„Staan we écht op het gedachtegoed van ds. Kersten?”
De verhoudingen tussen de Gereformeerde Gemeenten (GG) en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland zijn verbeterd, maar samengaan is een brug te ver, concluderen ds. J. Roos (GGiN) en ds. A. Schreuder (GG) in een gesprek over de erfenis van ds. G.H. Kersten.
Beiden zagen ze tegen het dubbelinterview op. Niet vanwege de ander, want de predikanten hebben elkaar vaker ontmoet en gesproken. Zo bevestigde ds. Roos (69) meerdere huwelijken in het kerkgebouw waar ds. Schreuder (70) predikant is en ontstond er na afloop van die diensten in de consistoriekamer een goed gesprek. Ook niet vanwege het thema, ”De erfenis van ds. Kersten”. Juist uit hoogachting voor de persoon van ds. Kersten, die 75 jaar geleden overleed, stemden de predikanten in met een interview. Maar het is wel een verschil of je elkaar spreekt in de beslotenheid van een consistoriekamer of voor publicatie in een krant.
Hoewel ze allebei geboren zijn nadat ds. Kersten overleed, hebben zijn geschriften hen gevormd. Ds. Schreuder: „Mijn eerste kennismaking met ds. Kersten was het lezen van zijn meditatiebundel ”Meer dan overwinnaars”. Het heeft mij diep getroffen hoe hij daarin omschrijft hoe het geloof functioneert in het leven van Gods volk. Toen ik in Nunspeet ouderling was, heb ik uit het boek drie stukjes over Abraham als preek gelezen in een leesdienst.
De laatste jaren behandel ik voor de Cursus Godsdienstonderwijs ”De gereformeerde dogmatiek” van ds. Kersten. Dat zijn de mooiste lessen die je kunt geven. Het treft me steeds weer dat de ondertitel van dat boek luidt: ”Voor de gemeenten toegelicht”. Dus hij schreef de dogmatiek voor het eenvoudige volk. Hoewel hij een denkvermogen had dat je tegenwoordig academisch zou noemen, was hij met zijn gaven toch in staat de harten van eenvoudige gemeenteleden te raken. Dat heeft mij altijd erg in ds. Kersten aangesproken.”
Ds. Roos: „Toen ik als jongen in mijn ongeluk liep vanwege een diep besef van mijn zonden las ik ook de preken van ds. Kersten. Zijn zakelijke en evenwichtige prediking bouwde mij niet op, maar brak me juist af. Toch raakte ik aan die predikaties verbonden. Alles van de mens wordt erin afgesneden. De zaligheid ligt alleen in het werk van de Heere Jezus als vrucht van het soevereine welbehagen Gods.
Later kreeg ik les van ds. F. Mallan, die zelf een leerling was van ds. Kersten. Ds. Mallan was doorkneed in de dogmatiek van ds. Kersten en verwachtte dat ook van mij. Hij zei: „Als ik je ’s nachts wakker maak en ik stel een dogmatische vraag, moet je direct het antwoord weten.” Van de kennis van Kerstens dogmatiek heb ik mijn hele leven al gemak gehad.”
„Zijn zakelijke en evenwichtige prediking bouwde mij niet op, maar brak me juist af. Toch raakte ik aan die predicaties verbonden” - ds. J. Roos, predikant GGiN
Verdient ds. Kersten de aandacht die hij 75 jaar na zijn sterven krijgt?
Ds. Schreuder: „We moeten altijd oppassen voor persoonsverheerlijking. Het gaat, ook in dit gesprek, niet om ds. Kersten, maar om wat hij ons heeft overgeleverd. Ds. Kersten was enorm thuis in de oudvaders: in de geschriften van Comrie, van Boston, en ook in de puriteinen. De strijd van de Nadere Reformatoren tegen oppervlakkigheid in de leer was ook de strijd van ds. Kersten in zijn tijd. Dus ik vind de aandacht voor ds. Kersten heel goed.”
