Vijf dringende redenen om (ondanks alles) bij de kerk te blijven
Er zijn redenen om in de kerk te blijven. Zeker. Maar blijven is een groter wonder dan gaan. Niet de kerkverlater is onlogisch bezig, de kerkganger is dat. Als Jezus ziet hoeveel mensen bij Hem vandaan gaan, vraagt Hij aan Zijn discipelen: „Wilt gijlieden ook niet weggaan?” (Joh. 6:67). Geen claimgedrag. Geen argumenten. Geen manipulatie. Alsof het heel begrijpelijk is als je weggaat. Soms ontmoedigt Jezus mensen zelfs om Hem te volgen: „Overreken eerst de kosten maar eens.”
Als wij in deze houding Christus navolgen, zal er ruimte zijn voor een open gesprek met (potentiële) kerkverlaters. Want wees eerlijk. Is het niet begrijpelijk dat jongeren het zwaar kunnen hebben met de verplichtingen van de kerk? Dat struikelaars zich bezeren aan de oordelen van de goegemeente? Dat hoogbegaafden zich vervelen bij simplistische clichés en dat beelddenkers zich niks kunnen voorstellen bij een abstracte preek? Dat andersgeaarden in de wereld makkelijker praten over wat hen bezighoudt? Dat mensen met hechtingsproblemen het sociale proces ingewikkeld vinden? Dat pastorale missers mensen verder achterop helpen? Dat de kerk zo massief overkomt voor wie het niet zo zeker weet?
Wat hierna volgt, is niet bedoeld om onder de neus van een kerkverlater te wrijven. Zo van: tegen deze argumenten kun je toch niet op? Want kerkverlaters bereik je doorgaans niet met argumenten. Zij hebben het beslissende denkproces grotendeels achter de rug. En misschien nog belangrijker, met argumenten maak je jezelf groot op een moment dat je maar beter klein kunt worden. Niet alleen persoonlijk, maar ook als vertegenwoordiger van de kerk is er alle reden om ons te verootmoedigen, zowel tegenover de Heere als tegenover de ander.
Maar wat wankelt er veel als we geliefden zien afhaken. Het knaagt als ons jeugdwerk niet aansluit. Als vrienden weggaan, kunnen de vragen over onze eigen kerkgang zich opstapelen. Het is goed om het daarover te hebben op het moment dat de vragen ons nog niet te veel geworden zijn. Het kan helpen om bij de kern te blijven als we in gesprek raken over de kerk met (klein)kinderen of buren.
Daarom vijf overwegingen waarom het goed is om bij de kerk te blijven. Ze zijn binnenkerkelijk en Bijbels georiënteerd. Hermeneutische twijfelaars zal dat niet altijd helpen. De schoonheid en innerlijke samenhang van Bijbelse lijnen kunnen hen zeker aanspreken, maar vaak hebben zij een opener gesprek nodig. Maar voor wie zich door de Bijbel wil laten gezeggen, geven we deze vijf overwegingen als ruggensteun.
1. Christus
De meest basale reden om naar de kerk te blijven gaan, is in één Naam te noemen: Christus. Niemand is als Hij.
Aan de ene kant tekenen de evangeliën Hem uit als Iemand met een dwingende autoriteit. Hij claimt gezag te hebben om zonden te vergeven. Hij presenteert Zichzelf als Degene Die namens God de wereld zal oordelen. En hoe dat oordeel uitvalt, hangt af van hoe je tegenover Hem staat. Hij concentreert alle aandacht op Hemzelf: geloof in Míj, volg Míj.
Tegelijk kan niemand Hem beschuldigen van arrogantie. Dezelfde Jezus zegt: „Leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart.” En Hij maakt die woorden waar door vrijwillig de meest ontluisterende en mensonterende dood te sterven. Gehoorzaam tot aan de dood van het kruis. Hij geeft Zijn leven als losprijs voor velen.
