Ze hebben zich twee jaar ingezet voor vluchtelingen op Lesbos. In plastic huisjes en containers hoorden ze aangrijpende verhalen over oorlog en geweld, mishandeling en misbruik. Met hun fotoboek ”Tot aan de overkant” willen Annerieke van Vianen (27) en Marianne van Elst-Sijtsma (33) vluchtelingen een gezicht geven.
Het was een heftig project, vertellen Annerieke, die sinds een aantal maanden in Molenaarsgraaf woont, en Marianne, afkomstig uit Kampen. Voor hun deze week verschenen boek tekenden ze de verhalen op van ruim zestig vluchtelingen op het Griekse eiland Lesbos, afkomstig uit landen zoals Sierra Leone, Eritrea, Sudan en Syrië. Ook spraken ze hulpverleners en Grieken. De interviews vulden ze aan met foto’s, algemene informatie over de landen van herkomst en de asielprocedure.
„We willen laten zien dat vluchtelingen mensen van vlees en bloed zijn, en ook duidelijk maken waarom ze hun land hebben verlaten. Ze vertelden soms heel gedetailleerd wat ze voorafgaand aan en tijdens hun vlucht hebben meegemaakt”, zegt Annerieke. Evenals Marianne werkte ze, via de Nederlandse organisatie Christian Refugee Relief (CRR), in het social care-team van de Griekse christelijke hulporganisatie EuroRelief op Lesbos.
Hoe is op dit moment de situatie in het vluchtelingenkamp op Lesbos?
Annerieke: „Er komen nog steeds duizenden vluchtelingen. Toen ik in januari wegging, zaten er zo’n 6000 in het kamp. De situatie is anders dan in Moria, dat in 2020 is afgebrand . In het nieuwe kamp Mavrovouni wonen mensen in plastic huisjes en containers van de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties. Ondanks de verbeterde leefomstandigheden hebben ze nog steeds te maken met onzekerheid en verdriet. Aan de andere kant heb ik ook gezien dat mensen veerkrachtig zijn en manieren zochten om anderen te helpen.”
Marianne: „Soms is er ineens een piek in het aantal vluchtelingen. Dan is er onvoldoende water en eten in het kamp, en zijn er niet genoeg douches. Een deel van de mensen verblijft dan in enorme plastic tenten, zowel mannen en vrouwen als kinderen.”
Annerieke: „Sommigen slapen dan op een kartonnetje op de grond.”
Wat voor werk deden jullie in het kamp?
Annerieke: „We bezochten de meest kwetsbare bewoners, zoals slachtoffers van seksueel geweld of mishandeling, maar ook zwangere vrouwen, mensen met beperkingen of medische problemen. We brachten hen in contact met de juiste hulpverleners, als die beschikbaar waren, zoals een dokter of psycholoog.
We probeerden de vluchtelingen ook te ondersteunen in hun asielprocedure wanneer ze deze niet begrepen, door hen bijvoorbeeld aan een advocaat te verbinden. Ook deden we ons best om kwetsbare mensen zo veel mogelijk overgeplaatst te krijgen naar een container, die iets meer een gevoel van veiligheid biedt dan de plastic huisjes. Maar als de containers vol waren, zat een zwangere vrouw gewoon in een plastic huisje.
Behalve dat we mensen deze benodigde hulp probeerden te bieden, wilden we hun laten merken dat ze waardevol en geliefd zijn door tijd voor hen te maken en er voor hen te zijn wanneer ze een luisterend oor nodig hadden.”
Marianne: „We probeerden tussen de duizenden mensen die ene te zien. Dat lukte niet altijd en dat is niet gemakkelijk. Als coördinator had ik ook de zorg voor de mensen in ons team. We bespraken zware casussen met elkaar en baden voor de mensen om wie het ging. Soms zaten we aan het eind van een dag huilend met elkaar in ons kantoor.”
Wat zijn de meest schrijnende situaties die jullie meemaakten?
