Ook refo’s zijn slachtoffer van de god van het genot
Eigen volk eerst. Jezelf in het middelpunt. Je eigen geluk centraal. Niet alleen toonaangevende Haagse politici bepleiten dat, ook christenen zingen mee in dat koor. Hoe kan dat? Zijn christenen meer geïnfecteerd door de tijdgeest dan ze beseffen?
”Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd”. Je kunt ’m krijgen als sticker of op een echt keramisch tegeltje – met standaard of hangertje en 100 procent tevredenheidsgarantie, aldus de leverancier. Zo’n wandspreuk verwacht je natuurlijk niet aan de muur bij een christen. Die zou, het advies van koning Salomo volgend, zich eerder naar een klaaghuis begeven.
Of zijn christenen ook slachtoffer van de god van het genot? De Amerikaanse Bijbelwetenschapper Carl Trueman komt dat over een paar weken –met iets andere woorden– zeggen op een bijeenkomst van Bijbels Beraad M/V . Een zinnetje dat me raakte in zijn boek ”Een vreemde nieuwe wereld” is dat „de kerk meer wereldgelijkvormig geworden is dan ze zich vaak realiseert: de cultus van het persoonlijke geluk”.
Persoonlijk geluk, genieten, een fijn gevoel, daar is toch niets mis mee? Carl Trueman legt echter de vinger bij de cultuurverandering die daarachter zit: ik wil vrij zijn, mijn eigen keuzes maken, onafhankelijk zijn. Ook christenen gaan daarin mee. „We zijn geneigd ons in onze persoonlijke en gezamenlijke gebeden te richten op het verlichten van ellende, niet op het leren begrijpen ervan.” En vóór je er erg in hebt, dank ik God dat ik niet ben zoals die ander, die tollenaar. Op kerkelijk gebied zoek ik een gemeente waar ik me goed bij voel, waar ik gesticht word, opbeurende liederen zing, begripvolle ambtsdragers ontmoet en preken hoor die aansluiten bij mijn eigen theologische waarheid. Komt er een barst in mijn huwelijksbootje, dan probeer ik niet het lek te dichten, maar kies ik voor mijn eigen belang, al moet de ander daardoor overboord.
„We zijn geneigd ons in onze persoonlijke en gezamenlijke gebeden te richten op het verlichten van ellende, niet op het leren begrijpen ervan” ” - Carl Trueman, Bijbelwetenschapper
Deze drang om je eigen welbevinden zó centraal te stellen, is bij christenen binnengedrongen vanuit een seculiere samenleving waarin alles draait om individuele vrijheid, autonomie, eigenbelang. Trueman spreekt daarbij over een cultus: het eigen ik wordt er verheerlijkt, aanbeden en ten koste van alles verdedigd. En wee degene die wat van mij durft te zeggen, mij in die keuzes wil belemmeren, die discrimineert mij.
Zelfaanbidding als nieuwe religie, heet de conferentie waar hij het woord zal voeren. Een zoektocht naar „religieuze zelfbespiegeling”, zei ds. J.A.W. Verhoeven, voorzitter van de Gereformeerde Bond, in een lezing over Truemans boek. „De culturele onderstromen woelen ook in ons hart en dat maakt het gezag van de Schrift problematisch. Er is geen enkele reden om neerbuigend te doen naar onze tijdgenoten, alsof we buitenstaanders zijn. Ook wij hebben er enorm veel moeite mee om ons door iemand anders (en de Ander) te laten gezeggen.”
Drie afgoden
Bekering is nodig, benadrukt Trueman. Daarin staat hij niet alleen. „We leven in een materialistische tijd. Genieten is de norm. Reformatorische christenen doen daar volop aan mee.”
„We leven in een materialistische tijd. Genieten is de norm. Reformatorische christenen doen daar volop aan mee” ” - Ds. J.A.W. Verhoeven, voorzitter Gereformeerde Bond
Dit citaat komt uit een ander recent verschenen boek, ”Aan het front!” . Een van de auteurs in deze bundel, gezondheidseconoom Johan Polder, legt daar ook de vinger bij de „cultuur van genieten” in de gereformeerde gezindte.
Waarom zijn christenen zo gevoelig voor de genotscultuur van deze eeuw? De drie voornaamste afgoden van de mens zijn geld, eer en genot, zegt Polder, verwijzend naar zendingstheoloog J.H. Bavinck. „Geld heeft een betoverende macht. Hoewel het in zichzelf niets is, kan het alles worden. En daarmee zweept het onze verlangens op.” Christenen laten zich daar gemakkelijk in meeslepen. „Wie een beetje rondkijkt in de gereformeerde gezindte ziet een ongekende welvaart. (…) Grote huizen, glimmende auto’s, chique kleding, verre reizen, lekker eten en drinken.” De Bijbel waarschuwt ernstig tegen materialisme, „maar bij ons lijkt dat soms wel tegen dovemansoren gezegd te worden”.
Drie bekeringen
Bekering is nodig, want deze afgoden hebben de overhand. Polder haalt Luther aan, die spreekt over „bekering van de geest tot de waarheid van het Evangelie, bekering van het hart om de Heere Jezus te omhelzen als Zaligmaker en Meester en bekering van de portemonnee om het geld aan Christus’ voeten te leggen”.
Hoe komt het dat we daar in de kerk en op huisbezoek maar zelden over horen? Over weinig onderwerpen is de Bijbel zó duidelijk als over afgoderij en de noodzaak om je daarvan te bekeren.
Wie de analyse van Polder naast die van Trueman legt, begrijpt waarom dit geen populair onderwerp is. Onder de bodem van het materialisme en de genotzucht in de gereformeerde gezindte woekert een wijdvertakt wortelstelsel: de intense ik-gerichtheid die Trueman beschrijft. Het zijn oude en taaie wortels, ze dateren uit het paradijs.
Maar niet eerder kregen ze de kans om zo’n stevig gewas voort te brengen. Dit onkruid gedijt geweldig in de huidige cultuur, waarin je „lekker mag doen waar je zelf zin in hebt, want dat maak ik zelf wel uit.” Dat wereldse denkraam sijpelt langzaam maar zeker binnen in de gereformeerde gezindte, ook onder voorgangers. Ds. Verhoeven zei dat hij schrok van het boek. Als christenen nemen we natuurlijk afstand van deze moderne cultuur – uiteraard. „De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat we er deel van uitmaken. (…) Ik ben veel meer kind van mijn tijd dan ik voor mogelijk houd.”
Tegencultuur
Bekering is nodig. Dat is meer dan een lichte koerswijziging. Bekering van het hart is net zo moeilijk als het water van de Rijn stroomopwaarts laten gaan, schreef een Arnhemse predikant uit vroeger eeuwen.
Trueman bepleit een tegencultuur. Vorm een hechte, liefdevolle en getuigende christelijke gemeenschap die binnen en buiten de kerk zichtbaar is, zodat anderen zien wat het betekent christen te zijn: een mens gemaakt naar het beeld van God. Doe op geen enkele manier water bij de wijn als het gaat om de boodschap van God, ook als die scherp is. En leef ondertussen als pelgrim, als vreemdeling in deze vreemde nieuwe wereld. „Indien wij geloven dat de hemel ons vaderland is,” schrijft Calvijn, „is het toch beter om onze bezittingen daarheen over te brengen dan ze hier achter te houden. Maar hoe moeten we ze dan overbrengen? Door ze uit te delen in de behoeftige omstandigheden van de armen, want alles wat daaraan besteed wordt, rekent de Heere aan als iets wat Hem gegeven is.”
De auteur is hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.