Ds. Roos: „Het is terecht om onze waardering uit te spreken voor wat ds. Kersten ons heeft nagelaten in zijn geschriften. Het is zelfs een Bijbelse opdracht. In Hebreeën 13:7 staat: „Gedenkt uwer voorgangers, die u het Woord Gods gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst hunner wandeling.” We mogen inderdaad niemand verheerlijken. Zegt God het Zelf niet? „Die mij eren zal Ik eren.” De Heere heeft ds. Kersten een naam en een plaats gegeven in het kerkelijk leven.”
Ds. Kersten was ook een mens, met zijn fouten en beperkingen.
Ds. Roos: „Klopt. Er zijn mensen die graag op zijn oorlogsverleden wijzen. Dat zijn vaak mensen die het misschien ook niet helemaal eens zijn met de waarheid die ds. Kersten bracht. Zijn houding aan het begin van de oorlog was ook niet helemaal correct, dat hoeven we niet weg te moffelen. Maar ds. Kersten heeft zelf toegegeven dat hij dingen verkeerd gezegd en geschreven heeft. Laat dat voor ons genoeg zijn. Het zou anders zijn geweest als ds. Kersten zijn fouten niet erkend zou hebben. Als we weten dat deze man nu eeuwig alles te boven is, moeten we over zijn fouten maar heel summier spreken.
Gods Woord vermeldt ons niet alleen de geloofswerken, maar ook de zonden van Gods volk. Salomo heeft het boek Prediker geschreven. Dat was een schuldbelijdenis voor alles wat hij gedaan had. Daarom schreef hij: „IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid!” en „Het einde van de zaak is: Vrees God, en houd Zijn geboden.” Met andere woorden: Denk niet aan mij, want ik ben het verkeerde voorbeeld.”
Ds. Schreuder: „Ik ben blij dat Ewart Bosma in zijn proefschrift over bevindelijk gereformeerden en het nationaalsocialisme een aantal beschuldigingen tegen ds. Kersten heeft rechtgezet. En dat de predikant de oorlog als een oordeel van God zag, daar kan ik wel in meevoelen.”
Ds. Roos: „De profeet Jeremia heeft ook tegen het volk Israël gezegd dat zij zich moesten overgeven aan de Babyloniërs omdat de wegvoering Gods oordeel was.”
Ds. Schreuder: „En achteraf weet iedereen wel hoe het anders had gemoeten. We hoeven echt niet alles goed te praten, maar ds. Kersten was ook een mens, van gelijke beweging als ieder ander. Als er één is geweest die dat voelde, is hij dat zelf geweest.”
Hoe typeert u ds. Kersten?
Ds. Schreuder: „Hij had de gave dat hij veel mensen samenbracht. Tegelijk was hij ook niet bang om eerlijk te zeggen wat hij van zaken vond. Dat werd hem niet altijd in dank afgenomen.
Ds. Kersten zag ook door veel gemoedelijkheid heen. Hij kende wat er leefde onder het volk. Door zijn vragenrubriek in De Saambinder –de vragen waren vaak van hemzelf– kon hij vormen en onderwijzen. Dat is zijn kracht geweest. Verder valt zijn standvastigheid op. Hij kon daarbij afzien van mensen omdat de eer van de Heere hem het meeste woog.”
Ds. Roos: „Ds. Kersten was een onvermoeibaar strijder voor de aloude waarheid, zoals de tekst op zijn grafsteen ook zegt. Hij was ook een man met autoriteit. Dat zie je al op de foto. Hij stond pal voor de waarheid. Ouderling Daan van Mourik uit Geldermalsen zei van hem: „Elk woord woog wel een pond.” Hij was heel compact. Met een paar zinnen kon hij ontzaglijk veel zeggen.
Hij was ook een verbinder. Als hij geestelijke herkenning waarnam, zocht hij de verbinding. Juist die zuivere waarheid, die zuivere gangen, het opkomen vanuit Gods welbehagen, bond al degenen die er geen vreemdeling van waren. Het verwekte ook jaloersheid bij degenen die voor eigen rekening leefden. Het was niet iemand die de tekst verklaarde zonder meer, maar hij sprak iedereen aan tijdens de gehele prediking.”
