Nederland en zijn verdedigingswerken: van kasteelgracht tot cybersecurity
De huidige vorm van Nederland is in de loop van vele eeuwen ontstaan. Behalve natuurlijke factoren zijn het vooral gevechten en oorlogen geweest die zorgden voor grillige grenzen.
Wie oude kaarten van de Lage Landen bekijkt, kan zich erover verbazen dat ons land zich in de loop van de eeuwen tot een van de welvarendste landen in de wereld heeft ontwikkeld.
Rond 500 voor Christus bestond meer dan de helft van het huidige grondgebied uit drassig veen. Het land was bovendien overgeleverd aan de elementen van de natuur. De zee was gevaarlijk dichtbij, rivieren hadden vrij spel. Stormvloeden en overstromingen slokten soms grote stukken land op.
In dat zompige gebied probeerden de vroege bewoners van Nederland tussen meren en moerassen een droge boterham te verdienen. En daar slaagden ze wonderwel in, vooral nadat vanaf de elfde eeuw het woeste water met dijken en dammen steeds verder werd teruggedrongen en er via inpolderingen zelfs land op de zee werd heroverd. Maar nog in de late middeleeuwen en ver daarna teisterden stormvloeden ons land. De Sint-Elisabethsvloed (1421) trof grote delen van Zuidwest-Nederland en resulteerde in het ontstaan van de Biesbosch. De Allerheiligenvloed van 1570 **** was een van de grootste overstromingen uit de Nederlandse geschiedenis en raakte grote delen van het land.
Jaloezie en angst
Niettemin zorgden landbouw, visserij en vooral de handel voor toenemende welvaart. In de veertiende eeuw nam de verstedelijking in het graafschap Holland sterk toe; in het oosten ontstonden Hanzesteden, die handelscontacten onderhielden met andere delen van Noord-Europa en daarmee een mooie duit verdienden.
Voorlopig hoogtepunt van deze ontwikkeling was de ‘gouden’ zeventiende eeuw, waarin Nederland een wereldspeler werd op het gebied van handel, wetenschap, kunst en militaire macht – mede mogelijk gemaakt door de inkomsten die via de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie uit de wingewesten werden binnengehaald.
Zoals dat gaat met rijkdom en macht: daar kijken anderen met jaloerse dan wel bevreesde blik naar. Niet alleen tegen het water, maar ook tegen vijandelijke mogendheden moesten de inwoners van de Lage Landen dammen opwerpen. De indringers kwamen van alle kanten: Vikingen, Fransen, Engelsen, Duitsers.
Romeinse tijd
De allereerste oorlog die in onze contreien werd uitgevochten –voor zover bekend– had plaats van 58 tot 50 voor Christus. In deze Gallische Oorlog raakten de Romeinen onder leiding van niemand minder dan Julius Caesar bij zijn veroveringstochten slaags met de Keltische en Germaanse stammen die in ”Gallia Belgica” woonden, het gebied dat ongeveer samenvalt met het huidige België, Nederland en Luxemburg. De militaire actie leidde ertoe dat het zuidelijke deel van wat nu Nederland heet bij het Romeinse Rijk werd ingelijfd, met de Rijn als noordelijke grensrivier. De zogenoemde Neder-Germaanse limes (grens) werd bewaakt met forten en nederzettingen, zodat de barbaren uit het noorden op afstand konden worden gehouden. Op een aantal plaatsen in Nederland zijn nog restanten van deze verdedigingslinie te zien, onder meer bij Bunnik, Leiden en Elst (Gld.).
Burchten en kastelen
Nadat rond 400 de laatste Romein uit de Lage Landen was verdwenen, braken de middeleeuwen aan. Friezen, Franken en Saksen leefden in een haat-liefdeverhouding met elkaar. Ze dreven onderling handel, werkten samen als dat zo uitkwam en vochten conflicten uit. Het land werd gaandeweg een lappendeken van graafschappen en hertogdommen, die vaak met elkaar in de clinch lagen. Burchten en kastelen zorgden voor veiligheid en bescherming. Door vestingen op strategische plekken neer te zetten, kregen lokale machthebbers ook controle over belangrijke waterwegen en handelswegen – en konden ze tol gaan heffen om de schatkist te spekken. Zo lieten de heren van Heeswijk rond de elfde eeuw bij de rivier de Aa een kasteel bouwen; de Aa was in die tijd een belangrijke waterweg in het oosten van de provincie Brabant. Slot Loevestein en het Muiderslot zijn twee bekendere voorbeelden. Vooral in Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg zijn nog veel middeleeuwse kastelen (of restanten ervan) te vinden.
In 1506 erfde de nog jonge Karel V de Bourgondische Nederlanden. In 1519 kwam hij aan het hoofd te staan van het immense Habsburgse Rijk, waar behalve het Heilige Roomse Rijk (Duitsland) onder meer Spanje, Oostenrijk en de koloniën in de Nieuwe Wereld deel van uitmaakten. De Nederlanden behoorden vanaf dat moment automatisch tot dit wereldrijk waar de zon niet onderging.
Buskruit
Bijna gelijktijdig werd in Duitsland de kiem gelegd voor de godsdienstoorlogen die in de zestiende eeuw overal in Europa zouden plaatsvinden en verstrekkende gevolgen zouden hebben voor de toekomst van de Nederlanden. Met de publicatie van 95 stellingen in Wittenberg had Maarten Luther op 31 oktober 1517 de aanzet gegeven voor de Reformatie. Het protestantisme kreeg algauw ook in de Nederlanden voet aan de grond, mede dankzij de contacten die kooplieden met hervormingsgezinden in Duitsland onderhielden.
Een diepgaand conflict tussen de Nederlanden en de streng-rooms-katholieke Filips II, die van zijn vader Karel V Spanje en de Nederlanden had geërfd, was onvermijdelijk. Uit de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) kwam de protestantse Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als machtige en welvarende wereldspeler tevoorschijn.
De strijd tegen Spanje veranderde het aanzien van ons land sterk. Door het gebruik van buskruit waren de traditionele burchten en kastelen niet langer toereikend voor de verdediging. Steden werden daarom versterkt met vestingwallen en er werden speciale vestingsteden met bastions gebouwd, bijvoorbeeld Bourtange, Naarden, Den Briel en Willemstad.
In het grensgebied van Nederland en België zijn nog restanten te zien van de zogenoemde Staats-Spaanse Linies, bijvoorbeeld rond Bergen op Zoom en tussen Antwerpen en Gent. Deze linies bestonden uit forten, schansen, dijken en andere militaire constructies die door zowel de opstandige Nederlandse provincies (de staatse troepen) als de Spaanse troepen werden aangelegd om hun posities te verdedigen en vijandelijke bewegingen te controleren.
Waterlinies
Een belangrijk wapen dat tegen de Spanjaarden werd ingezet, was het water dat in de Nederlanden overvloedig aanwezig was. Door bij belangrijke steden –Leiden, Haarlem, Utrecht– land onder water te zetten, konden de Spaanse troepen in hun opmars worden belemmerd.
In latere tijden werd dit systeem van inundaties steeds verder verfijnd, zodat er een ononderbroken strook land vanaf de Zuiderzee tot Gorinchem onder water kon worden gezet: de Hollandse Waterlinie. Met de bouw van talloze forten werd de linie in de loop van de eeuwen een steeds moeilijker te nemen hindernis. De waterlinie bewees haar waarde onder meer in het Rampjaar 1672, toen de Republiek werd aangevallen door Frankrijk, Engeland en de bisdommen Münster en Keulen.
In de 19e eeuw, nadat Napoleon met zijn militaire acties Europa op z’n kop had gezet, werd de linie verder geprofessionaliseerd. Koning Willem I besloot in 1815 een reeks nieuwe forten aan te leggen, oostelijker dan de eerdere linie, zodat ook de stad Utrecht zou zijn beschermd.
Kort hierna werd rond de hoofdstad de Stelling van Amsterdam aangelegd, een verdedigingsring van forten, sluizen, dijken en andere militaire werken. Hiermee kon een groot gebied rond Amsterdam onder water worden gezet. Voor de monding van het IJ werd in 1887 forteiland Pampus aangelegd om Amsterdam te beschermen tegen aanvallen vanaf de Zuiderzee.
Ook in het noorden van Nederland zijn waterlinies aangelegd, bijvoorbeeld de Friese Waterlinie (1580), die vanaf de Zuiderzee naar de schans Frieschepalen in het oosten liep en Friesland moest verdedigen tegen de Spanjaarden. De Friese Waterlinie speelde een belangrijke rol in het Rampjaar 1672, toen de bisdommen van Münster en Keulen naar het noorden van ons land oprukten.
Vliegtuig
Met de komst van het vliegtuig verloren waterlinies grotendeels hun betekenis. In mei 1940 werd de Hollandse Waterlinie nog wel geactiveerd om de opmars van de Duitse troepen te vertragen, maar dat was geen groot succes. De Atlantikwall, die de bezetter zelf langs de kunst aanlegde, was wat dat betreft effectiever. Met een uitgebreid stelsel van bunkers, loopgraven en versperringen van Noorwegen tot Frankrijk kon een geallieerde invasie vanuit zee lange tijd worden voorkomen.
Toch werd tussen 1950 en 1955 in het kader van de Koude Oorlog nog een nieuwe waterlinie aangelegd: de IJssellinie. Die was bedoeld om Nederland te beschermen tegen een mogelijke invasie door het Warschaupact onder leiding van de Sovjet-Unie. De linie liep van Westervoort (bij Arnhem) langs de IJssel naar het IJsselmeer. Het verdedigingssysteem was zo ontworpen dat het water uit de IJssel gebruikt kon worden om grote delen van het omliggende land onder water te zetten. Zo ver kwam het tot nog toe nooit.
Cyberaanval
Oorlogsvoering in onze tijd vraagt om heel andere verdedigingstactieken. Tegen modern wapentuig helpen geen waterlinies en vestingwallen. De oorlog in Oekraïne laat zien hoe bijvoorbeeld drones met veel succes kunnen worden ingezet op het slagveld en ver daarbuiten. Maar de dreiging achter de schermen vormt een nog grotere uitdaging voor onze defensie. Met digitale cyberaanvallen kunnen immers belangrijke systemen worden lamgelegd, zoals energievoorziening, transportnetwerken, financiële systemen en militaire commandosystemen – met alle gevolgen van dien. Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) in Den Haag houdt de oren en ogen open.
Nederland heeft de eeuwen door moeten vechten voor zijn bestaan. In de komende zomernummers van RDMagazine reportages over verdedigingswerken vroeger en nu. Volgende week: het middeleeuwse kasteel.