Staatssecretaris Wilma Mansveld van Infrastructuur en Milieu treedt af na harde conclusies in het rapport over het drama met de flitstrein Fyra. Ze neemt met haar aftreden ook verantwoordelijkheid voor de fouten van haar voorgangers in het Fyra-dossier. Ze zei dat woensdag in een korte toelichting op haar aftreden.
Als staatssecretaris is ze ook verantwoordelijk voor wat zich sinds de jaren negentig in het dossier heeft afgespeeld. „Het is mijn democratische plicht om ook verantwoordelijkheid te nemen voor eventuele fouten van mijn voorgangers”, zei ze.
Ze zei ook dat ze het debat over de lessen die getrokken moeten worden uit het Fyra-debacle graag zou voeren. „Maar dat is niet mogelijk als het slechts in het teken staat van het al dan niet aanblijven van mij als verantwoordelijk staatssecretaris.”
Mansveld constateerde dat het rapport van de parlementaire enquêtecommissie („lijvig en stevig”) ook over de informatievoorziening aan de Kamer gaat, die „cruciaal is in de politiek”. Ze zei dat informatie wat haar betreft altijd openbaar hoort te zijn en dat ze er steeds naar heeft gestreefd om de Tweede Kamer naar „eer en geweten” te informeren over elke stap. „Ik constateer dat de enquêtecommissie van mening is dat dit onvoldoende is gebeurd. Wat ik er ook van vind, dit betekent dat ik dingen niet goed heb gedaan.”
Mansveld bracht in herinnering dat ze binnen enige weken na haar aantreden in november 2012 al werd geconfronteerd met „ingrijpende gebeurtenissen” rond de Fyra. Midden januari 2013 werd de trein al uit dienst genomen. Sinds die tijd was het haar doel om de problemen zo snel mogelijk op te lossen.
Rapport
Mansveld treedt af nadat de parlementaire enquêtecommissie had geconcludeerd dat zij de Tweede Kamer onjuist heeft geïnformeerd. Mansvelds besluit kwam na overleg met PvdA-partijleider Diederik Samsom en met PvdA-vicepremier Lodewijk Asscher. Het onjuist informeren van de Kamer is een politieke doodzonde, waaruit maar een conclusie viel te trekken.
In haar rapport geeft de parlementaire enquêtecommissie Fyra alle betrokken partijen bij het debacle met de hogesnelheidstrein een veeg uit de pan: kabinet, NS én de Tweede Kamer. Hoofdconclusie van de commissie is dat het beoogde snelle treinvervoer op de Hogesnelheidslijn-Zuid (HSL-Zuid) niet tot stand is gekomen „omdat andere belangen keer op keer prevaleerden boven het verwezenlijken van het reizigersvervoer.” Zo dacht de staat te veel aan de inkomsten van de lijn, terwijl NS vooral gericht waren op behoud van zijn strategische positie op het Nederlandse spoor. In haar woensdagmiddag gepresenteerde rapport ”De reiziger in de kou” stelt de enquêtecommissie dat het zowel de staat als NS valt aan te rekenen dat reizigers nog steeds niet snel en betaalbaar kunnen reizen tussen Amsterdam en Brussel. Beide partijen hebben jarenlang een „destructieve strijd” uitgevochten. „De wil en de moed” ontbraken om samen oplossingen te vinden voor problemen. Daarvoor zijn zowel de opeenvolgende ministers van Infrastructuur en van Financiën als het spoorbedrijf „in de eerste plaats” verantwoordelijk.
Wel blaffen, niet bijten
Blaam treft „in mindere mate” ook de Tweede Kamer. „Die blaft wel, maar bijt niet.” En de Kamer heeft in 2013 ingestemd met een alternatieve invulling van het reizigersvervoer op de HSL-Zuid. Maar daarmee wordt de reiziger „aanmerkelijk slechter bediend” dan ooit de bedoeling was.
Het kabinet heeft de Kamer in de loop der jaren „uitvoerig geïnformeerd” over het vervoer op de HSL-Zuid. Op „verscheidene momenten” was de informatievoorziening echter ontijdig, onvolledig of onjuist. Achtereenvolgende verkeersministers hebben zich daaraan schuldig gemaakt.
De huidige verantwoordelijke staatssecretaris, Mansveld, heeft de Kamer enkele keren onjuist en onvolledig geïnformeerd. De commissie vindt het ook „ontluisterend” hoe ze zich heeft uitgelaten over de veiligheid van de Fyra.
Minister Dijsselbloem (Financiën) is eveneens „onvolledig” geweest; hij heeft de Kamer „daardoor op het verkeerde been gezet.” Ook minister Schultz (Infrastructuur) heeft op het informatievlak fouten gemaakt.
Het zwaarste verwijt treft echter oud-minister Eurlings, die de Kamer in 2008 heeft „misleid” door informatie over de moeilijke financiële positie van NS-dochter HSA „bewust minder helder” te presenteren aan de Kamer.
„Risico’s en verantwoordelijkheden zijn in dit dossier vaak afgeschoven naar andere partijen of doorgeschoven in de tijd”, concludeert de commissie, „zowel tussen betrokken partijen als binnen betrokken partijen zelf.”
Veertien aanbevelingen
De enquêtecommissie doet veertien aanbevelingen om drama’s als die met het vervoer op de HSL-Zuid te voorkomen. De belangrijkste is dat de politiek een „expliciete keuze” moet maken rond marktwerking op het spoor: of de NS volledig privatiseren of de lijntjes tussen de staat en NS juist weer aanhalen.
Een tweede belangrijke aanbeveling is dat kabinet en Kamer ervoor moeten zorgen dat er meer snelle treinen met betaalbare kaartjes over de HSL-Zuid gaan rijden.
De Kamer moet –ten derde– haar controlerende taak kritischer invullen, „met name bij en voorafgaand aan besluitvorming.”
De commissie noemt het verder „vanzelfsprekend” dat het kabinet de Kamer juist, tijdig en volledig moet informeren.