Septuagint niet voor hele Vroege Kerk dé Bijbelvertaling
In de Vroege Kerk was de Septuagint niet de enige gebruikte vertaling van het Oude Testament. Daarnaast ontstonden ook de Peshitta en de Vulgaat.

Met belangstelling las ik het informatieve artikel over de nieuwe oosters-orthodoxe vertaling van Psalmen (RD 12-12). Op één passage wil ik graag reageren: „In de Vroege Kerk was de Septuaginta dé Bijbelvertaling. In oosters-orthodoxe en oriëntaals-orthodoxe tradities heeft de Septuaginta nog altijd het meeste gezag. Protestantse kerken maken voor hun vertalingen vooral gebruik van de Hebreeuwse tekst zoals die is overgeleverd door de Masoreten.”
Dat de Septuagint (een Griekse vertaling van het Oude Testament, ontstaan in de joodse gemeenschap van Alexandrië) in de Vroege Kerk dé vertaling van het Oude Testament was, is juist voor het Griekssprekende deel. Ook waren de eerste vertalingen in onder andere het Latijn gebaseerd op de Septuagint – en dus vertalingen van een vertaling. Toch geldt dit zeker niet voor de gehele Vroege Kerk.
In de tweede eeuw werd juist de Hebreeuwse Bijbel als basis genomen voor de Peshitta, de vertaling in het Syrisch die tot op de dag van vandaag in de Syrisch-Orthodoxe Kerk en in de Assyrische Kerk van het Oosten gebruikt wordt. In de zevende eeuw werd ook de Septuagint in het Syrisch vertaald, maar deze vertaling heeft nooit het gezag gekregen van de Peshitta, een naam die vertaald kan worden als ”wijdverspreid” of ”eenvoudig”. De Syrische kerken behoren tot de oriëntaals-orthodoxe tradities die in de volgende zin in bovenstaande passage genoemd worden. De Septuagint heeft dus ook niet bij al deze kerken het meeste gezag.
Vulgaat
De Syrische geestelijke Eusebius van Emesa zag, in de vierde eeuw, al in dat men zou moeten teruggaan naar de Hebreeuwse grondtaal. Eusebius besefte dat zijn moedertaal –een vorm van Aramees– verwant was aan het Hebreeuws. Zijn kennis van de Peshitta, gecombineerd met wat informanten hem vertelden over de Hebreeuwse Bijbel, gaf hem het inzicht dat sommige moeilijke of haast onmogelijke passages in de Septuagint het resultaat waren van een verkeerde vertaalmethode en van fouten.
Zulke passages werden voor zijn tijd uit verlegenheid vaak van een allegorische uitleg voorzien, maar konden volgens hem heel goed letterlijk uitgelegd worden, als men maar bereid was fouten in de Septuagint te herkennen en te corrigeren. In zijn commentaar op de eerste acht boeken van het Oude Testament, die hij schreef voor een Griekstalig publiek, geeft hij daar verschillende voorbeelden van.
Zijn tijdgenoot de kerkvader Hiëronymus leerde van hem, maar ging ook een stap verder: hij vond dat je dan ook Hebreeuws moest leren en het Oude Testament geheel uit het Hebreeuws zou moeten vertalen. Het ging hem om de ”Hebraica veritas”, de Hebreeuwse waarheid. Hij had daarover een stevige ruzie met Augustinus, die niet wilde aanvaarden dat je na je jeugd nog een nieuwe taal op niveau kon leren. Augustinus vertrouwde liever op de zeventig Joodse geleerden die de Septuagintvertaling gemaakt zouden hebben.
Hiëronymus, een even deskundig als koppig man, zette door en zijn vertaling, nu bekend als de Vulgaat, werd de officiële vertaling in de Rooms-Katholieke Kerk. Het zijn dus niet alleen protestanten die voor hun vertalingen van het Oude Testament vooral gebruikmaken van de tekst in het Hebreeuws, de taal waarin God zich het eerst aan ons heeft geopenbaard.
Zeventien delen
De wetenschappelijke uitgave van de Peshitta is overigens het werk van het Peshitta-Instituut, dat 65 jaar geleden werd opgericht door de Leidse hoogleraar Oude Testament P.A.H. de Boer. Na de sluiting van de theologische faculteit in Leiden in 2014 verhuisde het instituut naar de Vrije Universiteit Amsterdam, waar het is voortgezet en samenwerkt met de faculteit religie en theologie en de faculteit der geesteswetenschappen, onder leiding van prof. dr. W.Th. van Peursen en ondergetekende.
Het zestiende van de zeventien voorziene delen hopen wij komend jaar ter perse te laten gaan bij Koninklijke Brill. Ook is inmiddels een elektronische tekst beschikbaar gemaakt. Voor degenen die het Syrisch niet machtig zijn, is bovendien een begin gemaakt met een van noten voorziene Engelse vertaling van de Peshitta, die deze belangrijke getuige voor de Hebreeuwse tekst ook voor hen moet ontsluiten.
De auteur is hoogleraar oude geschiedenis van het Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten, aan de Vrije Universiteit Amsterdam.