Jezus en Zijn betekenis kunnen niet zomaar ontsproten zijn aan ons menselijke religieus besef en onze godsdienstige behoeften. Wie Jezus ontwaart, kan Hem niet meer negeren. Je voelt ontzag. De confrontatie met Hem ontdekt ons eraan hoe nodig we Hem hebben als verzoening voor onze zonden. Het goede nieuws over Hem verkondigt ons dat Hij dit alles deed en leed voor ons. Wat een heerlijkheid en wat een grondeloze liefde worden er in Hem aan ons geopenbaard! Wie dat gelooft, zit aan Hem vast en kan niet anders dan Hem volgen.
2. Zijn lichaam
Wie vast zit aan Christus, zit ook vast aan Zijn lichaam, de gemeente. Dat gaat niet zozeer om een kerkverband, maar om alle mensen in alle tijden en plaatsen die door het geloof met Hem verbonden zijn. Als Christus ons tot Zich roept, roept Hij ons tot Zijn lichaam. Hij bestaat niet zonder Zijn lichaam. Zoals wij van onze armen en benen kunnen zeggen dat we het zelf zijn, zo zegt ook Hij van Zijn lichaam dat Hij dat is.
Of neem een ander Bijbels beeld dat aangeeft hoezeer Christus verbonden is aan de gemeente: ze is Zijn bruid. Hij is zo innig één met haar, dat we Hem nooit meer als Vrijgezel kunnen benaderen. Wie tot Christus komt, voegt zich onontkoombaar ook bij die grote gemeente uit alle volken en eeuwen waaraan Hij Zich in oneindige liefde heeft verbonden. Wat ons misschien ook teleurstelt in de plaatselijke openbaring van de kerk, bij deze liefde van Christus wordt ook onze eigen liefde wakker.
Als individu worden we onderdeel van iets groters. Dat sluit aan bij een diepe behoefte in ons. We hoeven de zin van ons bestaan niet langer in onszelf te zoeken. Maar als je je verbindt aan zo’n enorme groep die tijd en plaats overstijgt, verkleint dat je bewegingsvrijheid ook. Je neemt niet meer, maar minder ruimte in. Je voelt je niet groeien, maar kleiner worden. Je gedachten zijn niet zo uniek, je gevoelens niet zo doorslaggevend, je omstandigheden niet zo bijzonder. Het gaat ook niet om jou, het gaat om Christus en om degenen die van Christus zijn. In dat lichaam krijgt wat van jou is een eigen, bescheiden plekje.
3. Het samenkomen
Het lichaam van Christus is aan de ene kant mystiek, verborgen. Tegelijk heeft het een uiterlijke, zichtbare kant. Wanstaltig, kunnen we wel zeggen. Het lichaam gaat haast ten onder aan breuken die niet meer te helen zijn, aan etterende, open wonden en minder zichtbaar aan auto-immuunziekten en uitzaaiende kankergezwellen. Dat Christus daar iets mee heeft, zegt veel over Zijn geduld en ontferming. Wie niet met Zijn ogen kijkt, komt van een koude kermis thuis.
En toch zijn het volgens de Bijbel bijeenkomsten die we niet mogen nalaten, want Christus is er op een verborgen manier aanwezig. De Bijbelse beeldspraak van de gemeente als tempel van de Heilige Geest veronderstelt een fysieke locatie waar de gemeenteleden samenkomen. Daarmee wordt in het Nieuwe Testament het werk van de Heilige Geest als eerste verbonden. Waar moeten we zijn om Christus te vinden? In de kerk.
Dat vraagt van ons om door een heleboel buitenkant heen te kijken. Christus kunnen we niet gelijkstellen aan de zonde, het gestuntel en de gebrokenheid van de kerk. We kunnen Hem ook niet gelijkstellen aan de positieve uitzonderingen die er zijn, of aan het gras dat bij de buren groener lijkt. Hij is onzichtbaar aanwezig in het Woord en in de sacramenten, in de ambten, in Zijn groet, in Zijn zegen, door Zijn Geest. Hij troont op de lofzang. Het gebed wordt in Zijn Naam gedaan. Hij is er in de blijmoedig gegeven gaven. Hij is er in de gemeenschap.
