Staatssecretaris Mariëlle Paul van Onderwijs legt eerdere fundamentele kritiek op de conceptwet die toezicht regelt op informeel onderwijs, naast zich neer. Daardoor komt de zondagsschoolpolitie in zicht.
Het begon allemaal in 2016. In dat jaar diende de SGP een motie in om een eind te maken aan de verspreiding van radicaal gedachtegoed op Koranscholen. Daar deed de regering aanvankelijk niets mee. De zaak kwam in een stroomversnelling toen in 2019 uit perspublicaties bleek dat salafistische Koranscholen kinderen leerden dat overspeligen, homoseksuelen en afvalligen van de islam de doodstraf verdienen. Verder bleken zo’n dertig Chinese weekendscholen van de Chinese overheid politiek gekleurd lesmateriaal te ontvangen.
Voormalig minister Wiersma van Onderwijs maakte in de vorige kabinetsperiode werk van een wet om aan deze uitwassen paal en perk te stellen. Daarbij koos de VVD’er voor een brede benadering. Hij wilde niet alleen controle op Koranscholen, maar op al het informeel onderwijs, dus ook op het kerkelijk (jeugd)werk, het informeel joods onderwijs, de Alphacursussen, het hindoe-onderwijs en zelfs op organisaties die kinderen sport en spel aanleren, zoals de scouting. De gedachte erachter was dat het niet verstandig is om een wet te maken die zich alleen richt tegen het islamitisch informeel onderwijs. Dat zou discriminerend zijn.
Wiersma’s plannen leidden in 2023 tot grote consternatie. Ambtenaren ontraadden hem de wet zo’n brede werking te geven. Ze wezen de bewindsman erop dat zijn voorstellen hoogstwaarschijnlijk onhaalbaar, onuitvoerbaar en ongrondwettelijk zijn. De wet zou ook op gespannen voet staan met de scheiding van kerk en staat.
Ook de onderwijsinspectie liet weten geen trek te hebben in dergelijke controles en de landsadvocaat adviseerde om eerst onderzoek te doen naar de haalbaarheid van het plan.
Moties
Wiersma verdween van het politieke toneel en Mariëlle Paul (ook VVD) volgde hem op als minister. In het kabinet-Schoof kwam ze terug als staatssecretaris van Onderwijs. Ze was en bleef politiek verantwoordelijk voor dit dossier. De presentatie van de conceptwet en de bijbehorende internetconsultatie liet echter op zich wachten.
De nieuwgekozen Tweede Kamer ging zich ook bemoeien met de kwestie en kwam tot een heldere uitspraak. In maart dit jaar steunde een Kamermeerderheid een motie van SGP, CDA en ChristenUnie om het toezicht op informeel onderwijs uitsluitend te richten op „situaties van radicalisering en strijdigheid met de rechtsorde”. Daarmee werd Paul opgeroepen de brede benadering los te laten. Toezicht zou alleen gericht mogen zijn op uitwassen zoals die bij Koranscholen. Andere religieuze organisaties en algemeen jongerenwerk zouden buiten de werking van de wet moeten vallen. Daarmee zouden de meeste bezwaren tegen de wet zijn ondervangen.
Maar wat bleek deze week? Staatssecretaris Paul heeft deze uitspraak van de Tweede Kamer niet verwerkt in het wetsvoorstel dat ze dinsdag openbaar maakte bij het in consultatie geven van de wet. Ze blijft kiezen voor een brede benadering, waardoor de overheid controle uit kan oefenen op álle vormen van informeel onderwijs. Daarmee legt ze dus een wens van de Tweede Kamer naast zich neer. Paul wil beschermen tegen haat, geweld of discriminatie. En die bescherming moet gelden voor alle kinderen van 4 tot en met 17 jaar en voor alle vormen van informeel onderwijs; kerkelijk en onkerkelijk.
Paul heeft natuurlijk kennis van de SGP-motie. In de aanbiedingsbrief bij de wet schrijft ze dat ze in de loop van 2025 aan de Kamer zal laten weten hoe ze de motie uitvoert. In de loop van volgend najaar zal ze het wetsvoorstel over het informeel onderwijs ter behandeling bij de Tweede Kamer indienen. Dan zal ook het advies van de Raad van State over de wet openbaar worden. Met deze werkwijze schuift Paul feitelijk de uitspraak van de Tweede Kamer terzijde.
