Laat bedenktijd niet aan abortusarts over
Verbetering van de kwaliteit van de zorg voor vrouwen die ongewenst zwanger zijn wordt niet bereikt door uitholling van de zorgvuldigheidseisen in de wet, maar door samenwerking van alle betrokkenen uit de hele zorgketen voor ongewenst zwangere vrouwen, stelt dr. Marcel Heldoorn.
In het evaluatierapport over de Wet afbreking zwangerschap (WAZ) wordt geconcludeerd dat de abortuswet „in het algemeen” goed wordt nageleefd - en daar zit direct al het grote pijnpunt. Op de snelweg houd ik mij „in het algemeen” ook aan de geldende verkeersregels, maar toch druppelt er zo af en toe een acceptgiro uit Leeuwarden binnen, omdat ik mij niet zorgvuldig genoeg aan de wet gehouden heb.
Het belangrijkste punt dat tot nu toe in de reacties op het rapport naar voren gebracht wordt, is de vraag of de bedenktijd van vijf dagen moet worden gehandhaafd. Dat is zeer begrijpelijk, omdat juist die verplichte bedenktijd oorspronkelijk was bedoeld om de nadruk te leggen op het feit dat abortus geen automatisme mag zijn en dat ook niet mag worden.
Voldoende
De onderzoekers die de naleving van de wet hebben onderzocht en de abortusartsen die zijn ondervraagd, stellen dat er „voldoende tijd” moet zijn om vast te stellen dat de beslissing weloverwogen en compleet geïnformeerd is genomen. Echter, zij stellen dat die tijd van vrouw tot vrouw kan verschillen. In hun optiek komt het op de arts in kwestie neer om goed in te schatten welke bedenktijd de individuele hulpvraagster nodig heeft.
Uit het rapport blijkt dat alle abortusklinieken niet alleen aangeven dat de wettelijke vijf dagen bedenktijd overbodig is, maar ook dat zij die vaak als nodeloos belemmerend of als bevoogdend ervaren. Opvallend is dat de ondervraagde vrouwen die bedenktijd toch heel anders zien. Van hen vindt een meerderheid van 63 procent de bedenktijd neutraal tot (zeer) prettig en beleeft slechts 37 procent de bedenktijd als (erg) vervelend.
Ook stelt het rapport dat de hulpverlening beter op twijfel in zou kunnen spelen en op uitingen van twijfel zou kunnen ingaan. Een substantieel deel van de vrouwen, volgens het onderzoek een kwart (in abortusklinieken) tot een derde (in ziekenhuizen), twijfelt namelijk over de beslissing wel of geen abortus te ondergaan. Voor de Nederlandse situatie komt dat neer op ongeveer 7400 vrouwen. Meer dan de helft van hen geeft aan dat zij tijdens het gesprek hun twijfel niet hebben laten blijken. Blijkbaar laten de artsen na om de mogelijke twijfel van vrouwen expliciet aan de orde te stellen. Dat roept natuurlijk de vraag op of dat gekwalificeerd kan worden als voldoende zorgvuldigheid - zoals vereist door de wet!
Alternatief
Ook op het punt van de bespreking van alternatieve mogelijkheden -ook wettelijk verplicht- laten abortusartsen nogal vaak verstek gaan.
De mogelijkheid om de zwangerschap gewoon uit te dragen wordt met slechts vier van de tien vrouwen in de klinieken besproken. In de ziekenhuizen is dat nog minder: ongeveer een kwart van de vrouwen. Adoptie en het aanbieden van professionele ondersteuning komen nog minder ter sprake.
Het aan de orde stellen van alternatieven wordt overbodig of contraproductief gevonden. Sterker nog: volgens sommige artsen is voorlichting over alternatieven zelfs onethisch. Geconcludeerd kan worden dat ook de bespreking van alternatieve oplossingen, zoals de wet voorschrijft, niet standaard gebeurt.
Merkwaardig is dan het feit dat het rapport toch concludeert dat het met de naleving van de wet in het algemeen wel goed zit. En aanbevelingen doet om de wet aan te passen aan de gegroeide praktijk op die gebieden waarop de wet duidelijk niet wordt nageleefd.
Aanpassing van een wet aan een gegroeide praktijk zou -hoewel door de notoire hardrijders waarschijnlijk zeer gewenst- op de weg voor zeer ongewenste en levensgevaarlijke situaties zorgen. Dit kan niet de bedoeling zijn van de wetgever die -ten minste nog- de intentie had om de basiswaarden die bij de abortusvraag in het geding zijn te waarborgen: de rechtsbescherming van ongeboren menselijk leven en het recht op hulp van de vrouw die door een ongewenste zwangerschap in nood raakt.
Samenwerken
We moeten concluderen dat verschillende zorgvuldigheidseisen uit de wet door abortusartsen niet worden nageleefd. Daarom is het pleidooi van de onderzoekers om de lengte van de bedenktermijn geheel over te laten aan de -subjectieve- inschatting van de abortusarts natuurlijk volkomen onterecht en niet op zijn plaats in deze kwestie van leven en dood.
Verbetering van de kwaliteit van de zorg voor vrouwen die ongewenst zwanger zijn wordt niet bereikt door uitholling van de zorgvuldigheidseisen in de wet, maar door samenwerking van alle betrokkenen uit de hele zorgketen voor ongewenst zwangere vrouwen, zoals (huis)artsen, gynaecologen, ethici, psychologen, en hulpinstellingen als de VBOK. Die gewenste samenwerking zal moeten leiden tot een concreet ingevuld, zorgvuldig en beter geïnformeerd besluitvormingsproces.
De auteur is wetenschappelijk medewerker van de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK).