Ze wilde gaan backpacken in Nieuw-Zeeland, maar gooide op het laatste moment het roer om en besloot hulp te gaan verlenen in een crisisgebied. Zo kwam Hanneke Mauritz (34) terecht in het grootste vluchtelingenkamp op Lesbos. Op het Griekse eiland ervoer ze aan den lijve wat het betekent om niet gewenst en niet veilig te zijn. „Dat heeft me geholpen om me meer te kunnen inleven in de vluchtelingen voor wie ik werk.”
Ze staat niet graag op de voorgrond en zit niet te wachten op een persoonlijk interview. Het liefst doet ze gewoon haar werk. Gedreven en deskundig. Als het nodig is, maakt Hanneke Mauritz werkdagen van zestien uur. Zoals na de brand die kamp Moria op Lesbos in september 2020 in de as legde, waarna duizenden vluchtelingen op straat rondzwierven. Mensen die het bijzonder vinden wat ze doet, spreekt ze tegen. „Ik ben geen held en doe niet iets buitengewoons. Ieder heeft zijn eigen goddelijk beroep. Een moeder heeft haar roeping in haar gezin, ik heb die elders. Het is allebei even waardevol.”
Het is begin januari. Mauritz zit ontspannen in de woonkamer van het huis van haar ouders in Opheusden, drie dragen voordat ze weer naar Lesbos vertrekt. Ze voelt zich bevoorrecht dat ze in Nederland is opgegroeid. „Een Afghaanse vriend die al jaren in Griekenland woont, vertelde onlangs dat hij vanaf zijn zevende in een textielfabriek heeft gewerkt. Pas op zijn vijftiende kreeg hij voor het eerst onderwijs. Dan denk ik: wat een contrast met de mogelijkheden die ik als kind had. Wat een zegeningen heb ik ontvangen.”
Terugkijkend op haar jeugd spreekt ze over een „warm gezin” waarin ze opgroeide. Ook bewaart ze goede herinneringen aan een „fijne vriendengroep.” In de zomer van 2007 ging ze met een vriendin als vrijwilliger aan de slag bij een christelijke dagopvang voor kinderen in Zuid-Afrika. „Vanuit het veilige Opheusden kwam ik ineens in een wereldstad vol criminaliteit. We werkten in Hillbrow, een extreem verpauperde wijk in Johannesburg, met veel dak- en thuislozen.”
Waar komt uw interesse in andere landen en culturen vandaan?
„Ik heb een nieuwsgierige aard en die vertaalt zich bij mij vooral naar mensen, zeker uit andere culturen. Tijdens buitenlandse vakanties wilde ik altijd al graag inwoners van het land ontmoeten en hun eten proeven. Wat dat betreft komt op Lesbos alles bij elkaar. Daar zitten ruim vijftig nationaliteiten op een paar vierkante kilometer. Ik kom er kindsoldaten uit Congo tegen, maar ook vluchtelingen uit landen als Syrië, Afghanistan en Somalië.”
Hoe is uw betrokkenheid op mensen in moeilijke omstandigheden ontstaan?
„Ik kom uit een familie met een zakelijke tak en een zorgkant. Gastvrijheid en aandacht voor mensen die dat nodig hebben, daarmee ben ik groot geworden. Juist doordat ik in een stabiele situatie ben opgegroeid, merk ik dat ik energie kan geven aan mensen die zo’n basis hebben gemist of die zich nu in een kwetsbare positie bevinden. Ik heb echt hart voor hen.
Ook wil ik graag een stem geven aan mensen die lijden. In Griekenland vragen vluchtelingen die gefrustreerd zijn over de situatie in het kamp me vaak: Wil je alsjeblieft in Nederland vertellen wat hier gaande is? Juist daarom vind ik dit interview belangrijk.”
U zegde een vaste baan op en werkt nu met steun van een achterban. Een grote stap?
„In oktober 2016 heb ik ontslag genomen bij een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Mijn plan was te gaan rondreizen in Nieuw-Zeeland. Ik had daarvoor al contacten gelegd toen ik van een vriendin het boek ”Het gat in ons evangelie” van Richard Stearns kreeg. Dat gaat over wat God van ons vraagt in de strijd tegen armoede. Toen ik dat las, realiseerde ik me: reizen in Nieuw-Zeeland is mooi, maar erg op mezelf gericht. Ik ging op zoek naar een crisisproject waar ze een paar extra handen goed konden gebruiken. Al snel kwam ik uit bij de Griekse christelijke organisatie EuroRelief.
In januari 2017 vertrok ik naar Lesbos. Terwijl sommigen dachten dat ik door Nieuw-Zeeland trok, werkte ik ineens in vluchtelingenkamp Moria. De eerste tijd kon ik me financieel prima redden. Toen mensen uit mijn omgeving door hadden dat ik na een jaar nog niet terug zou komen, hebben ze uit zichzelf een thuisfrontcommissie gevormd die voor mijn financiën zorgt.”
Hoe ervaart u het om van giften te leven?
