Bastions, kanonnen en heel veel water: Nederlanders trokken alles uit de kast voor de Oude Hollandse Waterlinie
Een kanon kijkt over de rivier de Lek, die langs Nieuwpoort stroomt. Het vestingstadje is klein, omringd door aarden wallen, grachten en een muur. Dat alles was ooit onderdeel van de Oude Hollandse Waterlinie.
De met gras begroeide wal aan de noordkant van Nieuwpoort is net niet hoog genoeg om de dakramen die erbovenuit steken te verbergen. Oude pannen bedekken de zolders van de huisjes achter de wal. Een kanon dat daarbovenop staat, steekt dreigend zijn loop in de richting van de Lek. Vlak naast het geschut is de toegangspoort naar het stadje, en daardoorheen zijn de gracht en het straatbeeld met eeuwenoude gebouwen te zien. Deels gevuld met auto’s en lantaarnpalen, dat wel.
Nieuwpoort is een vestingstad, en volgens historicus Sander Enderink „een toplocatie, omdat de zeventiende-eeuwse verdedigingsvormen er nog goed te zien zijn”. Enderink schreef ”Het Oude Hollandse Waterlinie boek” (2021), waarin hij de geschiedenis van het verdedigingswerk beschrijft. Nieuwpoort was een schakel in die verdedigingslinie.
Vanuit de lucht bekeken heeft Nieuwpoort een aparte vorm. Het is een soort rechthoekige ster, met op elke hoek een landpunt in het water. Halverwege de lange zijde van het stadje zijn er nog twee, die via een weg zijn verbonden met het vasteland. Om de stad ligt een gracht, met onder andere eenden, zwanen, ganzen en ratten.
Rampjaar
Dat Nieuwpoort een vestingstad werd, was eigenlijk een gevolg van het Rampjaar 1672, vertelt historicus Enderink. Dat jaar vielen Frankrijk, Engeland en de bisdommen Keulen en Münster de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden binnen.
Op zee vochten de Nederlanders tegen de Engelsen. Hier boekte admiraal Michiel de Ruyter een belangrijke overwinning.
De Fransen waren een lastiger tegenstander. Zij boekten succes in het zuiden van Nederland. Om die opmars een halt toe te roepen, besloten de Staten van Holland een groot deel van Nederland onder water te zetten, door middel van inundaties. Het was aan de Prins van Oranje, Willem III, om de vijand verder de stoppen.
Het onder water zetten gebeurde door het openzetten van sluizen en het doorsteken van dijken. Op die manier liepen de polders onder, en werd het vijandelijke leger gehinderd verder te marcheren. Op de plekken waar geen water kon komen, werden de steden versterkt met wallen, of werd er een fort gebouwd.
„„Op de verdedigingsposten waren kanonnen zeer gewild”” - Sander Enderink, historicus
Omdat die vestingsteden en forten vaak op dijken en hoger gelegen gebieden lagen, waren zij goed beschermd tegen het water. Op het platteland en in de polder was dat wel anders, zegt Enderink. „De plattelandsbevolking was over het algemeen negatief over de inundaties”, vertelt hij. „Voor veel van hen betekende het dat er schade ontstond aan hun huizen en schuren. En het was lastig om het vee op hoger gelegen plaatsen te krijgen en ze zo droog te houden.”
Enderink vertelt dat veel vestingsteden van de Oude Hollandse Waterlinie eigenlijk pas na het Rampjaar als vestingstad zijn gebouwd. De waterlinie zelf was een „levende” linie. De kracht van de waterlinie zat niet zozeer in de verdedigingswerken, maar in de duizenden manschappen die de werken konden gebruiken”, zegt de historicus. „Een aantal soldaten, versterkt met een verdedigingswerk en inundaties, kon effectief tegenwicht bieden aan een Franse aanval, ook als de vijand groter in getal was.”
Tijdsdruk
Nieuwpoort werd pas na het Rampjaar verbouwd tot een vestingstad, vertelt Enderink. „Tijdens de aanvallen op Nederland in 1672 was er veel tijdsdruk om de verdediging snel op orde te krijgen. Daarom werden er eenvoudige versterkingen aangelegd. Naast de aarden wallen waren dat inundaties, het onder water zetten van stukken land. Dat idee kwam trouwens van de Staten van Holland, niet van de Prins van Oranje, zoals veel mensen denken. Hij was er heel enthousiast over, dat wel.”
