Kunstenaar Maarten van Heemskerck was „te rooms” voor de Republiek
Vreemd eigenlijk, de schilder Maarten van Heemskerck (1498-1574) behoorde tot de bestverdienende kunstenaars uit de Noordelijke Nederlanden. Toch kreeg hij juist daar weinig bekendheid. Was het omdat de groeiende groep protestanten hem te rooms vond en dus negeerde? Het blijft giswerk.
Drie Noord-Hollandse musea hebben de handen ineengeslagen, de koppen bij elkaar gestoken en drie tentoonstellingen ingericht. Maarten van Heemskerck –onmiskenbaar een boeiende figuur– moet uit de vergetelheid gelicht. Voor liefhebbers dus een dagje Van Heemskerck in Haarlem en Alkmaar. Met eventueel als toetje Heemskerk, het dorp waar de schilder in 1498 –als Maerten van Veen– ter wereld kwam. Als gevierd en gearriveerd kunstenaar zou hij later zijn naam veranderen in Maarten van Heemskerck. Een eerbetoon aan zijn afkomst.
De jonge Maarten volgt niet de voetsporen van zijn vader, een landbouwer en grondbezitter. Liever gaat hij in de leer bij Haarlemse kunstenaars, die al snel zijn talent ontdekken. Hij is heel ambitieus, zoekt nieuwe manieren van schilderen, wil vooroplopen en vooral de beste zijn. Zijn portretmodellen plaatst hij in een landschap, ongewoon in die tijd. Opdrachtgevers portretteert hij in hun eigen huiselijke omgeving. Een spinnewiel symboliseert de deugdzaamheid van de huisvrouw, aan penningen en een kasboek is een koopman te herkennen. Van Heemskerck schildert onverbloemd realistisch, inclusief rimpels en andere ‘gebreken’. Ook trekt hij de kijkers zijn werken in, betrekt hen bij wat er gebeurt, brengt dynamiek in zijn schilderijen en prenten.
Rome
In het atelier van Jan van Scorel hoort hij over de Italiaanse manier van schilderen. Want Van Scorel bezocht Rome, en liet zich daar inspireren. In 1532 besluit ook Van Heemskerck naar Rome te gaan. Maar om zijn kwaliteit nog eens te tonen, schildert hij eerst een altaarstuk, ”De heilige Lucas schildert de Madonna”, naar een apocrief verhaal. Lukas is de beschermheilige van de kunstenaars en Van Heemskerck vraagt op deze manier zijn collega’s vooral voor hem te bidden als hij zijn gewaagde en gevaarlijke reis naar Rome onderneemt. Zij doen het, meldt een gedichtsel, „met alle onse macht”.
Er komt zo’n vier jaar later een andere Van Heemskerck terug uit Italië. Hij heeft er niet veel geschilderd, hoewel hij volgens Carel van Mander in diens ”Schilderboeck” (1604) zijn „tijd niet heeft verslapen of bij de Nederlanders verdaan met drinken”. Hij bestudeerde en kopieerde werken van grote meesters als Rafaël en Michelangelo en tekende alles wat juist in die tijd van de Romeinse „antieken” werd opgegraven.
Hoe groot de Romeinse invloed op Van Heemskerck was, blijkt uit een nieuwe versie van Lukas die de Madonna schildert. Heeft Lukas in het eerste schilderij nog grijs haar, een neusbrilletje, diepe ouderdomsrimpels en een wat karikaturale rode muts op, in het tweede schilderij lijkt de apostel meer op een goedgespierde Romeinse centurion.
De opdrachten van de kerk en van de gegoede burgerij buitelen over elkaar heen en Van Heemskerck groeit uit tot de belangrijkste vertegenwoordiger van de Italiaanse renaissance in de Noordelijke Nederlanden.
Prenten
Niet het minst verdient Van Heemskerck zijn brood met tekeningen en prenten. Rembrandt produceert in zijn leven 300 prenten, Van Heemskerck zet er 600 op de markt. Hij bouwt een productielijn op; zelf schetst hij een voorstelling, die vervolgens in het atelier door de kunstenaar, geleerde, theoloog en humanist Dirck Volkertszn Coornhert of door anderen wordt geëtst. Deze prenten vinden grotendeels hun weg naar het buitenland.
Een grote voorliefde heeft Van Heemskerck voor klassieke en Bijbelse voorstellingen. In navolging van de Italiaanse renaissance besteedt hij veel aandacht aan de menselijke anatomie. Geprononceerde spierbundels benadrukken kracht; lichaamscultus is van alle tijden. Bij afbeeldingen van Simson en Hercules is dat geloofwaardiger dan bij de barende Sara.
Schaduw
Bij alle roem in het buitenland, blijft in Nederland altijd wat schaduw over Van Heemskerck hangen. Wellicht door de opkomende Reformatie in ons land. Zijn werk is te rooms en opdrachten van protestanten blijven grotendeels uit.
Het leven van Van Heemskerck houdt min of meer gelijke tred met het leven van die andere Maarten. Luther werd vijftien jaar eerder geboren (1483) en stierf in 1546, Van Heemskerck stierf 28 jaar later. Luther komt buiten de Roomse-Katholieke Kerk te staan, Van Heemskerck blijft zijn leven lang verbonden aan Rome, zij het in een humanistisch smaldeel.
De Reformatie trekt haar sporen in Holland, vooral in de steden. Opvallend genoeg blijven bijvoorbeeld al de dorpjes tussen Alkmaar en Haarlem rooms-katholiek. In het dorp Heemskerk –waar Maartens wieg stond– kiest slechts één persoon de kant van de Reformatie: de lokale priester.
Van Heemskerck krijgt ook te maken met de baanbrekende nieuwe leer van de Reformatie en alle discussie daaromheen. Maar van eventuele sympathie voor de Reformatie blijft weinig over als bij de Beeldenstorm in 1566 veel van zijn werken worden vernietigd. ”De oprichting van de koperen slang” bijvoorbeeld wordt ernstig met messen bewerkt, maar kan later worden gerestaureerd. Na 1566 zal de geschokte en teleurgestelde Van Heemskerck niet meer schilderen, hij legt zich toe op de prentkunst.
Van Heemskerck sterft in 1574 en wordt begraven in de Sint-Bavokerk, op dat moment nog een rooms-katholieke kerk. Vier jaar later, op Sacramentsdag, bestormen protestanten de kerk; ze plunderen, slaan de boel kort en klein en doden de priester. Vervolgens wordt in de kerk de gereformeerde liturgie en prediking ingevoerd.
Angeltje
Blijft als een angeltje de vraag haken wat bedoeld is met ”te rooms”. Ging het om de kunst in de kerk, als de boeken der leken? Of ging het om het verbeelden van de mens Jezus? Maar waarom dan de ”Oprichting van de koperen slang” vernield? Eén ding valt wel op. Van Heemskerck zet een beeld neer van de lijdende Jezus als een murw geslagen, deerniswekkende man. Tristan Schiff, conservator oude kunst van het Alkmaarse museum, zoekt de verklaring voor de weerstand in het „onderwijzende karakter van de schilderijen” van Van Heemskerck. De Rooms-Katholieke Kerk had er belang bij het lijden van Jezus zo sterk mogelijk te benadrukken en daarmee medelijden van het kerkvolk op te roepen. Protestanten, als ze zich al waagden aan de verbeelding van de lijdende Jezus, verwezen sterker naar de lijdende Borg, Die ook als Profeet, Priester en Koning leed. „Weent niet over Mij…”