„Ik geloof dat ik op Lesbos moet zijn en ervaar dat God voorziet in de financiële middelen. Het was een les voor me om daarop te vertrouwen en daarin afhankelijk te zijn van God. Het zit in m’n aard om zelfstandig te zijn, m’n eigen boontjes te doppen, maar dat kan nu niet. Ik leef van giften en wil daar verantwoord mee omgaan. Dat betekent dat ik niet meer bezig ben met sparen of het verzamelen van meer en betere spullen. Het is bevrijdend om los te komen van het materialisme.”
Met wat voor verwachting begon u aan het werk op Lesbos?
„Ik had geen idee wat ik kon verwachten, wist alleen dat er nood was. In Opheusden was ik als vrijwilliger bij VluchtelingenWerk taalcoach van een Iraanse vrouw en haar gezin, maar ik hield me niet echt bezig met de vluchtelingenproblematiek in Europa die al sinds 2015 aan de gang was. Toen ik op Lesbos kwam, was kamp Moria een ongeorganiseerde bende. Overal stonden tenten, het was er vies en de situatie van de mensen was uitzichtsloos. Het was voor mij een schok dat ik ineens getuige was van wat zich aan de buitengrens van Europa afspeelde. Dat liet me niet meer los.
In eerste instantie stopte ik al mijn tijd en energie in praktische werkzaamheden, zoals distributie van hulpgoederen. Al snel ontdekte ik dat het belangrijk is dat medewerkers zich voor langere tijd aan het hulpproject verbinden, om de kwaliteit van de zorg voor vluchtelingen te kunnen verbeteren. Het is cruciaal dat we als christelijke organisatie kwalitatief goed werk leveren. Vanuit mijn eerdere ervaring in de zorg, waarbij ik kwaliteitscoördinator was, kan ik daaraan bijdragen.
Ik heb nu een leidinggevende functie, waarin ik ook aandacht heb voor een goede samenwerking in ons team. Ook als je met allemaal christenen bij elkaar zit, kun je elkaar pijn doen, bewust of onbewust. In een crisissituatie, waar we op Lesbos continu in zitten, is dat risico extra groot, want we staan steeds onder een enorme druk.”
Wat is de grootste crisis die u er meemaakte?
„Dat was heel 2020. Het begon met problemen in onze organisatie. Tijdens een reorganisatie vertrok een leider en kwam er een ander voor hem in de plek. In februari ontstond er een crisis op het eiland. Humanitaire werkers werden aangevallen door de lokale bevolking en extreemrechtse groeperingen die naar Lesbos kwamen. Dat gebeurde nadat Turkije Europa onder druk zette door de grenzen richting Griekenland open te zetten.
Er zaten op dat moment zo’n 20.000 vluchtelingen in kamp Moria. Hulpverleners en vrijwilligers werden gezien als degenen die de problemen op het eiland in stand hielden. Actievoerders sloten wegen af. Vrijwilligers werden uit hun auto getrokken en geslagen. Een collega en ik wisten er net aan te ontkomen door als een malle weg te rijden nadat iemand op een scooter ons achtervolgde. Samen met haar heb ik midden in de nacht vijftig vrijwilligers die nog in het kamp waren via een sluiproute door de olijfgaarden geëvacueerd. Dat had een enorme impact op iedereen.
Ik merk dat ik in het contact met Grieken nog steeds extra alert ben, want het kunnen mensen zijn die niet het beste met me voorhebben. Tegelijk was de grote onrust op het eiland een leerzame ervaring. Dat ik ongewenst was, heeft me geholpen om me meer in te leven in de vluchtelingen voor wie ik werk. Zij hebben die ervaring al veel langer, terwijl ik vorig jaar pas voor het eerst aan den lijve ondervond wat het is om niet gewenst en niet veilig te zijn.
Na dit alles kwam de coronacrisis. Toen de eerste coronagevallen onder vluchtelingen bekend werden, eind augustus, ontstond er veel onrust in het kamp, waarna Moria in vlammen opging.”
Wat hield u te midden van al die crises op de been?
„Ik ervaar dat ik op die plek moet zijn, voel me geroepen om daar m’n werk te doen. Dat helpt me. Ook heb ik geleerd dat het belangrijk is goed voor mezelf te zorgen. De eerste dagen na de brand werkte ik vanaf het moment dat ik wakker werd tot middernacht. Ik ging over al m’n grenzen heen. Maar het is ook nodig zodra het kan een stap terug te doen. Lesbos is een prachtig eiland. Het is heerlijk om ’s zomers te zwemmen in het kristalblauwe water in een baai, en als het kouder wordt wandelingen te maken door de natuur. Momenten van ontspanning zijn nodig om het werk vol te kunnen houden.”
Hoe werken uw buitenlandse ervaringen door in uw geloof in God?