De Historische Kring Nieuwpoort schrijft op zijn website dat de strategische ligging van Nieuwpoort een belangrijke reden voor het versterken van de stad was. „Het Nederlandse leger kon zich verplaatsen via de dijken, of via de rivieren. De vesting Holland was slechts te bereiken via de Lek of de Merwede. Langs de Lek lag alleen maar de vesting Schoonhoven. Om de rivier veilig over te kunnen steken werd aan de overkant Nieuwpoort versterkt.” Bovendien kon zo vanaf twee kanten het water beschoten worden, als dat nodig zou zijn.
Van de inundaties is bij Nieuwpoort tegenwoordig niet zo veel meer te zien. Vanaf de wallen is een gracht om het stadje te bewonderen. Over de vorm, met de punten, van de wallen is goed nagedacht, vertelt de historicus. „Het idee daarachter was dat er altijd zichtlijnen moesten zijn om de vijand te kunnen beschieten. Die rechte hoeken hielpen daarbij. De uitsteeksels worden bastions genoemd.”
„Met geschut was de vijand over grote afstand te beschieten”” - Sander Enderink, historicus
Wat Nieuwpoort niet heeft, zijn ravelijnen. Dat zijn eilanden in het water voor de lange stadswallen, legt Enderink uit. „Deze extra verdedigingsring hinderde de vijand, omdat het het zicht en het schootsveld op de wallen belemmerde. Vooral in Naarden is dat nog goed te zien. De ravelijnen en bastions vormen daar een echte samenhang. Bijzonder is dat er vanaf de wallen nog steeds een vrij schootsveld was.”
In Nieuwpoort zijn vooral de bastions nog goed te zien, én te bewandelen. Door het geluid van de natuur –kabbelend water, gakkende ganzen, kwakende eenden, fluitende vogels en het ruisen van de wind door het gras en de bomen– is de gedachte aan oorlog ver weg. In tegenstelling tot één onmiskenbare herinnering: een onwrikbaar, zwart-wit, bronzen twaalfponder kanon.
Kanonnen
„Op de verdedigingsposten waren kanonnen in het Rampjaar zeer gewild”, zegt Enderink. „Maar er waren er niet genoeg beschikbaar. Er waren wel handwapens, maar de meeste daarvan konden niet zo ver vuren. Met geschut was de vijand over grote afstand te beschieten.”
Op de Nieuwpoortse wallen staan de kanonnen op een betegeld stuk grond. Dat was 350 jaar geleden wel anders. Modder maakte het lastig de zware wapens te verplaatsen, zegt de historicus. Daarom werden er bij de meeste gevechten niet grootschalig kanonnen ingezet.
„De Nederlanders zetten wel een reeks kanonnen in bij de beschieting van Woerden in oktober 1672”, vertelt Enderink. Woerden was net als Nieuwpoort onderdeel van de Oude Hollandse Waterlinie. Tegenwoordig zijn de vestingwerken daar vrijwel verdwenen.
De Oude Hollandse Waterlinie liep grofweg vanaf Muiden naar het zuiden, via Woerden tot aan Gorinchem. Omdat Utrecht door de Fransen veroverd was, kon die stad niet aan de linie worden toegevoegd. Dat gebeurde pas in de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Rijksmonumenten
Dwars door Nieuwpoort loopt een smalle gracht. Daaroverheen zijn het stadhuis –dat in 1697 klaar was– en de waag gebouwd – tegenwoordig een rijksmonument. In totaal herbergt het stadje 50 van die rijksmonumenten, samen met 75 gemeentelijke monumenten.
Aan de smalle, rustige straatjes zijn verder gerestaureerde historische panden te vinden, zoals de dokterswoning, het huis van de schout, het arsenaal –hier werden wapens en munitie opgeslagen– en een pseudobasiliek. Aan de muren hangen bordjes met een korte uitleg.
Op de bordjes is bijvoorbeeld te lezen dat het arsenaal stamt uit 1781, terwijl het huis van de schout in de tweede helft van de zestiende eeuw gebouwd werd. Daarmee is dat het oudste gebouw van Nieuwpoort.
Aan de noordkant van Nieuwpoort is een doorgang door de stadswallen heen. In die doorgang konden balken gehangen worden om bij hoog water de Lek buiten de stad te houden. En de doorgang functioneerde dan als waterkering, leert het bordje. En, een niet onbelangrijk voordeel, de balken hielden vijandelijke soldaten tegen.
Buiten de poort stroomt de Lek. Over die rivier varen binnenvaartschepen af en aan. Het kanon op de vestingwal kijkt ze na.