Ds. Schreuder: „Ds. Kersten heeft veel geschreven, dat is ons nagelaten, maar zijn kracht lag toch in zijn prediking.”
Wat was de kern van zijn prediking?
Ds. Roos: „Ds. Kersten zegt ergens: „Zoek de scherpe afsnijdende prediking waarin u voor het recht Gods geplaatst wordt. Opdat het geloof in de Middelaar in je ziel ontvangen mag worden. Alleen Christus heeft volkomen voldaan aan het Goddelijke recht.”
Ik weet nog dat ik de preken van ds. Kersten las en met potlood aanstreepte wat ik in mijn ziel miste. Datzelfde deed ik in het boek van Theodorus van der Groe ”Toetssteen van de ware en valse genade”. Daar las ik dezelfde boodschap als bij ds. Kersten. Deze mannen kenden iets wat ik miste. Ik las over dat het Goddelijk welbehagen in Christus de enige oorzaak is dat een mens door de bediening van Gods wet een verloren zondaar voor God wordt, om plaats te maken voor Christus en Zijn werk, dat miste ik voor mijzelf. Ook al deed dat pijn, toch raakte je aan die preken verbonden, omdat ik voelde dat het de waarheid is.
Het typerende van de preken van ds. Kersten is dat hij het juiste evenwicht behield tussen Wet en Evangelie. Als jongen van zestien jaar ben ik erg in verwarring geraakt omdat ik destijds hoorde dat het Evangelie de kenbron van ellende kan zijn. De blijde Boodschap zou middellijk de oorzaak kunnen zijn dat een mens een zondaar wordt. Ds. Kersten stond echter in lijn met de catechismus: „Waaruit kent gij uw ellende? Uit de wet Gods.” Als dat evenwicht tussen Wet en Evangelie niet zuiver wordt gehandhaafd, dan krijg je een heel andere ligging en prediking. Dan handhaaf je niet meer de erfenis van ds. Kersten.
Ds. Kersten benadrukte ook sterk de uitwendige en inwendige roeping en het voorwaardelijk en onvoorwaardelijk aanbod van genade. Hij was wars van –goed begrijpen hoe ik het bedoel– de voorwaardelijke beloften. Ik las in zijn dogmatiek dat hij zegt: Voorwaardelijke beloften zijn er niet. Er staan twee soorten beloftes in de Bijbel: óf ze spreken van het bevel van de uitwendige roeping óf ze spreken tot Gods volk. Hij was erg voorzichtig als het gaat om de beloftes.
Ds. Kersten benadrukte ook dat niemand uitgesloten is van de nodiging om tot Christus te komen, in Wie alleen de gerechtigheid te vinden is. Dat kun je duidelijk merken in zijn geschriften. Hij wees op de doodsstaat: de vijandschap die in een mens te vinden is om niet tot Christus te willen komen. En dan wees hij op de verantwoordelijkheid van de mens en de eis tot bekering.
Ds. Kersten gaf ook puriteinse werken uit. Daar stond hij volledig achter en dat kan ik goed begrijpen. Ik heb zondag nog een citaat van Erskine aangehaald uit diens preek over Galaten 4. Daarin zegt Erskine: Indien u God niet kent als een bedreigend God, dan zult u nooit bekommerd zijn om God te kennen als een belovend God. Hoe zuiver heeft ook Erskine dat evenwicht behouden tussen Wet en Evangelie. We moeten God eerst kennen als een bedreigend God door middel van Zijn Wet en indrukken van Zijn deugden. Anders krijgen we ook nooit een begeerte, een uitzien naar Zijn zaligheid, verlossing en behoudenis. Ik weet, puriteinen zijn zeer ruim in de aanbieding, maar tegelijkertijd ook evenwichtig. Ze haalden ook aan wat zielsbevindelijk gekend moet worden voor de eeuwigheid.
Ds. Kersten leerde ook de standen in het genadeleven en de toeleidende weg tot Christus. Maar ook op dat vlak was hij voorzichtig. Als iemand zich wat naar of ellendig voelde, zou hij nooit zeggen dat het beginnend werk van de Heere was. Ook met een versje zoals „Gij, die God zoekt in al uw zielsverdriet, houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven” was hij voorzichtig. Ds. Kersten heeft het beginnende leven nooit weggeslagen, maar altijd gewezen op de noodzakelijke kennis van Christus. Dat separerende vind je zo terug in zijn preken. Zeker toen hij de gevaren ging inzien van de drieverbondenleer. Dat zag hij als een verkeerd spoor, waar hij de mensen voor waarschuwde.”
Ds. Schreuder: „Wat niet mag ontbreken, is dat ds. Kersten enorm aan Comrie verbonden was. Ds. Vergunst heeft in zijn boek ”Neem de wacht des Heeren waar” het eigene van de Gereformeerde Gemeenten omschreven. Daarin grijpt hij met name ook terug op Comrie. Die wijst erop dat het werk van een Drie-enig God centraal moet staan, maar ook de orde des heils. De tijdsvolgorde van ellende, verlossing en dankbaarheid kun je niet omkeren. Eerst komt het recht van God, zoals we lezen in vooral zondag 3 en 4 van de catechismus. Maar dan komt zondag 5, waar boven staat: ”Van het stuk der verlossing”. Daar is een zondaar aan zijn einde gekomen: „Is er enig middel, waardoor wij deze straf zouden kunnen ontgaan en wederom tot genade komen?” Dan is er geen twijfel meer: van de kant van de mens is het een verloren zaak. Watson zegt in een van zijn preken dat God er een heilig genoegen in heeft als Hij een zondaar zichzelf ziet aanklagen voor het heilig recht. Maar het is Gods eigen werk om een mens zover te brengen.”
De twee predikanten praten er nog over door. Hoe ds. Kersten het onderscheid tussen Wet en Evangelie benadrukte, en waarschuwde voor het opbouwen van mensen zonder enigszins zicht op Christus te hebben. Over zijn liefde voor de puriteinen.
Een stelling: De GG en GGiN hebben de erfenis van ds. Kersten goed bewaard.
Ds. Schreuder: „Bij ds. Kersten komt de prediking op uit het welbehagen Gods. De noodzaak van wedergeboorte. Bij hem klinkt de oproep tot bekering en geloof. En ook: hoe maakt de Heilige Geest plaats voor Christus? Dat zijn toch de kernpunten die hij ons heeft overgedragen. En die boodschap wordt nog steeds onderwezen aan de studenten van de Theologische School. Hoewel onze gemeenten betrekkelijk breed zijn, begeren we dat onze studenten vasthouden aan wat ds. Kersten ons heeft overgeleverd in zijn dogmatiek en uitleg van de catechismus. Ik moet wel zeggen dat de panelen zijn verschoven. Toen ik student was in 1994 verbleef ik bij een ouderling die veel in Rotterdam onder ds. Kersten had gezeten. Hij zei: „Ds. Kersten heeft ontzettend veel gewaarschuwd tegen de veronderstelde wedergeboorte, maar nu zijn we in een tijd gekomen van het veronderstelde geloof.” Daar moet ik vaak aan terugdenken.
Je wilt het erfgoed van ds. Kersten zuiver houden, maar ondertussen spelen er zaken die toen niet speelden. De tijden zijn veranderd. Deze maand hield ik een lezing over de genderideologie. Je kon je toch in de tijd van ds. Kersten niet voorstellen dat een dominee zich daar mee bezig moest houden?”
Ds. Roos: „Ik zeg heel voorzichtig dat ik denk dat we de erfenis van ds. Kersten in ons kerkverband hebben bewaard, maar ons past wel ootmoed. Wat de puritein James Renwick schrijft over ootmoed sprak mij bijzonder aan. Hij zegt: „Ootmoed is een boom, die lange wortels heeft en diep in de aarde schiet, welks vruchten opwaarts groeien. Elke plant in de tuin tiert welig, als de boom van ootmoed er mag staan.” Met andere woorden: als ootmoed ons siert, dan geldt dat voor heel je zielsleven, voor het kerkelijk leven, voor alles.