Onderwijsinspectie
Dat doet de bewindsvrouw ook met een wens van de Tweede Kamer om zicht te krijgen op de visie van de onderwijsinspectie op de wet. Het is bekend dat de inspectie niet staat te trappelen om toezicht te houden op het informeel onderwijs. De toezichthouder vindt dat deze controles niet passen bij de taken van de inspectie. Een woordvoerder geeft deze week nog aan „principiële zorgen” te hebben over de aanstelling tot scheidsrechter „in morele discussies in kerkelijke, politieke en maatschappelijke sfeer”. Deze extra rol zou volgens de inspectie het gezag en draagvlak voor haar taken in het gewone onderwijstoezicht aantasten.
„Controles op informeel onderwijs tasten ons gezag en draagvlak in het gewone onderwijstoezicht aan” - Woordvoerder onderwijsinspectie
De Tweede Kamer wilde graag uit de mond van de onderwijsinspectie horen hoe de toezichthouder daar zelf tegenaan kijkt. In maart dit jaar steunde een meerderheid van de Tweede Kamer een motie van ChristenUnie-Kamerlid Don Ceder waarin Paul wordt gevraagd de inspectie te vragen een brief aan de Kamer te schrijven om haar standpunt toe te lichten.
Die brief kwam er niet. Zeer waarschijnlijk omdat Paul de inspectie nog niet heeft gevraagd om de brief te schrijven. In de begeleidende brief bij het wetsvoorstel schrijft de bewindsvrouw dat ze –net als bij de motie van SGP’er Stoffer– volgend najaar aan de Kamer zal laten weten hoe ze met de motie van CU’er Ceder wil omgaan.
Deze week deed zich een opvallende ontwikkeling voor. In een procedurevergadering van de vaste commissie voor onderwijs kwam de vraag aan de orde of de Kamer staatssecretaris Paul zou moeten manen om de inspectie alsnog te vragen een brief met haar standpunt naar de Tweede Kamer te sturen. Dat lijkt heel logisch, omdat het ondertussen acht maanden geleden is dat de Kamer de motie aannam. Maar wat bleek: er was geen Kamermeerderheid voor het verzoek. En dat kwam doordat de NSC-fractie het verzoek blokkeerde, terwijl de volgelingen van Omtzigt in maart wel voor de motie van Ceder stemden.
Zou zoiets ook gaande zijn ten aanzien van de motie van SGP’er Stoffer? Dat zou zomaar kunnen. In dat geval is de kans verkeken dat de wet een smalle focus krijgt die zich alleen richt op islamitische uitwassen.
Controledrift
De trend dat de overheid grip probeert te krijgen op hetgeen ouders en scholen moeten vinden, is al langer gaande, bijvoorbeeld ook bij het burgerschapsonderwijs op scholen. Met deze wet op het informeel onderwijs verstevigt de overheid opnieuw haar greep op de samenleving. De controledrift van de overheid lijkt onbegrensd.
De verwachting bij de tegenstanders van de wet is dat de Raad van State een negatief advies uitbrengt over de wet. En erop wijst dat er via het bestaande strafrecht voldoende mogelijkheden zijn om uitwassen bij elke vorm van informeel onderwijs aan te pakken.
ChristenUniefractievoorzitter Mirjam Bikker bracht haar bezwaren tegen de wet woensdag tijdens het antisemitismedebat in de Tweede Kamer kernachtig onder woorden: „Vanzelfsprekend moeten we ingrijpen op het moment dat vanuit onvrije landen hier onderwijs wordt gefaciliteerd. Maar waar we nu over praten en waar D66 zich achter lijkt te scharen, is dat grote groepen goedwillende burgers onder toezicht worden geplaatst. Of dat nu de scouting is of juf Jannie van de zondagsschool: zij hebben geen toezicht nodig om te kijken of het onderwijs wel deugt.”