Tucht over ambtsdragers wil gemeente bewaren bij Schrift
Tucht over ambtsdragers is bedoeld om de gemeente van Christus te vrijwaren van ambtsdragers die de gemeente voorgaan in de weg van de ontrouw aan Gods Woord, de belijdenis en de kerkorde. Ambtsdragers die afgezet worden, staan door die maatregel niet buiten het Koninkrijk der hemelen.
Volgens collega drs. L. E. Leeftink heeft een classis niet de bevoegdheid om een kerkenraad te schorsen of af te zetten, als deze zich niet houdt aan besluiten van meerdere vergaderingen (RD 23-12). Hij betoogt dat een classis alleen een adviserende rol heeft. Hij voert voor deze visie kerkordelijke en historische argumenten aan die, naar mijn overtuiging, onvolledig en deels onjuist zijn.
Last en macht
In de eerste plaats stelt hij dat een meerdere kerkelijke vergadering geen ambtelijke bevoegdheden heeft. Dat is onjuist. In een meerdere vergadering komen de mindere vergaderingen immers samen met last en macht. Daarmee brengen de afgevaardigden hun ambtelijke bevoegdheid mee en voegen ze die bij elkaar. Dat geldt niet alleen op een classis, maar ook op een particuliere synode en op de generale synode. In een vergadering van classis of synode komen de gezamenlijke kerkenraden samen, met de daarbij behorende ambtelijke bevoegdheden, om te behandelen en te besluiten wat door de mindere vergadering niet kan worden afgehandeld.
Ds. Leeftink positioneert in de tweede plaats een kerkenraad te vrijblijvend in het kerkverband. In de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, waartoe hij behoort, ratificeert een kerkenraad besluiten van bredere kerkelijke vergaderingen. De Dordtse Kerkorde (DKO) wijst echter een andere weg. Alle besluiten van een meerdere kerkelijke vergadering zijn vast en bondig voor de kerken. Hij die tegen de genomen besluiten bezwaren heeft, dient daartegen appel of revisie aan te tekenen.
Als derde leg ik er de vinger bij dat mijn collega het recht van de classis inzake tucht over ambtsdragers ten onrechte beperkt tot advies en instemming. Artikel 79 (DKO) benoemt nadrukkelijk dat een kerkenraad niet de bevoegdheid heeft om zelfstandig over te gaan tot afzetting van een ambtsdrager, maar dat hij daarvoor de hulp moet inroepen van de naburige kerkenraad, in geval van ouderlingen en diakenen, danwel van de classis, voor het afzetten van een predikant. Afzetting van een hele kerkenraad, die daarover samen met een naburige kerkenraad moet beslissen, is onmogelijk. Dat zou enerzijds de desbetreffende kerkenraad tot rechter in eigen zaak maken en anderzijds de naburige kerkenraad overvragen in deze zaak. In deze impasse voorziet artikel 30 (DKO), dat de meerdere vergadering de ambtelijke bevoegdheid geeft om te doen wat een mindere vergadering niet kan doen.
Historische gegevens
Ds. Leeftink brengt enkele historische noties naar voren. Hij ziet daarin echter enkele belangwekkende feiten over het hoofd, wanneer hij de gang van zaken rond de Nationale Synode van Dordrecht (1618-1619) benoemt. De besluiten van deze synode zijn voor het gereformeerde kerkrecht van groot belang. Bij de uitwerking van de synodebesluiten werden de particuliere synodes in de gewesten belast met de uitvoering van het besluit om remonstrantse ambtsdragers te ontzetten uit het ambt. Op tal van plaatsen is door de particuliere synodes overgegaan tot het afzetten van enkele ambtsdragers in die gemeenten die dit besluit niet zelf konden of wilden uitvoeren. Een voorbeeld dat hierbij in het oog springt, is de afzetting door de synode van de voltallige remonstrantse kerkenraad van Gouda. Ondanks de tegenstand van de gemeente en de remonstrantse kerkenraad is daar een contraremonstrantse kerkenraad geïnstalleerd. Ook in het recente verleden hebben classes op grond van de DKO plaatselijke kerkenraden afgezet en een interim-kerkenraad benoemd.
Doel en karakter
Het betoog van ds. Leeftink loopt vast bij de vraag hoe een classis dan wél moet handelen met een hardnekkige kerkenraad die zich niet wil houden aan Gods Woord en de belijdenis of kerkelijke besluiten naast zich neerlegt. Hij komt tot de conclusie dat een kerk zichzelf daarmee buiten het kerkverband plaatst en dat een classis de bezwaarde leden van die gemeente dient te adviseren om te breken met deze kerk en een nieuwe gemeente te vormen. Deze nieuwe gemeente zou dan als wettige voortzetting van de oude gemeente in de classis kunnen worden opgenomen. Deze route kent de DKO niet.
Dat brengt mij bij het punt waar het om draait bij tucht over ambtsdragers. In de huidige discussie wordt over het hoofd gezien wat het doel en karakter van tucht over ambtsdragers is. Beide zijn anders dan tucht over gemeenteleden. Als een kerkenraad tucht uitoefent over gemeenteleden, dan is deze medisch van aard. De tucht is bedoeld om broeders en zusters te behoeden van de eeuwige ondergang. En hoe ernstig, bij volharding van de zonde worden ze door de tucht buitengesloten van het Koninkrijk der hemelen. Daarom zal een tuchtprocedure over gemeenteleden bij volharding in de zonde zich uitstrekken over vele jaren.
Tucht over ambtsdragers heeft een ander doel, namelijk om de gemeente van Christus te vrijwaren van ambtsdragers die de gemeente voorgaan in de weg van de ontrouw aan Gods Woord, de belijdenis en de kerkorde. Ambtsdragers die afgezet worden, verliezen hun ambt, maar staan door die maatregel niet buiten het Koninkrijk der hemelen. Een tuchtmaatregel over ambtsdragers is bedoeld om de gemeente te bewaren bij Schrift en belijdenis.
De auteur is predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk Urk-Maranatha.