Toeren langs Twentse boeren
Hoe ontdek je de schoonheid van het Twentse landschap? Fietsen is een optie, of wandelen. Maar als je gaat toeren met een historisch VW-busje, kun je meer kilometers maken. En je hebt ook nog eens de sensatie van het rijden in een voertuig van bijna vijftig jaar geleden.

We moeten ons melden in Albergen, een gehucht ten oosten van Almelo. Hier heeft het bedrijf Keverevents een hal waar het VW-busje dat we mee zullen krijgen, is gestald.
In de loods blijkt een heel aantal Volkswagenbusjes en een paar oude kevers te staan. Wit, grijs, zwart, felrood: dat zijn de kleuren van vroeger. De meeste nummerplaten zijn blauw met witte letters, sommige hebben de vertrouwde gele kleur.

Mark van Keverevents vertelt enthousiast over de busjes, die in originele staat gerestaureerd zijn. Over de T1, die in de jaren 60 op de markt kwam. En over de T2, die de T1 opvolgde. Een in het oog springend verschil: het T1-busje telt twee ramen aan de voorkant, de T2 heeft één groot raam.
Voor ons staat een prachtig exemplaar van de T2 klaar. Bouwjaar 1977. Uitgevoerd in lichtgeel met wit. Op het dak een klein imperiaal waarop twee grote, oude koffers zijn bevestigd.
Van tevoren heeft Keverevents al een uitgebreide handleiding gestuurd. Over hoe je in de bus moet stappen – altijd op de mat en niet op de gelakte delen. Over het schakelen – zonder veel kracht te zetten op de pook en zonder te veel hoge toeren te maken. Over de schuifdeur – zachtjes naar voren schuiven en vanaf de buitenzijde met één hand aan het handvat en één hand aan de achterzijde van de deur de deur dichtduwen. Alsof we in een fragiel mobiel uit de 16e eeuw zullen gaan rijden.
Als we het busje weer parkeren, zijn we meerdere ervaringen rijker: we weten hoe het rijden van vroeger voelde, én we hebben een prachtige streek ontdekt
Mark is deze zonnige zaterdag echter relaxed. Hij geeft nog een paar aanwijzingen en laat het de bezoeker dan zelf proberen: starten, schakelen, optrekken. Dat lijkt makkelijker dan het is. De koppeling moet echt heel ver naar beneden om ’m dan heel langzaam op te laten komen; en schakelen met de lange pook die uit de vloer komt is op z’n zachtst gezegd even wennen. En hoe zet je ’m in z’n achteruit?

Worstelen
Maar het lukt. Pruttelend komt het bijna vijftig jaar oude vehikel in beweging. Even later draaien we de weg op. Best lastig om tijdig op tempo te komen als je nog aan het worstelen bent met de versnellingspook. Waarom wil die niet in z’n 3? Ondertussen maakt de motor toeren, en achter het busje beginnen de eerste automobilisten wat ongeduldig te worden. Maar we rijden.
De waarschuwing stond al in de handleiding: een halve eeuw geleden rustten ze zo’n busje nog niet uit met rem- en stuurbekrachtiging. Dus het is flink draaien aan het grote stuurwiel als je een scherpe bocht wilt nemen. Dat wordt pittig, de komende 125 kilometer.
Hoog tijd om eens over de schouder achterom te kijken. Wat een ruimte zit er in zo’n bus! Twee bruinleren banken waar je met gemak tien kinderen op zet. Gordels voor elk kind? Daar deed men destijds nog niet aan. Alleen voorin kunnen bijrijder en chauffeur zich vastzetten.
Bordjes
Maar met alle aandacht voor het busje hebben we amper door waar we rijden. Richting Tubbergen, heeft Mark gezegd. Daar kun je de Sagenlandroute oppikken. Die is aangegeven met bruine bordjes langs de weg. Het duurt even voor we het eerste exemplaar ontdekken. Maar als we eenmaal op de route zitten, welt de opwinding omhoog. Wat een gevoel van vrijheid! Hard kun je hier niet op de binnenwegen – op de N-weg daarnet haalde het busje maar net de 80, met veel geraas. Maar nu rijden we kalm, statig bijna. Je hebt de neiging om hard op de claxon te duwen: kijk dan, hoe leuk!

Maar er zijn weinig mensen die opkijken. Je zou toch denken dat ons gele busje met die koffers op het dak direct de aandacht trekt als we aan komen pruttelen. Of zijn ze hier gewend aan die oude VW-vehikels die langs de boeren toeren?
Boeren zijn er inderdaad veel, in deze streek langs de grens met Duitsland. Wat een rust in deze regio! En wat een ruimte. Dan weer rijd je langs groene weilanden, dan weer langs akkers met het goudgele koolzaad. Hoogbouw kennen ze hier niet, flats zijn in geen velden of wegen te bekennen.
Ondertussen kom je namen van gehuchten tegen waar je nog nooit van gehoord hebt: Fleringen, Vasse, Lattrop, Singraven
Ondertussen kom je namen van gehuchten tegen waar je nog nooit van gehoord hebt: Fleringen, Vasse, Lattrop, Singraven. En steeds weer is er de Dinkel, het riviertje dat vanuit Duitsland komt, bij Losser Nederland binnenstroomt en de streek hier z’n eigen karakter heeft gegeven.

Optrekjes
Behalve langs pittoreske dorpjes en verscholen gehuchten, voert de Sagenlandroute ook langs de grotere plaatsen. Tubbergen bijvoorbeeld, dat een fraai centrum blijkt te hebben. En Denekamp en Oldenzaal komen voorbij. Daar wordt het even iets drukker en voller. Maar al snel rijden we weer op landwegen en langs boerensloten. En vergapen we ons aan de optrekjes, landhuizen en halve kastelen die in deze regio het landschap reliëf geven.
Intussen doet de T2 het prima. Je moet er niet aan denken dat de motor afslaat en je midden op de weg tot stilstand komt. Dan kunnen we Mark bellen, is de afspraak. Maar dat blijkt echter helemaal niet aan de orde: het busje rijdt als een zonnetje.
Als we ’m een kleine vier uur later weer in Albergen parkeren, zijn we meerdere ervaringen rijker: we weten hoe het rijden van vroeger voelde, én we hebben een prachtige streek ontdekt.