Hoe zit het nu met de Protestantse Kerk en Israël?
De generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) spreekt eind volgende week opnieuw over de relatie van de kerk met zowel Israël als met de Palestijnse christenen. Het blijkt een thema dat de gemoederen in de Protestantse Kerk blijft beroeren. Vijf vragen en antwoorden.
Wat zegt de kerkorde van de PKN nu exact over de verbondenheid met Israël?
In de kerkorde van de Protestantse Kerk wordt in de zogenoemde grondleggende (Romeinse) artikelen gesteld dat de kerk geroepen is „gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. Als Christus-belijdende geloofsgemeenschap zoekt zij het gesprek met Israël inzake het verstaan van de Heilige Schrift, in het bijzonder betreffende de komst van het Koninkrijk van God” (Artikel I.7).
Helder toch? Waarom moet daar dan steeds weer over gesproken worden?
In de Protestantse Kerk zijn verschillende stromingen als het gaat om de verhouding met Israël en die met Palestijnse christenen. Er is een grote groep kerkleden in vooral de orthodoxe vleugel van de PKN die een sterke verbondenheid voelen met Israël. In andere delen van de kerk wordt de hierboven genoemde zinsnede in de protestantse kerkorde juist als verwarrend ervaren. Ook wordt daar gesteld dat het zo expliciet noemen van Israël in de kerkorde ten koste kan gaan van de aandacht die er in de kerk ook moet zijn voor Palestijnse christenen.
Wat wordt er in de kerkorde precies bedoeld? En met wie of wat voelt de PKN zich onopgeefbaar verbonden?
De Protestantse Kerk voelt zich, op theologische gronden, onopgeefbaar verbonden met het volk Israël. Volgens een notitie die volgende week vrijdag in de generale synode besproken wordt, verwijst die onopgeefbare verbondenheid naar „een breed spectrum aan Joodse stromingen en naar een veelkleurige diversiteit binnen het Jodendom. Het gaat daarbij niet alleen om het Bijbelse volk Israël van toen maar ook om het levende jodendom van nu.”
Betekent die zinsnede dan niet dat er een onopgeefbare verbondenheid is met de staat Israël?
Nee, dat betekent die zin heel expliciet niet. Het woordje ”Israël” mag niet losgemaakt worden van het woord ”volk”. De kerkorde zegt dus alleen iets over het Joodse volk en niet over het land of de staat Israël. Daar zit trouwens precies ook de pijn in het spreken over Israël in de PKN, omdat een deel van de kerkleden juist de verbondenheid met het volk Israël ervaart omdat ze het als Gods trouw ziet dat in 1948 in Palestina de staat Israël werd gevestigd.
Anderen in de Protestantse Kerk zien de vestiging van deze staat niet, of niet in eerste instantie, als een vervulling van Bijbelse beloften. Zij zien de staat Israël ook als een onderdrukkende macht van miljoenen Palestijnen die eveneens aanspraak maken op delen van het land waar nu Israël gevestigd is.
Welke kant kiest de notitie nu als het gaat om deze strijdige zienswijzen?
De notitie ”Uw Koninkrijk kome” kiest in deze discussie geen kant. Wel wordt nog eens duidelijk uitgelegd hoe de zinsnede in de kerkorde verstaan moet worden.
Verder wordt gesteld dat de kerk zowel ten aanzien van de Joden als ten aanzien van de Palestijnen fouten heeft gemaakt. Met het Joodse volk is er, volgens de notitie, alleen al een onopgeefbare verbondenheid omdat Joden en christenen dezelfde God aanbidden en de Bijbel (het Oude Testament) gezamenlijk lezen. Met de Palestijnse christenen is er in het kader van het feit dat hetzelfde geloof beleden wordt niet minder een niet op te geven verbondenheid, zo menen de opstellers.
De bespreking van de notitie door de PKN-synode stond al gepland en houdt geen verband met de aanval van Hamas op Israël op 7 oktober.