat God vuur laat regenen op Sodom vinden ze onverteerbaar.
Echo
Het onderzoek van het NBG wijst niet uit hoeveel mensen dit spoor gaan. Het omgekeerde is wel gemeten. Van de bijna 3 miljoen Nederlanders die weleens de Bijbel lezen, beschouwt een kwart de Bijbel als de absolute waarheid. Dus één op de twintig Nederlanders ziet de Bijbel als het geïnspireerde Woord van God.
Maar ook bij deze Bijbellezers mag gerust de vraag gesteld worden of onder hen de ‘echo van Kuitert’ niet doorklinkt. Zijn uit hun Bijbels geen pagina’s gescheurd? Daarbij gaat het niet om de vraag of elk hoofdstuk van de Bijbel gelezen en bepreekt wordt, maar of de kernelementen ervan evenwichtig aan de orde komen in hun gezangen, gesprekken, gedachten en gebeden.
Bij zijn afscheid van de ouderlingen van Efeze kon Paulus zeggen dat hij niets achtergehouden had en de volle raad Gods verkondigde. Die spiegel mogen Bijbellezers en ambtsdragers in de gereformeerde gezindte zich ook voorhouden. In behoudende kringen is de ruimte die klonk in de prediking van de Reformatie en Nadere Reformatie soms danig versmald, bijvoorbeeld bij de opvattingen over de doop en het verbond. Of bij de gebiedende wijs in de opdracht „bekeert u”, die plaatsmaakt voor „de noodzaak om bekeerd te worden.” Of bij het zwakke protest tegen de zelfingenomenheid en lauwheid van veel kerkgangers.
In welke mate reformatorische christenen de Bijbel naar hun hand zetten, is niet eenvoudig te onderzoeken, dus je moet afgaan op indrukken. Een voorbeeld is het thema dat de biografe van Kuitert noemde, de hel. Voor christenen die de Bijbel beschouwen als absolute waarheid, zal het bestaan van de hel niet ter discussie staan. Toch lijkt het erop dat dit woord vaker gebruikt wordt in popsongs en computergames dan in gezangen en preken. Terwijl er toch alle reden is om, ook in de kerk, dit afschrikwekkende onderwerp ter sprake te brengen.
De schroom hiervoor is begrijpelijk, maar niet terecht. Een van de vruchtbaarste preken van de Amerikaanse opwekkingsprediker Jonathan Edwards (over Deut. 32:35m) gaat juist over de hel. In deze preek uit 1741 beschrijft hij onbekeerde zondaren die zorgeloos rondwandelen op het ”deksel” van de hel, dat allerlei zwakke plekken bevat waar ze elk ogenblik, welverdiend, doorheen kunnen zakken. Het is Gods welbehagen dat dat nog niet gebeurt, maar: „de God Die u boven de put van de hel houdt, zoals iemand een spin of een of ander afschuwelijk insect boven het vuur houdt, walgt van u en Hij is vreselijk vertoornd. Zijn toorn jegens u brandt als vuur.”
Schijnheiligen
Christenen die zich afvragen of dit werkelijk een Bijbelse boodschap is, doen er goed aan de hele preek te lezen. Ooggetuigen meldden dat al tijdens de preek een golf van beroering door de gemeente ging en dat dit het hoogtepunt vormde van de Grote Opwekking waarbij velen tot bekering kwamen. En voor alle duidelijkheid: dat waren geen inheemse heidenen, maar Bijbellezers, gemeenteleden en avondmaalsgangers.
Ook al had Edwards volle avondmaalstafels, kennelijk waren er onder zijn gehoor velen die het ware geloof misten. Dat was ook de zorg van zijn tijdgenoot en vriend George Whitefield, een van de meest invloedrijke evangelisten uit die eeuw.
Hij vreesde dat veel van zijn toehoorders door de duivel in slaap gewiegd waren. Ook hij voelde zich geroepen tot een „donderende boodschap.” „Wij maken de fout een historisch geloof op te vatten als een waar geloof, in het hart gewerkt door de Geest van God.” Mensen die menen altijd geloofd te hebben, bewijzen daarmee dat ze nooit geloofd hebben. Whitefield sprak uit ervaring, omdat hij zelf ook lange tijd meende een christen te zijn, „en toch wist ik niets van Jezus Christus in mijn hart. Ik wist niet dat ik een nieuw schepsel moest worden.”
De waarschuwing van Edwards en Whitefield bij die volle avondmaalstafels was niet nieuw. Calvijn stelde al dat minstens negen van de tien toehoorders hypocrieten zijn.
Er is weinig reden om aan te nemen dat het anno 2017 zo veel gunstiger is, ook niet onder die Bijbellezers. Toch lijkt het in veel gezangen, gesprekken en preken alsof alle toehoorders onderweg zijn naar de stad met de paarlen poorten. De noodzaak van en oproep tot bekering is naar de achtergrond gedrongen. Die gelijkenis van de brede en de smalle weg, die oproep om in te gaan door de enge poort, die vermaning dat velen zullen zoeken in te gaan maar niet zullen kunnen – misschien stonden die op de pagina’s die uit de Bijbels van veel reformatorische christenen gescheurd zijn.
Het is de duivel om het even. Van hem mag je gerust je afschuw uitspreken over Kuitert, zolang „mensen blijven slapen in een valse vrede”, zoals Whitefield zegt. Voor hem was dat niet om het even: „Neem mij niet kwalijk dat ik mij zo tot u richt. Het is inderdaad uit liefde voor uw zielen. Ik zie dat u blijft treuzelen in uw Sodom en daar zou willen blijven. Maar ik kom tot u zoals de engel tot Lot kwam, om u bij de hand te nemen. Kom mee, mijn waarde broeders, vliedt, vliedt, vlucht om uw leven naar Jezus Christus, vlucht naar een bloedende God, vlucht naar een troon der genade, en vraag God uw harten te breken, vraag God u van uw eigen zonden te overtuigen, vraag God u van uw erfzonde te overtuigen, vraag God u van uw eigengerechtigheid te overtuigen, vraag God u geloof te geven en te maken dat u Jezus Christus gretig aanneemt.”