„Ik denk dat het belangrijk is dat kinderen meekrijgen Wie de Heere wil zijn voor Zijn kerk.” Gisette van Dalen beschrijft in deel 1 van ”De kerkgeschiedenis in 100 verhalen” geschiedenissen over bekende en onbekende personen uit het tijdperk van de apostelen tot aan de Reformatie.
Van Dalen (40) is getrouwd, moeder van vier dochters, woonachtig in Garderen en werkzaam bij het tijdschrift Terdege.
Wat inspireerde u tot het schrijven van dit boek?
„Het is een idee dat ik al langer had. Toen onze kinderen jonger waren, las ik hun het boek ”Lang geleden. De geschiedenis van Nederland in 50 voorleesverhalen” van Arend van Dam voor. De kinderen smulden ervan en ik dacht: „Misschien kan ik zoiets een keer doen met de kerkgeschiedenis.” Naar mijn idee waren er nog geen korte voorleesverhalen over dit onderwerp. Toen destijds de restyling van het tijdschrift Terdege eraan kwam, kon ik een rubriek met mijn verhalen vullen. Deze loopt nog steeds, maar de verhalen in dit boek zijn uitgebreider dan die in Terdege. Ze bevatten meer achtergrondinformatie in de vorm van kaders, illustraties en een tijdbalk.”
Vanwaar het onderwerp kerkgeschiedenis?
„Ik vind geschiedenis erg leuk. De kerkgeschiedenis is extra mooi en belangrijk om aan kinderen door te geven. Dat gebeurde bij ons vroeger in het gezin ook. We zaten dan met z’n allen op zondagmiddag bij elkaar en mijn vader las dan ”De kerkgeschiedenis” van Vreugdenhil voor. Ik vond het altijd een gezellig en leerzaam moment.”
Voor welke leeftijdscategorie heeft u dit boek geschreven?
„In eerste instantie mik ik op kinderen van de basisschool, maar het boek is geschikt voor alle leeftijden. Het is een gezinsboek dat je samen met de kinderen bijvoorbeeld op zondagmiddag kunt lezen. Ik krijg ook reacties van ouderen die deze verhalen leerzaam vinden.”
Heeft de kerkgeschiedenis extra aandacht nodig onder jonge generaties?
„Ik vind de kerkgeschiedenis belangrijk omdat je het werk van God door de eeuwen heen ziet. Daaruit blijkt dat Hij Dezelfde is als vroeger. Je ziet hoe christenen door moeiten heen hun geloof wisten te behouden. Zij leefden in afhankelijkheid van Hem en ik denk dat het belangrijk is dat kinderen meekrijgen Wie de Heere wil zijn voor Zijn kerk.”
Hoe selecteerde u de hoofdpersonen voor de verhalen?
„Ik heb bestaande boeken doorgekeken, bijvoorbeeld ”De kerkgeschiedenis” van J. Vreugdenhil en ”De strijdende kerk” van P. de Rover. Namen die me opvielen, heb ik opgeschreven. Ook heb ik onbekendere namen toegevoegd. Zo las ik recent een artikel in het RD over Argula von Grumbach. Zij betekende veel voor de Reformatie in Duitsland. Ik vind het mooi om ook zo iemand voor het voetlicht te halen. Ik heb er een groslijst van gemaakt met 110 onderwerpen of namen waaruit ik kan putten.”
Welke bronnen gebruikte u als informatie voor de verhalen?
„Verschillende bronnen, zoals ”De strijdende kerk” van De Rover en ”De kerk van alle tijden” van L. Praamsma. Verder de ”Christelijke encyclopedie”, het ”Handboek der kerkgeschiedenis” van J. H. Bakhuizen van den Brink en J. Lindeboom en artikelen uit Digibron. Daarnaast worden al mijn verhalen ter controle gelezen door prof. dr. H. J. Selderhuis.”
Heeft u zich dichterlijke vrijheid gegund bij het schrijven?
„Ik vind feiten heel belangrijk. Er zijn veel verhalen van vroeger waarin wonderen gebeuren. Zeker wanneer er maar één bron was die dat vermeldde, ben ik heel voorzichtig geweest, of heb ik een woordje als ”zou” ingevoegd, zodat ik het niet met de grootst mogelijke stelligheid zeg. Ik heb geprobeerd de feiten boven tafel te halen. Dat neemt heel veel tijd in beslag: in elk verhaal zit zeker zo’n tien tot twaalf uur werk. Waar ik letterlijke citaten van de desbetreffende personen had, heb ik ze gebruikt. Bijvoorbeeld in het verhaal van Jan de Bakker. De vader zegt daar tegen Jan: „Ik wil je graag opofferen zoals Abraham zijn zoon deed, zie ons verdriet niet aan.””
Tot hoever in de tijd gaat u door in de verhalen van het tweede deel?
„Ik ben deel 1 begonnen met Johannes op Patmos, die een inkijkje krijgt in het grote lijden dat de kerk op aarde te wachten staat. Maar de gezichten bieden ook troost en Johannes krijgt het witte paard te zien, het teken van de Evangelieverbreiding. Johannes was op het Griekse eiland Patmos en zijn gemeente bevond zich in het huidige Turkije. Zoals ik er nu tegen aankijk, wil ik de cirkel rondmaken en het laatste verhaal over christenmartelaren in Turkije schrijven.”
Hoe gaat u om met kerkscheuringen?
„Ik heb nog twee jaar voordat ik bij de meer recente kerkscheuringen aankom, dus ik heb nog even de tijd om goed na te denken over de manier waarop ik die ga behandelen. Waarschijnlijk wordt het een meer algemeen verhaal over de kerk in Nederland, om zo het grote geheel van de strijdende kerk in het oog te houden.”
Wat wilt u meegeven door middel van uw verhalen?
„De Heere zorgt voor Zijn kerk. In de geschiedenis zijn er momenten geweest dat de kerk bijna uitgeroeid was, maar steeds is te zien dat God voor Zijn kerk zorgt. Na zo veel duizend jaar is er nog steeds een kerk! Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde, tot in eeuwigheid. Dat probeer ik in dit boek ook aan kinderen te laten zien.”
Godfried van Bouillon
„Vanaf zijn paard kijkt Godfried van Bouillon, een jonge edelman, uit over de eindeloze mensenmassa voor hem. Zover hij kan kijken ziet hij ridders te paard, soldaten te voet en burgers. Achter zich hoort hij hoefgetrappel en het geluid van duizenden voetstappen, de rest van een enorm leger. Het is het jaar 1096. Godfried van Bouillon is een van de leiders van de eerste kruistocht naar het Heilige Land.” (Uit: ”De kerkgeschiedenis in 100 verhalen”)
Boekgegevens
De kerkgeschiedenis in 100 verhalen, Gisette van Dalen; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2017; ISBN 978 94 029 0570 0; 224 blz.; € 28,95.