OpinieOpinie

Ds. A.T. Huijser (GG): Bevorder kerkelijke eenheid met eerlijkheid en orde

Het in weekdiensten openstellen van elkaars kansels zou een gelegenheid kunnen zijn voor het ontwikkelen van wederzijds vertrouwen en het slechten van muren die, soms vooral op basis van karikaturen, hoog zijn opgetrokken, schrijft ds. A.T. Huijser.

Ds. A.T. Huijser
25 June 2024 10:00
Kansel in het kerkgebouw van de hervormde gemeente in Meerkerk. beeld RD, Anton Dommerholt
Kansel in het kerkgebouw van de hervormde gemeente in Meerkerk. beeld RD, Anton Dommerholt

In het artikel met als kop ”Waarom predikanten voorgaan bij de ‘buren’” ( RD 20-6 ) heb ik een toelichting gegeven op het voorgaan in diensten in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN) en de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland (OGGiN). In ditzelfde artikel was ook een reactie opgenomen van ds. P. Mulder. Zoals verwacht mag worden van de voorzitter van het deputaatschap kerkrecht benadrukte hij de kerkordelijke lijn. De door onze broeder weergegeven lijn onderschrijf ik van harte. Een van de redenen waarom ik tot de Gereformeerde Gemeenten (GG) behoor, is dat dit kerkverband ernst maakt met de apostolische vermaning uit 1 Korinthe 14: „Laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden.” Opmerkelijk overigens dat de eerlijkheid hier voor de orde gaat.

Bidden en werken

Ik mag over niemands hart oordelen. Maar als wij van tijd tot tijd als ambtsdragers bidden of de Heere bijeen wil brengen wat bij elkaar hoort, zoeken we dan ook in alle eerlijkheid, en volgens de orde van de kerk, deze eenheid gestalte te geven? Het eenzijdige werk van Hem die bij elkaar brengen kan, sluit onze verantwoordelijkheid immers niet uit! Hanteren we, ieder voor onszelf, eerlijke motieven die we voor God kunnen verantwoorden in het afwijzen van initiatieven die mogelijk een eerste aanzet zouden kunnen geven tot bevordering van de eenheid?

Kerkordelijke processen dienen geestelijk te verlopen en niet te verlammen. Ieder die geen vreemdeling in Jeruzalem is, weet dat er doorgaans heel wat initiatieven rond kerkelijke eenheid op de kerkelijke tafels sneuvelen. Waarom? Is dat vanwege de ere Gods? Is dit omdat wij ervan overtuigd zijn daarmee Zijn zaak te dienen of zijn we vooral bezig met onze zaak? Is het eerste het geval, dan sluit ik mij daar van harte bij aan. Maar soms bekruipt mij het gevoel dat er andere elementen in het spel zijn. Terecht werd in het commentaar van de hoofdredactie met als kop ”Laat kerkelijke eenheid niet over aan grondvlak” ( RD 20-6 ) erop gewezen dat het hoog tijd is dat de kerkelijke leidslieden hun verantwoordelijkheid nemen. Het zal meer dan duidelijk zijn dat dit niet eenvoudig is en dat dit met veel wijsheid, voorzichtigheid en vooral veel gebed dient te gebeuren.

Waarom GGiN en OGGiN?

In de wandelgangen werd ik na het verschijnen van het artikel bevraagd op mijn keuze voor GGiN en OGGiN. Waarom niet breder? Allereerst omdat je je ook kunt vertillen aan de kerkelijke eenheid. Vanuit het perspectief van de GG ligt de eerste verantwoordelijkheid bij die kerkverbanden die een gezamenlijke wortel hebben in de beide stromingen waaruit de GG, de OGGiN en de GGiN zijn voortgekomen: ledeboeriaanse en kruisgemeenten. Pas als dat pad gelopen is, is er mijns inziens ruimte voor een volgende stap. De gekozen lijn is dus niet willekeurig en heeft niets te maken met een voorkeur voor eenheid ter rechterzijde. Daar ligt eenvoudig de eerste verplichting.

Wie daar moeite mee heeft, moet zich afvragen of hij zelf nog wel op de grondslag staat, of zou willen staan, waarop de mannen van het eerste uur, rond 1907, stonden. Daar ligt een pijnpunt.

Geen institutionele eenheid

Het in weekdiensten openstellen van elkaars kansels kan een belangrijke stap zijn. Wanneer én gemeenten én predikanten daarin vrij worden gelaten, kan ieder handelen naar eigen eer en geweten. Het zou een gelegenheid kunnen zijn voor het ontwikkelen van wederzijds vertrouwen en het slechten van muren die soms vooral op basis van karikaturen hoog zijn opgetrokken. Vraagt u het mij persoonlijk, dan zie ik het niet tot een institutionele eenheid komen. Daarvoor zijn de culturele verschillen soms gewoon te groot. Dat is iets wat sinds de scheuringen door de jaren heen ontwikkeld is.

Goedkeuring?

Daarnaast leeft er nog een vraag bij mij. Als predikanten nu ervaren dat hun de opening in het Woord geschonken wordt, ook als zij bijvoorbeeld in aanverwante kerkverbanden zoals hiervoor genoemd voorgaan, is het dan te veel gezegd dat er iets van de goedkeuring van Boven in ligt? Natuurlijk is dit in zekere zin subjectief. Maar kan dit zomaar terzijde worden geschoven met een beroep op de kerkelijke structuren? Is het dan niet juister om hierin een kerkelijke structuur aan te brengen, zodat alle dingen eerlijk en met orde kunnen geschieden?

Kortom: laten we ons ook in onze kerkelijke vergaderingen voortdurend de vraag blijven stellen of we al onze beslissingen rond kerkelijke eenheid met een vrij geweten kunnen verantwoorden voor de Koning van de Kerk. En laten we ons er eerlijk op onderzoeken of we heimelijk niet meer vleselijk bezig zijn in een geestelijke zaak dan we eigenlijk zouden moeten willen.

De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente van Rijssen-Noord.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer