De biodiversiteit op onze planeet holt achteruit, zo berichtten vorige week alle media. Uit een groot onderzoek blijkt dat één miljoen van de acht miljoen plant- en diersoorten die er zijn een serieus risico lopen uit te sterven. Leest een christen zo’n bericht anders dan zijn ongelovige buurman?
Het potentiële uitsterven van zoveel soorten wordt breed in onze samenleving als een ernstige zaak beschouwd. Dat blijkt wel uit het feit dat dit bericht zoveel aandacht kreeg. Maar waarom vinden we dit eigenlijk erg?
In de eerste plaats omdat de kaalslag in de natuur ook bedreigend is voor de mens. Onze voedselvoorziening zal bijvoorbeeld in gevaar komen. Daarnaast heeft, althans voor veel mensen, de natuur een intrinsieke waarde: nog afgezien van wat wij mensen eraan hebben, vinden we planten en dieren waardevol en kostbaar. Bij dit tweede punt beginnen de verschillen tussen een christen en zijn ongelovige buurman. De Bijbel vertelt ons immers dat planten en dieren niet bij toeval ontstaan zijn, maar door God geschapen zijn. Juist daarom zijn ze waardevol.
Een christen heeft nog een derde reden om de achteruitgang in biodiversiteit te betreuren. Diverse Bijbelgedeelten maken duidelijk dat de natuur, juist in haar diversiteit, iets laat zien van Gods grootheid en glorie. De Nederlandse Geloofsbelijdenis verwoordt dit als volgt (art. 2): „De schepping is voor onze ogen als een prachtig boek, waarin alle schepselen, groot en klein, als letters zijn, die ons te aanschouwen geven wat van God niet gezien kan worden, namelijk Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid.” Zo bezien is het uitsterven van planten en dieren wel heel dramatisch. Bij elke soort die uitsterft (en dat dreigen er dus één miljoen te worden) telt het ”boek der natuur” een letter minder om van Gods grootheid te getuigen.
Opdracht
In de media riepen deskundigen op tot actie, om de achteruitgang te stoppen. Er moet een nieuw biodiversiteitsverdrag komen. De agrarische sector moet veranderen. Burgers moeten consuminderen, biologische producten kopen en hun tuin natuurvriendelijk inrichten. Duurzaamheid moet de norm in plaats van de uitzondering worden.
Niet iedereen zal dergelijke verandervoorstellen met enthousiasme begroeten. Christenen hebben echter alle reden om dat wél te doen. Als planten en dieren door God geschapen zijn en ons iets van Zijn glorie laten zien, dan kan hun lot ons niet onverschillig laten. Ik heb, om het heel eenvoudig te zeggen, veel meer reden om het grind in mijn tuin te vervangen door groen dan mijn ongelovige buurman.
Daar komt nog iets bij. Bijbels gezien is het beheer van Gods schepping de meest fundamentele taak die de mens heeft. We lezen immers in Genesis 1 dat God ons schiep naar Zijn beeld. Dat wil zeggen: Hij maakte ons als vertegenwoordiger van Hemzelf. Zoals Jozef werd aangesteld om namens de farao Egypte te besturen, zo zijn wij aangesteld om namens God Zijn schepping te beheren.
Dat blijkt ook uit het nauwe verband dat Genesis 1:26 legt tussen het geschapen zijn naar Gods beeld en Zijn opdracht voor de mens. Vanuit de grondtaal is er veel voor te zeggen om niet te vertalen: „en laten zij heersen”, maar: „opdat zij zullen heersen.” Het beheer van de schepping is het doel van onze schepping naar Gods beeld. Uiteraard wordt met „heersen” niet het onderdrukken van Gods schepping bedoeld, maar goede zorg en rentmeesterschap.
Het gepubliceerde onderzoek laat zien hoezeer wij mensen, en in het bijzonder wij westerlingen, falen in het vervullen van deze taak. Als het goed is, leest een christen de berichtgeving hierover dus ook met verdriet, en brengt die hem tot berouw en bekering. Ons is het beheer van Gods prachtige schepping toevertrouwd, maar wij verwoesten Zijn bezit.
Perspectief
Kortom, in Bijbels licht is de teloorgang van biodiversiteit nog veel ernstiger dan vanuit seculier perspectief. Een christen heeft extra redenen om zoveel mogelijk bij te dragen aan het behoud van de schepping.
Ten slotte maakt het christelijk geloof hier echter nog één belangrijk verschil. We mogen weten dat God zelf Zijn zuchtende schepping ooit zal bevrijden (Romeinen 8:19-22). Dat komt niet in mindering op onze verantwoordelijkheid, maar plaatst die wel in een hoopvol perspectief.
De auteur is oudtestamenticus.