Dus daarom zeg ik heel voorzichtig dat we als kerkverband de lijn vasthouden die ds. Kersten voorstond. Die zakelijke, separerende prediking om onderscheid te maken tussen algemene en bijzondere genade brengen onze leraars nog steeds. Maar we hebben geen reden ons op de borst te slaan. In de tijd van ds. Kersten was er veel geoefend volk. De tijden zijn toch veranderd.
We mogen geen water bij de wijn doen. Daar is Gods hulp zo bij nodig. Zodat we de lijn vasthouden die we in onze jonge jaren hebben leren kennen: dat een mens moet worden afgebroken, maar ook dat er onderscheid is tussen algemene en bijzondere overtuigingen. Dat we alleen geborgen zijn in het werk van Christus.”
„Verloren gaan is eigen schuld en zalig worden is enkel genade; om dat evenwicht te laten staan, daar gaat het om” - ds. A. Schreuder, predikant GG
Ds. Schreuder: „De oude ds. H. Wiltink uit Doetinchem zei aan het einde van zijn leven: „Ik heb altijd gezegd dat we moeten preken hoe er een rijke Christus is voor een arme zondaar, maar ik heb geleerd dat we er tegenwoordig iets bij moeten zeggen, dat we ook moeten preken hoe die twee bij elkaar worden gebracht.””
Ds. Kersten bracht de ledeboeriaanse en kruisgezinde gemeenten bij elkaar. Het gedachtegoed van ds. Kersten kan de GG en GGiN dichter bij elkaar brengen.
Ds. Schreuder: „Ik heb geen behoefte diep in te gaan op wat hier al over gezegd is in de krant. Er is na 1953 jarenlang niet gesproken met elkaar. Maar ik herinner me nog als de dag van gisteren de bijeenkomst die we in 2002 hadden in de consistorie van de gereformeerde gemeente te Zeist. Daarbij waren ds. Mallan, samen met drie predikanten, twee ouderlingen en diaken L.M.P. Scholten aanwezig. Het was voor het eerst na jaren dat we elkaar ontmoetten in dat verband. Die ontmoeting heeft in gang gezet dat we weer gesprekken met elkaar gingen voeren. Daarin zijn heel wat pijnlijke zaken uitgesproken, doorgesproken.
Ik ben blij met hoe het nu is: dat we zo naast elkaar mogen staan, levend vanuit dezelfde wortel. Laten we blij zijn dat de catechisatiemethode van ds. Hellenbroek er is gekomen in goed overleg. Dat op beide synodes de aangepaste Dordtse Kerkorde is vastgesteld. Zo is er op verschillende terreinen meer samenwerking gekomen.
Als mensen zeggen: „Zet dan nu ook de laatste stap om een te worden”, dan denk ik dat we moeten zeggen dat er ook twee culturen als kerken zijn ontstaan. Dat heb je in gemeenten lokaal, maar ook tussen de kerken als geheel. Laten we echter zien dat er een stuk geestelijke herkenning op gang is gekomen. Mensen kunnen gemakkelijk praten over geestelijke eenheid. Maar wat wordt daarmee bedoeld? Men bedoelt dan vaak: „De eenheid zoals ík die voel” Maar daar gaat het niet in de eerste plaats om. We moeten een spade dieper dan ons gevoel. We moeten allebei buigen voor de Heere.
De praktijk heeft ook uitgewezen –kijk maar om ons heen– dat er bij een fusie ook weer mensen uitstappen. Laten we van eenheid geen mensenwerk maken. De vraag die blijft is: Wanneer voel ik nu werkelijk de schuld over de verdeeldheid?”
„Liggingsverschillen zijn er; ik wil geen pijn doen, maar we moeten dat wel eerlijk benoemen” - ds. J. Roos, predikant GGiN
Ds. Roos: „We behoren één te zijn. Zeker. Johannes 17 zegt dat we allen één moeten zijn, zeker. Maar we moeten niet vergeten wat voor een droevigs in 1953 heeft plaatsgevonden. Daar liggen heel wat oorzaken aan ten grondslag.
