Ondanks kerkelijke mislukking blijft de kerk een wonder van God
Kerkelijke eenheid ligt niet in het zoeken naar het eigene dat ons aan elkaar verbindt maar in de gedeelde gemeenschap met Christus.
Wat heeft een dienaar van het Woord die verbonden is aan een afgescheiden kerk te zeggen over kerkelijke eenheid? Bovendien een kerk waarin de eenheid onder grote druk staat. Naar het lijkt. Waarom dat laatste? Omdat te bezien valt of we moeten bezwijken onder deze „hoogspanning tussen eenheid en waarheid” (K. Runia). Misschien moeten we eerst de woorden van de brief aan de gemeente van Korinthe van bisschop van Rome (!) Clemens nog eens ter harte nemen. Rond het jaar 96 schrijft hij aan de diep verdeelde gemeente: „Waarom verscheuren wij de ledematen van Christus en rukken ze uit elkaar? Waarom zijn wij in opstand gekomen tegen ons eigen lichaam? Waarom komen wij tot zo’n graad van waanzin dat wij vergeten dat wij elkaars ledematen zijn? Breng u de woorden van onze Heere Jezus te binnen!”
Gods eenheid
Mij heeft (opnieuw) diep geraakt wat Calvijn geschreven heeft in het vierde boek van zijn ”Institutie”: „De zuivere bediening van het Woord en de zuivere manier om de sacramenten te bedienen vormen er een geschikt onderpand en waarborg voor dat wij een gemeenschap waarin die beide voorkomen, veilig als een kerk kunnen aanvaarden. Als wij dit zeggen, betekent dit ook dat een kerk in geen geval afgewezen mag worden, zolang zij daaraan vasthoudt, zelfs indien zij in andere opzichten vol gebreken is. Het is zelfs mogelijk dat er in de leer of in de bediening van de sacramenten een gebrek insluipt, zonder dat dit ons van de gemeenschap met haar mag vervreemden.” Laat iedere kerkenraad een bespreking van het vierde boek van de ”Institutie” op de agenda zetten alvorens ook maar iets te gaan roepen over dreigende scheuring en over onmogelijke eenheid, of alvorens hij een eenheid zonder waarheid zoekt.
Wat zeggen we trouwens als we iedere zondag belijden: „Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk”? Dat deze eenheid principieel is gefundeerd in God, de eenheid van Vader, Zoon en Geest. Daarmee is die eenheid een katholieke eenheid. Katholiek in beide opzichten: kwalitatief (de volle rijkdom van Christus, de veelkleurige wijsheid van God, het samen met alle heiligen verstaan) en kwantitatief (over de gehele wereld verspreid). Die ene, heilige, katholieke en apostolische kerk geloven we!
Vergissing?
De huidige situatie brengt ons tot de vraag die eerder opgeworpen is en die al een heel aantal bevestigende en ontkennende antwoorden gekregen heeft in de achterliggende twee eeuwen: Was de Afscheiding een vergissing? Ik wil aan deze vraag eerst een aantal andere vragen koppelen: Was de Reformatie een vergissing? De scheiding tussen kerk en synagoge, kerk en Israël, een vergissing? Was Israël niet een vergissing toen God met dit volk Zijn eeuwig verbond sloot?
Immers, had Israël niet de roeping om de heidenen tot jaloersheid te verwekken? En dat is mislukt. Had de kerk niet de roeping om Israël tot jaloersheid te verwekken? De kerk van de Reformatie om de RK-Kerk tot jaloersheid te verwekken? De afgescheiden kerken om de Nederlandse Hervormde Kerk tot jaloersheid te verwekken? Dat alles is mislukt. Een droevig refrein.
Is het allemaal niet een vergissing? Een vergissing is menselijk, zeggen we. Maar misschien zit het daar wel op vast: menselijk, al te menselijk ging het eraan toe. Druk bezig geweest met het zogenaamde eigene te formuleren. Met een variant op Psalm 102: „elk heeft ijver voor zijn eigen huis”. Daarmee is de katholieke breedte verloren gegaan.
Aan de uitspraak die Graafland aanhaalt in ”Beproefde trouw” („De Hervormde Kerk ligt verzonken in de schuld. De afgescheiden kerken zijn gebouwd op die schuld”) heb ik de neiging toe te voegen: „en maken zich daarmee ook schuldig”. Israël verzonken in schuld en de kerk gebouwd op die schuld; de Reformatie gebouwd over de schuld van de RK-Kerk?
Hierboven klinkt steeds mislukking, dat gaat over ons aandeel in Gods werk voor zover het van ons af zou hangen. Maar ”De kerk een wonder” is nog steeds van toepassing. Dát God door het Woord een kerk geboren liet worden, de prediking van het Evangelie aan de kerk heeft toebetrouwd, is ten diepste een zaak van het welbehagen van God, Zijn heilsplan, Zijn opzoekende zondaarsliefde.
Gemeenschap met Christus
Dromen over eenheid? Ik zou daarbij mijn dromen graag laten ontstaan vanuit de Schrift. De hele kerkelijke verscheidenheid en verscheurdheid plaatsen me altijd voor de vraag of deze dingen (afscheidingen in een poging het gereformeerdst te willen zijn) waren gebeurd als we leven in en vanuit de gemeenschap met Christus. Toch maar weer de gemeente van Korinthe: „God is getrouw, door Wie u geroepen bent tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onze Heere” (1 Korinthe 1:9).
Ik zie dan een kerk voor me met een blik van verwondering en aanbidding in haar ogen, gekluisterd aan de woorden uit Gods mond, levend vanuit deze mystieke eenheid met God in Christus. Zo een schuilplaats in de wildernis. Een kerk waar in de verkondiging het veel meer gaat over Wie God is dan over onze problemen. Geen antropologische, maar theologische prediking. Een kerk waarin de rechtvaardiging van de goddeloze centraal staat: geen wij-zijdenken meer en we kijken op niemand neer. En misschien vooral wel de droom van de vervulling van de woorden uit Romeinen 11 over de „volheid van de heidenen” en „alzo zal geheel Israël zalig worden”. Een gereformeerde ecclesiologie kan niet buiten Israël om.
Hoe wordt de droom van kerkelijke eenheid werkelijkheid? Nog een laatste citaat uit de brief van bisschop Clemens van Rome: „Laten wij zo snel mogelijk dit alles (verdeeldheid, verdachtmakingen en scheuringen) de kop indrukken; laten we ons neerwerpen voor de Heere, en wenen en smeken dat Hij in Zijn genade ons met elkaar verzoent en de eerbiedwaardige, heilige uitoefening van de broederliefde onder ons herstelt.”
Hoe wordt dit werkelijkheid?! „Ik heb nog andere schapen, die niet van deze schaapskooi zijn; ook die moet Ik binnenbrengen, en zij zullen Mijn stem horen, en het zal worden één kudde en één Herder” (Johannes 10:16).
De auteur is hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Dit artikel is een samenvatting van een lezing die hij op 17 april hield voor het COGG.