Annerieke: „Ik denk dan onder meer aan de mensen die onderweg een geliefde hebben verloren. Er was een peuter die net voor aankomst op Lesbos verdronk. Haar lichaampje werd anderhalve week later gevonden. Ik heb de moeder bijgestaan rond dit verlies van haar kindje. Uiteindelijk kreeg zij haar reisdocumenten en vertrok ze naar het Griekse vasteland. Driekwart jaar later kwam haar man op Lesbos aan en mocht ik hem met een paar vrienden begeleiden naar het graf van zijn dochter. Op zulke momenten brak mijn hart.”
„Toen ik een vader na aankomst op Lesbos begeleidde naar het graf van zijn dochter, brak mijn hart” - Annerieke van Vianen, voormalig hulpverlener op Lesbos
Marianne: „Dat geldt voor mij ook. Ik heb kort na elkaar drie gezinnen begeleid van wie een familielid verdronken was. Het ging onder anderen om een twee maanden oude baby die uit de armen van zijn vader in het water viel toen de boot de rotsen raakte, en verdronk. Ik heb de begrafenis van dat kindje bijgewoond. Dat vergeet ik nooit meer.”
Jullie tekenden heftige verhalen op over oorlog, geweld, mishandeling en misbruik. Zijn er ook vluchtelingen die daar niet direct mee te maken hebben gehad?
Annerieke: „Er zitten ook mensen in het kamp uit landen die volgens de politiek veilig zijn, maar dat betekent niet dat het daar voor iedereen veilig is.”
Marianne: „Het was niet ons doel om in dit boek de meest extreme verhalen door te geven. Vaak wisten we vooraf niet precies wat iemand allemaal had meegemaakt. Ik heb bijna geen verhalen gehoord waarbij ik dacht: ik snap niet waarom jij uit je land bent weggegaan. Je moet niet vergeten hoe ingrijpend het is om alles achter te laten en te vertrekken met je gezin, of zelfs zonder je geliefden. Daarbij is de vlucht echt niet zonder gevaar. Vluchtelingen ervaren veel geweld, discriminatie en misbruik tijdens hun reis. Ook de oversteek naar de Griekse eilanden is echt gevaarlijk. Mensen stappen niet in het donker op een gammel bootje als er een andere optie is.
„Mensen stappen niet in het donker op een gammel bootje als er een andere optie is” - Marianne van Elst-Sijtsma, voormalig hulpverlener op Lesbos
Ik sprak een man uit Congo. Hij was gevlucht voor rebellen en moest zijn vrouw en vier kinderen achterlaten. Tranen biggelden over de wangen van deze 2 meter lange man, toen hij vertelde dat hij niet wist of zijn vrouw en kinderen nog in leven waren en of hij hen ooit weer zou zien.”
Welke plaats had het christelijk geloof in jullie werk?
Annerieke: „Ik weet niet hoe ik dit werk zonder mijn geloof had kunnen doen. We begonnen elke dag als team met gebed, ook voor specifieke situaties van mensen. Daarna had ik het gevoel dat ik als het ware met Jezus het kamp in ging. Hoewel het daar niet is toegestaan om te evangeliseren, mocht ik er in Zijn Naam voor de mensen, Zijn schepselen, zijn. Ik ben op Lesbos ook meer gaan bidden om de wederkomst, want soms wist ik echt niet meer hoe het verder moest.”
Marianne: „De problemen waren vaak zo groot dat ik ze niet kon oplossen. Ik moest het uit handen geven. Het geloof in God gaf me kracht om verder te gaan. Ik geloof dat wij handen en voeten moeten zijn van Jezus en ik wil naar mensen kijken zoals Hij naar mij kijkt.”
Annerieke: „Op zondag ging ik naar een kerk waar ook mensen uit het kamp kwamen, die regelmatig een lied zongen of iets deelden. Verschillende keren klonk uit hun mond: „Wat God niet kan, bestaat niet.” Ik vond het bijzonder om te horen hoe zij dat, met alle verschrikkelijke dingen die ze hadden hebben meegemaakt, toch konden zeggen.”
”Tot aan de overkant” (320 blz.) is voor 30 euro te bestellen op www.totaandeoverkant.nl.