In de Gereformeerde Gemeenten zijn er leraren waar geestelijke herkenning is. Ik denk aan mijn tijd in Opheusden. Toen had ik heel goede contacten met wijlen ds. J. Karens. Over en weer. Dat was voor ons een wonder. Ik had niet gedacht dat het mogelijk was. Het was een eyeopener voor me. Zulke contacten zijn er nu nog.
Toch, en ik zeg het heel voorzichtig, gaan we écht beide volledig door in de lijn van ds. Kersten? Het is weleens uitgedrukt: „In de GG pendelt de prediking tussen die van ds. R. Kok en ds. C. Steenblok.” De broeders met wie we eensgeestes zijn, geven aan dat ze op bepaalde preekstoelen binnen de GG niet welkom zijn omdat er een andere ligging is. Ik kom zelf uit de GG, dus ik ga mijn eigen nest niet bevuilen, maar die verschillen baren me wel zorgen. Ik weet van het streven in de GG om eenheid te bewaren binnen de kerk. Dat is een goede weg. Maar de liggingsverschillen zijn er. Ik wil geen pijn doen, maar we moeten dat wel eerlijk benoemen.
In de gesprekken tussen de GG en GGiN hebben we het uitvoerig over Comrie gehad. Er bleek verschil van mening te zijn over de voorwaardelijke beloften. Volgens ons beoogt dr. Comrie met de term ”voorwaardelijke beloften” slechts de orde die God vastgesteld heeft in het schenken van de verbondsweldaden. Daarin verschillen we van mening. We hebben gezegd elkaar daarin vrij te laten. Maar daarom zijn die verschillen er wel.”
De predikanten zagen beiden tegen het gesprek op. Verwijten willen ze elkaar niet maken. Ds. Roos: „We zitten hier niet als vijanden. We waarderen de gesprekken tussen de kerken zeer, en ook uw rol daarin, ds. Schreuder. We hopen ook dat de gesprekken mogen blijven. We maken gebruik van elkaars expertise, we hopen dat dat mag blijven. Maar we kunnen niet wegschuiven dat er binnen de GG liggingsverschillen zijn. Als we nu alles zouden doen om de kerken samen te brengen ben ik bang dat er drie of vier kerkverbanden ontstaan, want er zullen altijd gemeenten niet meegaan. We moeten reëel blijven.
„Laten we blij zijn dat de catechisatiemethode er in goed overleg is gekomen en dat op beide synodes de aangepaste Dordtse Kerkorde is vastgesteld” - ds. A. Schreuder, predikant GG
Ds. Schreuder: „Dat er een breedte is in de GG en dat sommigen wat uitgesprokener zijn, dat is een werkelijkheid. We proberen vanuit de Theologische School een lijn aan te houden, maar hoe dat in de loop der jaren door predikanten uitgewerkt wordt, dat weet je niet altijd. Dat is een stukje breedte dat zich ontwikkelt, waar je niet altijd even gelukkig mee bent, maar dat ook in dit soort gesprekken best wel benoemd mag worden. Dat moet je niet willen ontkennen.”
Ds. Roos: „In de gesprekken waren we het op veel punten best eens, maar dan moet je elk weer als afgevaardigden naar je synode. Die kring is breder.”
Voor jongeren blijft het onderscheid tussen GG en GGiN lastig.
Ds. Schreuder: „Dat is ook zo. Wíj zijn nog opgegroeid met het idee dat je behoort bij een kerk; voor veel jongeren is het de gemeente. De betrokkenheid bij het geheel van de kerk is voor veel jongeren veel minder.”
Ds. Roos: „Wat je nu ook vaak hoort: „Ik voel me daar niet zo lekker bij.” Het warmedekengevoel is daar waar je goed wordt opgevangen enzovoort. De leer –wat ds. Kersten ook voorstond– is helemaal niet meer doorslaggevend.”
Ds. Schreuder: „Ik zie dat ook.”
