Pijn bij foetus vóór 24 weken zo aannemelijk dat abortusbeleid moet wijzigen
De prolifebeweging schiet onder de streep weinig op met nieuwe bevindingen die erop wijzen dat veel ongeboren kinderen mogelijk toch pijn lijden bij een abortus. Ze kunnen wel een eyeopener zijn voor voorstanders van abortus.
De Britse wetenschapper Stuart Derbyshire doet al jaren onderzoek naar de pijnbeleving van ongeboren kinderen. Al die tijd concludeert hij dat er geen bewijs was voor de claim dat zij vóór een zwangerschap van 24 weken pijn kunnen ervaren. In zijn nieuwste publicatie schuift hij die conclusie echter van tafel, omdat oude en nieuwe studies hem van het tegendeel overtuigden. Wat betekent dit voor abortus in Nederland, waar 24 weken de wettelijke grens is?
Derbyshire, zelf uitgesproken prochoice (vrije keus voor abortus), stelt samen met zijn prolifecollega John Bockmann vast dat een oude aanname over pijnbeleving onhoudbaar is geworden. Veel wetenschappers geloofden dat een ontwikkelde hersenschors, bij 24 weken zwangerschap, cruciaal is voor de beleving van pijn. Ondanks het bestaan van andere onderzoeksresultaten die dit in twijfel trekken, hield de abortusbeweging hardnekkig vast aan deze lijn. Die werd zelfs, ten onrechte, een consensus genoemd.
Verdoving
Ook recenter onderzoek, naar mensen zonder werkende hersenschors en naar fretten, heeft Derbyshire overtuigd. Volgens de onderzoekers is pijnbeleving vanaf achttien weken zwangerschap allerminst uit te sluiten. Zelfs een ondergrens van twaalf weken wordt voor mogelijk gehouden. Het ongeboren kind zelf is dan nog maar tien weken oud. Ook als de hersenschors toch nodig zou zijn om pijn te kunnen ervaren, weet men nu dat de omstandigheden voor pijnbeleving na twaalf weken wezenlijk niet verschillen van die bij 24 weken, aldus de onderzoekers:
„Samenvattend: huidig neurowetenschappelijk bewijs ondermijnt de noodzaak van de hersenschors voor de beleving van pijn. Zelfs als de hersenschors als noodzakelijk wordt beschouwd voor pijnbeleving, is er goed bewijs dat de projecties van de thalamus in de subplaat, die rond 12 weken in ontwikkeling komen, functioneel zijn en equivalent aan de thalamocorticale projecties die in ontwikkeling komen rond 24 weken zwangerschap. Derhalve steunt het huidige neurowetenschappelijke bewijs de mogelijkheid van foetale pijn vóór het ”consensuele” punt van 24 weken.”
Toch denken Derbyshire en Bockmann niet hetzelfde over de praktijkgevolgen van hun conclusies. Derbyshire adviseert dat vrouwen en artsen op basis van de omstandigheden en hun eigen geweten kiezen voor of tegen verdoving van het ongeboren kind. Bockmann vindt dat verdoving standaard moet plaatsvinden bij alle abortussen vanaf twaalf weken. Dat laatste lijkt de meest gewetensvolle positie. Immers, bij twijfel over zo’n aangrijpend thema is terughoudendheid het enige logische gevolg.
Niet transparant
De komende tijd moet duidelijk worden of dit nieuws gevolgen heeft voor het werk van abortuscentra in Nederland. Mogelijk voorkomt men met de huidige abortusmethode reeds pijn bij de ongeborene vanaf die zwangerschapsweek. Abortuscentra zijn hierover niet erg transparant, maar als we de spaarzame uitingen hierover moeten geloven, knippen Nederlandse aborteurs eerst de navelstreng door. Dit zou kunnen betekenen dat discussies over pijnbeleving overbodig zijn, mits deze handeling de direct daaropvolgende abortus inderdaad pijnloos maakt. Of dat zo is, mogen abortuscentra zelf vertellen. Hun websites geven niets prijs en ook de NVOG-richtlijn zwijgt erover. Derbyshire en Bockmann spreken eveneens nergens over het doorknippen van de navelstreng, maar geven wel aan dat soms gekozen wordt voor een dodelijke injectie, voordat het ongeboren kind in stukken wordt geknipt.
Hoog op agenda
Er zijn twee redenen waarom er door het rapport van Derbyshire en Bockmann veel zou kunnen veranderen in de abortusdiscussie. Om te beginnen lijkt er een nachtmerrie te zijn uitgekomen waaraan niemand, ongeacht welke ideologische overtuiging men heeft, durfde te denken: kinderen tussen de 12 en 24 weken wordt mogelijk al jaren pijn gedaan. En dat terwijl aborteurs konden weten dat wetenschappelijk bewijs dit niet uitsluit.
Voor de toekomst betekent dit, in de ogen van abortusvoorstanders, dat verdoving (of wellicht het doorknippen van de navelstreng) abortus rechtvaardigt. In haar algemene strijd tegen abortus schiet de prolifebeweging dan ook niet veel op met de nieuwe bevindingen, vooral omdat haar bezwaren tegen abortus niet zijn gebaseerd op pijnbeleving. Men mag er wel van uitgaan dat het voorkomen van pijn bij ongeboren kinderen bij iedere partij binnen het abortusdebat hoog op de agenda staat.
De onderzoeksbevindingen kunnen wel een eyeopener zijn voor mensen die tot voor kort abortus steunden zonder het ongeboren kind te beschouwen als mens. Want als een ongeboren menselijk wezen net zo kan lijden als een ieder van ons, wanneer men ons prikt of steekt, dan doodt abortus in al die gevallen dus een mens. Zelfs prochoicers moeten nu toegeven dat dit op z’n minst geldt voor de jaarlijks paar duizend ongeboren kinderen die tussen de 18 en 24 weken worden geaborteerd in Nederland.
De auteur is communicatiemedewerker bij Stichting Schreeuw om Leven.