Op papier smaakt alles beter. Die bittere werkelijkheid overviel me weer eens toen ik op een magazine stuitte dat geheel gewijd was aan koffie. Romig-robuuste mokkaprofielen met rijke tonen van vers brood, donker fruit en geroosterde amandelen deden me het water in de mond lopen. Met koffie had dat niets te maken –ik kan nog geen latte macchiato van een cappuccino onderscheiden– maar het was alsof ik even gluren mocht door de kierende deur waarachter een wereld lag waarin ik niets te zoeken en daarom des te meer te verwonderen had: het universum van de fijnproever.
Het lijkt me heerlijk om een smaakexpert te zijn. Om met één blik een tripel van een lentebok te kunnen onderscheiden, of aan de tint van chocola te kunnen zien of die uit Rwanda of Ivoorkust komt. Ik zou hints en ondertonen willen proeven in een kippensoep, het karakter van kwark kunnen bepalen, over de kwaliteit van kokosbrood de degens kunnen kruisen. En ik sta niet alleen.
Voedingsspeciaalzaken groeien de pan uit. Vooral kaaswinkels boeren goed, meldt de NOS. Wie een bijzonder borrelavondje ambieert, telt hier zonder aarzelen honderd euro uit voor een goedgevulde plank roquefort of Dordtse brokkel. Hoe ambachtelijker, hoe beter, getuige de nieuwssite. „Mensen willen kaas met een verhaal.”
Er is nu eenmaal weinig pittoresks aan het eten van fabrieksbeleg
Nu kun je moeilijk zeggen dat kaas in de letterkunde geen rol van betekenis heeft gespeeld. Denk aan de fabel van La Fontaine over de vos die de raaf zijn stuk camembert aftroggelt, of Elsschots beroemde novelle. Toch is het in die gevallen correcter om van ”een verhaal met kaas” te spreken – en dat is niet wat de gruyèregastronoom drijft. Niet de literatuur maar het avontuur trekt. Er is nu eenmaal weinig pittoresks aan het eten van fabrieksbeleg dat in keurig afgemeten plakjes uit een machine rolt. Wat we willen, zijn koeien op een klaverweitje, een ”petite ferme” in Frankrijk, een vrouw met een schort die dag in, dag uit de wrongel door de neteldoek perst. We willen bloed, zweet, tranen; we willen oorlog en vrede, vaders en zonen, woeste hoogten en grote verwachtingen. We willen geen ricotta – we willen een roman.
Een goed verhaal verkoopt zichzelf. Al sinds de eerste troubadours de dorpspleinen langsgingen, laten we ons meeslepen door het gesproken woord. Van de koffiehuizen van Samarkand tot de heilige eiken van de Batavieren luisterden we met gloeiende wangen naar de legenden over dat ene bos, die ene bron, dat ene, stille water. Voorwerp en vertelling raakten met elkaar verknoopt, maakten het vreemde dierbaar en gaven het alledaagse een mythische glans.
Geen wonder dat storytelling als marketingstrategie vandaag de dag nog steeds garant staat voor succes. Een snel rondje googelen bewijst de kracht van de moderne minstreel: er zijn tassen, theezakjes, bankjes, bomen, bakstenen, damesjassen en dode dieren met een verhaal. In elk product schuilt tegenwoordig iets persoonlijks. Zo vertelt een QR-code je desgewenst van welke koe je melk afkomstig is of hoe het varken heette dat nu op je bord ligt. We willen tenslotte niet alleen weten waar Abraham de mosterd haalt, maar ook of hij daar wel een eerlijke prijs voor betaalt en hoeveel CO2 erbij wordt uitgestoten.
Om gecertificeerd fromager of magister vini te worden, moet je als leek heel wat uren neertellen. Maar van een goed verhaal kan gelukkig iedereen genieten – zelfs als je geen gastronomische gaven hebt. Ik drink mijn pinot noir het liefst denkbeeldig. Een flink kookboek houdt me uren zoet. Ik kan geen chocola maken van koffie, en van bier heb ik geen kaas gegeten. Maar wie de kunst verstaat om zich aan letters te laven, heeft voor zijn leven aan leesvoer genoeg.