Correctie op beeldvorming: verzet tegen Duitse bezetter was massaal
Slechts een klein aantal Nederlanders verzette zich tijdens de oorlog; de meeste mensen hielden zich gedeisd. Dat is het heersende beeld. Maar het klopt niet, zeggen de auteurs van ”Een land in verzet”.

Alleen al het aantal onderduikers en degenen die hen hielpen, zou weleens ergens tussen de 750.000 en 1 miljoen kunnen liggen. En dat terwijl Nederland toen 5,1 miljoen mensen tussen de 20 en 64 jaar telde. Dan gaat het nog niet over mensen die de bezetter op een andere wijze tegenwerkten.
Het geeft het uitgangspunt van de auteurs van ”Een land in verzet” aan: niet alleen deelname aan georganiseerde illegaliteit was verzet, ook tal van andere handelingen vielen daaronder. En dat weerspreekt het beeld dat de meeste mensen laf of in elk geval passief waren en op die manier probeerden de oorlogsjaren zonder kleerscheuren door te komen.

Veelvormigheid
Het heersende beeld is mede gestempeld door het magnum opus van dr. L. de Jong, ”Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog”, waarin hij becijferde dat er 45.000 illegale verzetsstrijders waren. De Jong had overigens zeker oog voor de veelvormigheid van het verzet onder de Nederlandse bevolking. Het aantal van 45.000 is echter een eigen leven gaan leiden. Het gaat dan om een relatief kleine groep –hoofdzakelijk mannen– die, soms voltijds, met gewapende acties bezig waren en van wie velen dat niet overleefden.
Een beetje wordt dat in dit nieuwe boek ook wel weer bevestigd door de dertig persoonlijke portretten die zijn geschreven. De auteurs wijzen echter ook op mensen die in staking gingen, die weigerden de ariër- of de loyaliteitsverklaring te tekenen of die het lidmaatschap van organisaties opzegden als die een te pro-Duitse koers gingen varen. Was het geen verzet als je iemand waarschuwde bij onraad, als je illegale acties financieel steunde, als je de NSB dwarszat, spotliedjes zong of anti-Duitse leuzen op een muur kalkte?

Wie dat allemaal meerekent, komt tot de conclusie dat een paar miljoen Nederlanders zich tegen de Duitsers hebben verzet. Daarmee namen ze risico’s, want de bezetter handelde grillig en vol willekeur, en alleen dat al boezemde veel angst in. Het klopt volgens de auteurs dus niet dat Nederlanders slaafs deden wat de bezetter beval en vooral wegkeken bij de Jodenvervolging, en dat slechts een enkeling in actie kwam.
Joods verzet
Het boek brengt ook minder bekende groepen verzetsstrijders voor het voetlicht. Vrouwen. Mensen uit de overzeese gebiedsdelen. En de Joden, want die hebben zich actief tegen de anti-Joodse maatregelen verzet, zo beklemtoonde Guus Luijters (1943-2025) recent ook al in zijn laatste boek, ”Misvattingen over de Shoah in Nederland”, wat werd onderstreept door Ben Braber in het op 11 februari gepresenteerde boek ”Omdat ik geen lam voor de wolven wil zijn”.
In de slotbeschouwing van de nieuwe bundel over het verzet geven de samenstellers hun bedoeling weer: „Dit boek is een pleidooi voor een nieuwe, bredere omschrijving van ”verzet”. Ook beoogt het misvattingen over de aard en de omvang van verzet te nuanceren en tekortkomingen in de collectieve herinnering van Nederland aan te vullen.”
Vrouwen in het verzet waren ook zeker niet alleen maar fietsende koeriersters die berichten, bladen en wapens vervoerden
Een van die tekortkomingen is het gebrek aan kennis over de rol van vrouwen in de ondergrondse. Rianne Oosterom, journaliste bij Trouw, onderzocht de vrouwen die bij dit blad betrokken waren toen het in de illegaliteit ontstond. Ze vond er wel 300, heel wat meer dan de 25 die tot voor kort bekend waren. Vrouwen in het verzet waren ook zeker niet alleen maar fietsende koeriersters die berichten, bladen en wapens vervoerden. Er waren er ook die gewapende acties pleegden of een ondergrondse groep leidden.
Risico’s
Persoonlijke verhalen geven het boek kleur. Daarbij komen dan toch algauw weer de spectaculairste dingen voor het voetlicht. Bij Breukelen werd in 1943 een Britse bommenwerper neergeschoten. Anton Schrader bracht een van de bemanningsleden naar Den Haag. Onderweg gaf hij een hoge Duitse officier een lift. En dat ondanks het risico dat de geallieerde marconist uit zijn dommeling zou ontwaken en opeens Engels zou gaan praten.
Onderduikersdorpen als Aalten en Nieuwlande worden beschreven, en het verscholen dorp bij Vierhouten. En de Noordoostpolder, waarvan de afkorting NOP ook wel vertaald is als Nederlands Onderduikersparadijs.
De boerderij van Hannes Boogaard in Nieuw-Vennep stond bekend als Jodenboerderij, omdat hij het als zijn christenplicht zag onderduikers gastvrijheid te bieden. Totdat het misging. Boogaard kwam om in kamp Sachsenhausen.
Boer Ebbers in de Achterhoek overleefde het onderduik geven wel. Twee weken lang hadden zeventig Duitse soldaten op zijn boerderij gebivakkeerd, maar ze hadden het Joodse gezin op de hooizolder niet ontdekt. Ebbers wilde geen cent aannemen voor de gastvrijheid die hij de onderduikers had geboden.
Het verzetswerk kreeg mede gestalte doordat Nederland door de verzuiling goed georganiseerd was
Kerken
Het verzetswerk kreeg mede gestalte doordat Nederland dankzij de verzuiling goed georganiseerd was. De samenleving was op levensbeschouwelijke en sociaal-economische basis verdeeld in groepen met eigen organisaties, zoals politieke partijen en vakbonden. Veel van die organisaties waren verboden, maar de Duitsers lieten de kerkdiensten ongemoeid. Die dúrfden ze niet te verbieden, zeggen de auteurs zelfs. „Daar kwamen nog grote groepen mensen samen. Alleen daar, en in illegale kranten, was nog ruimte voor morele autoriteit.”

Kerkelijke ambtsdragers legden een voedingsbodem voor verzet. „Op landelijk niveau met officiële protesten en kanselboodschappen, in de eigen geloofsgemeenschap vaak met een beroep op de Bijbel, vanaf de preekstoel, en in persoonlijke contacten.” Dit jaar wordt een publicatie van ds. G.C. Hovingh –die Geert heet, maar in het boek Cees wordt genoemd– verwacht onder de sprekende titel ”600 predikanten die Joden hielpen”. Ds. Hovingh –biograaf van verzetsheld Johannes Post– doet daar al vele jaren onderzoek naar.
Veel illegale activiteiten raakten in het vergeetboek, doordat er veiligheidshalve weinig werd opgeschreven, doordat verzetsstrijders omkwamen of doordat ze na de oorlog niet meer over hun werk wilden of konden praten. Zoals burgemeester Vlam van Winterswijk. Als zijn kleinzoon naar zijn oorlogservaringen vroeg, was het antwoord kort: „We gaan verder eten.”
De andere kant is er ook. Van de bijna 28.000 Joden die onderdoken, vielen er 12.000 alsnog in handen van de Duitsers en hun handlangers. Voor een deel kwam dat door verraad van Nederlanders.
Een land in verzet, Mirjam Lange-Schoemaker en Paul van Tongeren (red.); uitg. Balans; 272 blz.; € 25,-