Een jeugdroman waarin de bekende verzetsstrijder Corrie ten Boom een grote rol speelt, dát vult een gat in de markt. Nu is het alleen nog de vraag: lees je eerst ”Verraad in Haarlem” en ga je dan naar het Corrie ten Boomhuis of andersom?
Het is oorlog. Teun woont met zijn moeder en zusje in Haarlem. Zijn vader is tewerkgesteld in Duitsland. Op een dag ontdekt Teun dat zijn buurjongen Jaap verzetskrantjes bezorgt. Daar wil hij meer van weten. ’s Nachts peutert hij het verduisteringsdoek van zijn raam los om Jaap te bespioneren. Als een echte speurder houdt hij zijn bevindingen bij in een schriftje en noteert hij welke verdachte zaken nog verder uitgezocht moeten worden. „Wat is het verband tussen Jaap en de familie Ten Boom?” Met opa Ten Boom en zijn dochter Corrie heeft hij al eerder kennisgemaakt. Hij hoort de oude horlogemaker met medelijden spreken over de Duitsers: „Die arme soldaten. Ze helpen mee aan het vernietigen van het geliefde volk van God. Laten we bidden dat de Heer hen genadig zal zijn.” Teun begrijpt er niets van. Bidden voor de vijand?
Samen met zijn zusje komt hij af en toe bij de Ten Booms over de vloer en maakt er ook kennis met de onderduikers. Hij hoort er nog meer dingen die vreemd zijn voor hem. Peter, een van de onderduikers, vertelt dat hij zich pas vrij voelde toen hij in de gevangenis zat. „Mijn moeder smokkelde een Bijbeltje naar binnen. Toen ik begon te lezen, leek het wel of ik het voor de eerste keer las. Ik leerde God toen pas echt kennen en heb mijn leven aan Hem overgegeven.” Opa Ten Boom kijkt Teun doordringend aan: „Alleen onze Heer kan ons werkelijk vrij maken, jongen. Dat geldt ook voor jou.” Later denkt Teun weer terug aan die woorden, als hij zelf steeds meer verstrikt raakt in schuldgevoelens en zelfverwijt. Is hij niet een lafaard, een verrader? Had hij de arrestatie van de familie Ten Boom niet kunnen voorkomen?
Mei 1945 breekt aan, de zon schijnt, de kerkklokken van de Sint-Bavo beieren en iedereen is in een feestroes vanwege de Bevrijding, behalve Teun. Hij zit thuis, gevangen in een web van schuldgevoelens en „bang voor een inval van Corrie ten Boom.” De auteur Judith Janssen heeft hier voor een omkering gezorgd. Een vondst waar je even breed om moet lachen.
Joodse volk
Wie Haarlem en verzet zegt, denkt aan Corrie ten Boom. Zij woonde met haar vader en zus boven hun horlogerie in de Barteljorisstraat. De Béjé werd in de Tweede Wereldoorlog een centrum van illegale activiteiten. Hun motivatie om dit werk te doen was absoluut geen zucht naar avontuur, maar liefde tot de naaste die gepaard ging met een sterk vertrouwen op God. Die liefde gold in het bijzonder het Joodse volk. Die was hun met de paplepel ingegoten.
De gids in het Corrie ten Boomhuis vertelt dat er al honderd jaar voordat de oorlog uitbrak in de huiskamer gebeden werd voor ”de vrede van Jeruzalem”. De grootvader van Corrie koesterde namelijk een diep respect voor de bekeerde Jood Isaäc da Costa. Zijn portret hing zelfs in de huiskamer. Toen deze Reveilman opriep tot gebed voor Israël gaf de Haarlemse horlogemaker daaraan gehoor en vormde een gebedsgroep bij hem thuis. Het is niet verbazingwekkend dat in datzelfde huis een eeuw later tientallen Joden een veilige schuilplaats vonden.
Als er tijdens de oorlog een man met een Joods baby’tje aan de deur komt en waarschuwt dat ze wel hun levens op het spel zetten als ze het verbergen, zegt Ten Boom: „U zei dat we ons leven kunnen verliezen vanwege dit kind? Dat zou ik dan als de grootste eer beschouwen die onze familie te beurt kan vallen.”
Realistisch
Het verhaal van de familie Ten Boom vormt zo’n mooi getuigenis van blijmoedig geloof en praktisch christendom, dat wil je graag aan je kinderen doorgeven. Zoiets moet de auteur ook gedacht hebben. Ze koos, heel origineel, voor het perspectief van Teun, een gewone jongen die niet half zo dapper is als de helden van Piet Prins. Gelukkig maar, want het maakt haar boek heel realistisch. Jansen beheerst de kunst om dingen niet expliciet te zeggen, maar de lezer zelf conclusies te laten trekken. Op een onopvallende manier blijkt bijvoorbeeld dat Teun zijn gebrek aan moed niet van een vreemde heeft: vader duikt niet onder, zijn moeder is overbezorgd als zijn zusje ziek is. Ze vermaant haar zoon: „Bemoei je er maar niet mee, het zijn onze zaken niet.” Een ander voorbeeld: Teun staat een tijdje te wachten voor deur van de Béjé als hij aangebeld heeft. Na wat gerommel achter de deur vraagt Betsy ten Boom of hij door de winkeldeur wil komen. Janssen besteedt er verder geen aandacht aan, maar als lezer weet je: die tijd hadden de onderduikers nodig om in hun geheime schuilplaats te komen.
Omdat er zo veel over de familie Ten Boom bekend is via de boeken van Corrie, zou het makkelijk kunnen lijken om een jeugdroman samen te stellen. Schijn bedriegt, want het betekent wel dat je moet schrappen en kiezen. Er is zo veel dat waardevol is, je moet bereid zijn dingen weg te laten. Janssen, met wellicht een goede redacteur in het kielzog, is daarin geslaagd. Ze heeft een bijzondere jeugdroman geschreven die lekker leest en diepgang heeft.
Boekgegevens
Verraad in Haarlem, Judith Janssen; uitg. Mozaïek, Zoetermeer, 2014; ISBN 978 90 2399 468 8; 168 blz.; € 12,90.