„Op Lesbos kom ik in aanraking met christenen uit de hele wereld, met allerlei achtergronden. Dat vind ik verrijkend en leerzaam. Ik denk aan een chaplain, een Amerikaanse pastoraal medewerker van onze organisatie, die tot enkele maanden geleden met zijn vrouw op Lesbos was. We deden als team geregeld Bijbelstudie met hen. Ik merkte hoe dicht ze bij God leven. De chaplain, die hartproblemen heeft, zei dat hij erop wacht om te mogen sterven en bij God te zijn. Dat vond ik bijzonder. In Nederland merk ik soms veel schroom in het spreken daarover. Op Lesbos zie ik hoe het leven met God voor mensen een dagelijkse realiteit is en hoe ze daar praktisch invulling aan geven. Na de brand in Moria kwamen we bijvoorbeeld eerst als team bij elkaar om in gebed te gaan, Bijbel te lezen en te zingen. Dat onderscheidt ons van andere groeperingen die in het kamp actief zijn.
Ik vind het mooi om onderdeel te zijn van zo’n christelijke organisatie. De vormen verschillen van wat ik in Nederland gewend ben. Een evangelisatiedienst van mennonieten op Lesbos, die ik tot het begin van de coronacrisis geregeld bezocht, ziet er anders uit dan een kerkdienst in Opheusden. Bij alle verschillen die er zijn ervaar ik vooral herkenning. Dat helpt me om me te richten op de kern, ook in gesprekken met ongelovigen.”
Wat zegt u als een vluchteling vraagt Wie God voor u is?
„Op zo’n moment moet ik m’n twijfels en onzekerheden opzijzetten en ben ik geroepen om te getuigen van waar ik ten diepste voor sta. Kortgeleden maakte een vluchteling tijdens een gesprek een zijdelingse opmerking over „waar God dan ook mag zijn.” Ik realiseerde me dat God woont in iedereen die in Hem gelooft. Het zette me er weer bij stil hoe bijzonder het is dat God in een zondig mens, ook in mij, wil wonen. Dit schept een grote verantwoordelijkheid, in alles wat ik doe.”
Welke ontmoeting met een vluchteling heeft u het meest geraakt?
„Wat me raakt, is de hele situatie waarin duizenden vluchtelingen zich bevinden. Eind vorig jaar kwam er vanuit Nederland een truck met schoenendozen, gevuld met knuffels en speeltjes voor kinderen naar Lesbos. Die werden aan ouders uitgedeeld. Ik liep met een Syrische moeder van vier kinderen, waaronder een baby, mee naar haar tent. Terwijl de kinderen vol verwondering zaten te kijken wat er in de dozen zat, raakte ik in gesprek met de moeder, afkomstig uit een regio in Syrië die sterk heeft geleden onder de oorlog en het geweld door IS. Als het dan even niet gaat over het hier en nu merk je direct dat er pijn onder de oppervlakte zit. Die vrouw vertelde in tranen over een familielid dat was omgekomen en haar huis dat was gebombardeerd. Ze is nu een jaar op Lesbos en weet niet hoe lang het nog duurt. Haar kinderen zijn nog nooit naar school geweest. Zoiets raakt me enorm. In Nederland gaat het over achterstanden bij scholieren door enkele maanden thuisonderwijs, maar deze Syrische kinderen hebben nog nooit onderwijs gehad. Wat staat hun nog te wachten voordat ze op een stabiel plekje komen en hopelijk ooit naar school kunnen gaan?”
Onder christenen klinken soms kritische geluiden over de opvang van vluchtelingen, onder wie veel moslims, in Europa. Hoe luistert u daarnaar?
„Ik snap de zorg die mensen hebben. Die komt vaak voort uit angst voor het onbekende. Sommigen hebben nog nooit een gesprek met een moslim gevoerd en zien in elke moslim een potentiële terrorist. Maar degenen die ik spreek zijn juist vaak voor terroristen op de vlucht, want die hebben hun hun veiligheid ontnomen. Natuurlijk, er zal een groep meereizen die misschien in zijn land had kunnen blijven, maar de meerderheid van de mensen die ik tref, zijn op de vlucht voor terreur.
Als christenen zouden we de verantwoordelijkheid moeten voelen om iedereen die niet in God gelooft in aanraking te brengen met de Bijbel. Het is onze opdracht een verbintenis met hen aan te gaan. Meer dan eens heb ik van (ex-)moslims gehoord dat het hen raakte dat christenen thee met hen dronken en zich voor hen inzetten. Tegen geloofsgenoten die angst hebben voor moslims zou ik zeggen: Ga dan juist het contact met hen aan.”
Hebt u hoop dat de situatie van vluchtelingen op Lesbos ooit zal verbeteren?
„Wereldwijd groeit het aantal vluchtelingen alleen maar. De situatie is niet alleen op Lesbos slecht, maar ook op de andere Griekse eilanden en het vasteland. In het nieuwe kamp Mavrovouni op Lesbos, dat nu zo’n 7200 vluchtelingen telt, is nog steeds geen riolering en stromend water, al wordt er hard gewerkt aan basisvoorzieningen. Ik zie bij de Griekse politiek wel goede bedoelingen, maar het is onrealistisch dat zij met een zak EU-geld deze crisis kan oplossen. Als het om Europees beleid gaat heb ik weinig hoop. Niet Brussel maakt het verschil op Lesbos, maar gepassioneerde mensen uit de hele wereld doen dat.”