Ds. Roos: „Het gaat om de prediking. Als het om het Schriftuurlijke gaat, gaat het nog wel, maar als het om het bevindelijke gaat, hoe de Heere een zondaar schuldenaar maakt, dan haken veel mensen tegenwoordig af. En toch is het onze taak in elke preek de volle raad Gods te verkondigen. Dat is iets wat de Heere van ons eist.
Ik maak me wat dat betreft ook zorgen over de antwoorden die jongeren op internetfora ontvangen van sommige predikanten van de GG, omdat de antwoorden gezien worden als verwoording van het standpunt van het kerkverband als geheel.”
Ds. Schreuder: „Veel belijdeniscatechisanten in de GG krijgen onderwijs uit de ”Korte lessen” van ds. Kersten over het Kort Begrip.”
Ds. Roos: „Maar ook dan komt het er weer op aan hoe die worden uitgelegd. Ik heb tegen de nieuwe belijdeniscatechisanten gezegd: „We behandelen de Korte lessen, maar ik hoop dat het een opstapje is de dogmatiek van ds. Kersten aan te schaffen en vervolgens ook de uitleg van de catechismus.” Het gaat om die afsnijdende prediking waarin de val gehandhaafd wordt.”
Ds. Schreuder: „Ja, zoals de Dordtse Leerregels beginnen, dat de ganse mensheid verdoemelijk is voor God. En hoe kan God nu Zijn liefde kwijt? Alleen als daar plaats komt voor Christus. Verloren gaan is eigen schuld en zalig worden is enkel genade. Om dat evenwicht te laten staan, daar gaat het om. Als dat evenwicht ontbreekt, komen we terecht in remonstrants vaarwater.”
Ds. Roos: „Leven we nog volgens die erfenis? Preken we zo, leven we ernaar waar ds. Kersten alles voor over heeft gehad? Hij heeft die gevaren gezien.”
Moet het werk van ds. Kersten toegankelijker gemaakt worden voor de huidige generatie, bijvoorbeeld door hertaling van zijn preken en catechismus?
Ds. Schreuder: „Dat is een heel lastige. Het boekje met de Korte lessen over Kort Begrip vraagt van jongelui echt inspanning. En dan is het al herzien en verbeterd. Maar ds. Kersten is en blijft heel compact. Ook voor preken van ds. Kersten moet je echt gaan zitten.”
Ds. Roos: „Hertalen? Dat zou alleen ds. Kersten kunnen doen. Ik ben destijds geschrokken van de wezenlijke dingen die zijn weggelaten, wegvertaald in de Engelse uitgave van de catechismus van ds. Kersten. Daar zaten echt verschillen in. Daarom schrik ik altijd van hertaling. Als je toegankelijker gaat maken, is het zo de vraag hoe en door wie.”
Ds. Schreuder: „Ik zou er meer voor voelen op de catechisaties kernstukjes uit het werk van ds. Kersten te lezen en dan te bespreken. Ik zit wel met de vraag: hoe komt het dat er in de tijd van ds. Kersten veel eenvoudige mensen waren die zijn woord verstonden, en er nu veel jongeren zijn die aan universiteiten studeren, maar moeite hebben met bijvoorbeeld de preken van ds. Kersten?”
Het gesprek loopt ten einde. Bijna twee uur spraken de predikanten met elkaar. Ds. Roos wil nog een ding benadrukken. „Het gaat om het woord ootmoed. Dat woord wil ik benadrukken. Wij als GGiN kunnen zeggen: de erfenis van ds. Kersten hebben wíj bewaard. Ds. Schreuder kan dat zeggen. Laten we zeggen: Verootmoediging is nodig.”
Ds. Schreuder: „We kunnen beter zeggen dat we hopen dat we de lijn van ds. Kersten hebben mogen voortzetten.”
Ds. Roos: „Ik zou willen zeggen: de catechismus en dogmatiek van ds. Kersten, houd daar aan vast! Net als Kolhbrugge zei over de Heidelberger Catechismus: „De eenvoudige Heidelberger, houd daar aan vast.””