De achilleshiel van de protestantse traditie is dat de beleving van de kerkdienst zo vaak eenzijdig afhangt van de beleving van de preek. En wat dan als de kwaliteit of zeggingskracht van de preek voor ons te wensen overlaat? Laat ieder voor Christus komen. En laten predikanten en ambtsdragers diep beseffen dat het hun roeping is om Christus aan de mensen te laten zien en te geven.
4. Gemeente-zijn
De kerk is de plek waar we gelijkvormig kunnen worden aan Christus. Hij heeft ieder gaven gegeven om uit te delen, zoals Hij Zichzelf aan ons gaf. De meeste aanwijzingen in het Nieuwe Testament voor onze heiliging en groei in liefde hebben betrekking op hoe we ons moeten gedragen ten opzichte van onze medegemeenteleden. Wie dat ingewikkeld vindt, staat niet alleen. Als we anderen zien stuntelen, laten we dan hulpvaardig zijn in plaats van veroordelend. Als we iets (beter) weten of kunnen, dan hebben we dat niet ontvangen om er kritisch mee aan de zijlijn te staan, maar om onze verantwoordelijkheid te nemen en anderen te dienen en op te bouwen in het geloof.
De gemeente is de uitgelezen plek om ons te bekeren van onze zelfgerichtheid. Doe je ogen maar open. Er zit iemand naast je. De Heere is niet alleen uit op een verzoende en liefdevolle relatie met Hem, maar ook op een verzoende en liefdevolle relatie tussen mensen onderling. Dat vraagt een radicaal andere houding dan we van nature hebben. Het gaat niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats om mensen die ons liggen of met wie we ons al verbonden voelen. De Heere geeft ons in de gemeente een plek die ons voorbereidt op Zijn toekomst door ons naar anderen te leren kijken met Zijn ogen.
5. De roeping
In navolging van Jezus hebben wij ook de roeping om te lijden aan de kerk. Jezus leed aan het volk van God van Zijn dagen. Waarom zou het ons anders vergaan? Juist ook in de kerk moeten we onszelf verloochenen en ons kruis opnemen en Hem nadragen. Een deel van Christus’ werk is nog niet gedaan. Dat deel heeft Hij de gemeente toevertrouwd. Hij wil dat in en door de gemeente werken. Het is een bijzonder voorrecht om zo betrokken te worden bij wat Hij doet, als een medewerker van God en Christus.
Deze roeping verbindt ons op een bijzondere manier met het lijden van Jezus. Het Koninkrijk komt altijd door barensweeën. We worden gemengd in een intense geestelijke strijd. Die strijd is het heftigst op de plek waar Christus’ werk wordt gedaan, meer nog in de kerk dan daarbuiten. Pas op de dag van het oordeel wordt het onkruid van het koren gescheiden. De moeite die je ervaart in de kerk is zo gezien meer een bevestiging om te blijven dan om te gaan. Als deel van het geheel kun je de goede strijd strijden, plaatsvervangend schuld belijden en de gemeente aan Gods genade toevertrouwen.
Het geldt niet voor alle kerkverlaters, maar velen van hen hebben Christus te weinig ontmoet. We moeten de hand in eigen boezem steken. Was Hij wel zichtbaar in onze prediking en onze gemeenschap? Tegelijk vertelt Jezus ons de gelijkenis van de zaaier over de verschillende reacties op het Evangelie. Het verbaast Hem niet als we Zijn heerlijkheid maar even zien en het geloof tussen onze vingers wegsijpelt, of als we de wereld aantrekkelijker vinden of als we afhaken wanneer het lastig wordt. Hij weet hoe wij mensen zijn. De eerstgeboren mens was een kerkverlater. Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle. Heer, ontferm U over ons!
In de kerk hou je het niet vol omdat het daar zo fijn is, maar omdat Christus er is. Het is een bijzondere genade om Hem daar te ontmoeten. Een ontmoeting die we met vreugde mogen verwachten en waarvoor we onze lege harten vol verlangen naar Hem opheffen. „Tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens…”
Willem en Liesbeth van Klinken zijn beiden theoloog. Willem is predikant in de hersteld hervormde gemeente Andelst-Zetten e.o.