Waarom Jacko en Jessica bij de kerk bleven
Ontkerkelijking is een somber stemmend onderwerp. Ter compensatie vijf bemoedigende verhalen van mensen die ervoor kiezen om te blijven, al spande het er soms om.
„Ja” zeggen op het onmogelijke
Naam: Dianne Klaasse (19)
Beroep: onderwijsassistente
Kerkt in: Eben-Haëzerkerk Beekbergen
„Afgelopen Pasen heb ik belijdenis in onze gemeente gedaan. De belijdenisdienst van vorig jaar gaf de doorslag om me aan te melden voor de catechisatie. In die dienst werd artikel 28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis voorgelezen. Daarin staat dat een iegelijk schuldig is zich bij de ware kerk te voegen. Toen dacht ik: dat moet ik dus ook.
Voor die dienst was ik er stukje bij beetje al achter gekomen dat ik in de Gereformeerde Gemeente wilde blijven. Dat kwam deels doordat mijn broer naar een ander kerkverband ging. Ik heb daarover veel gesprekken met hem gehad, net als met mijn ouders. Dat hielp erg bij het maken van mijn keuze om belijdenis te gaan doen.
Maar één ding hield me nog tegen. Dat was mijn leeftijd; ik ben nog best jong. Er zijn niet zo veel jongeren die op hun achttiende met belijdeniscatechisatie beginnen. Dus ik wilde eigenlijk nog een jaar wachten.
Tijdens huisbezoek had ik het er met een ouderling over. Hij zei tegen me dat als ik er echt achter stond, ik het gewoon moest doen. „Want als je de keuze om belijdenis te doen met God hebt gemaakt, maakt leeftijd niet meer uit”, zei hij. Dat haalde me over. Kort daarop heb ik me aangemeld voor de belijdeniscatechisatie.
Tijdens de belijdeniscatechisatie gaf de predikant, ds. A. Schreuder, ons mee dat we niet alleen belijdenis van het geloof doen. We hebben namelijk ook een verantwoordelijkheid. God vraagt ons om ons te voegen bij de kerk door belijdend lid te worden. Hoewel het uiteindelijk gaat om het zaligmakende geloof, dat niemand kan missen.
Ten diepste voelde ik wel dat ik helemaal geen „ja” op de vier vragen van Voetius kon zeggen. Ik kon het namelijk niet alleen. Daarom zei ik er in mijn hart wel ja op, maar was het tegelijkertijd ook een gebed om hulp of de Heere me wilde helpen.
Het bleek wel dat dat nodig was, omdat ik een paar weken voor de dienst twijfelde of het wel goed zou zijn dat ik belijdenis ging doen. Want ik zou wel „ja” gaan zeggen, maar ik zou niet weten of ik me wel aan die vier vragen zou kunnen houden. Wij mensen kunnen en willen dat namelijk helemaal niet. In mijn omgeving hoorde ik van meer mensen dat zij hier ook mee worstelden.
Dit dilemma kwam tijdens de belijdeniscatechisatie ook aan de orde. In de vragen van Voetius staan namelijk heel wat dingen die voor een mens onmogelijk zijn om uit te voeren. De dominee beaamde dat, maar zei dat we wel de verantwoordelijkheid hebben om ons bij de kerk te voegen. En dat, als we erom vragen, de Heere ons daar ook echt mee wil helpen.
Tijdens de belijdenisdienst kwam dat ook terug. Nadat we de vragen beantwoord hadden, zei de dominee dat het „ja” voor zowel God als de gemeente had geklonken. En voor God telt dat jawoord heel zwaar. Daarom is het belangrijk dat we niet zelf proberen te antwoorden, maar we Hem om hulp vragen om dat te doen.”
Kiezen voor de smalle weg
Naam: Henny Holla (68)
Beroep: gepensioneerd uit de zorg
Kerkt: Bij Simon de Looier in Amsterdam
„Wanneer je zoals ik in Amsterdam woont, is het gemakkelijk om bij de kerk betrokken te blijven. Om mij heen zie ik elke zondag de grote afval. Ik moet denken aan de plaat van de brede en de smalle weg. Naar de kerk gaan betekent: tegen de stroom ingaan. Er zijn maar weinig mensen die voor de smalle weg kiezen. De meesten leven zonder God.
Ik ben hervormd opgevoed en heb ook in de Hervormde Kerk belijdenis gedaan. Maar ik miste daar iets, vond het te vrijzinnig. Toen ik jong was hoorde ik een predikant bijvoorbeeld zeggen dat de duivel niet bestaat. Terwijl hij rondgaat als een briesende leeuw.
Ik verlangde naar een zuivere verkondiging van het Woord. De Bijbel moet centraal staan. De moeilijke teksten in de Bijbel moet je niet overslaan of aanpassen. Een jaar of tien geleden ben ik toevallig –alhoewel: toeval bestaat niet– in contact gekomen met de evangelisatiepost van de Gereformeerde Gemeenten. Sindsdien ga ik daar elke zondag trouw naartoe. Als je Christus wilt volgen, kun je eigenlijk niet anders dan binnen de kerk blijven.
Dat onze gemeente maar klein is, vind ik eerder een voor- dan een nadeel. Een groep van vijftig mensen: dat is heel goed behapbaar. Als we op zondag na de dienst koffiedrinken, kun je met iedereen een praatje maken. De betrokkenheid is groot. Als kleine gemeente zijn we wel kwetsbaar. We hebben bijvoorbeeld zelf geen organist. Maar iedere zondag komen er organisten uit andere gemeenten om het zingen te begeleiden. Dat zie ik als een vorm van christelijke solidariteit.
Mijn relatie met de kerk zou je kunnen omschrijven als: vallen en opstaan. Het was een weg met vele bochten. Bij tijden heb ik het er best moeilijk mee gehad om de kerkgang vol te houden. Ook omdat ik me aangevallen voelde door mensen die tegen me zeiden dat ik met de tijd mee moest gaan, dat ik met die ouderwetse ideeën moest breken. De brede weg trekt, is mijn ervaring.
Eerlijk gezegd heb ik zelfs een keer met mezelf afgesproken om ermee te stoppen. Ik besloot dat ik niet meer naar de kerk zou gaan en dat ik niet meer zou bidden en Bijbellezen. Maar na een paar dagen ben ik daar al op teruggekomen. Als je zonder Christus leeft, is het leven zo leeg. Dat was voor mij achteraf gezien een keerpunt.
Ik denk dat ik wel mag zeggen dat ik daarna ook gegroeid ben in geloof en vertrouwen. Dat is louter genade. Ik ben niet beter dan een ander, misschien zelfs wel slechter. Maar ik weet: al zou ik de Heere verlaten, Hij laat mij niet los.
Iedere zondag beschouw ik als een feestdag. Het is een vreugde om naar de kerk te gaan. Dat zouden we best wat meer uit mogen stralen. Ik moet denken aan Psalm 122:1: Kom, ga met ons en doe als wij. Als ik aan onze kleine gemeente denk, komt ook Psalm 133:1 en 3 in mij op. Hoe goed en hoe lieflijk is het als zonen van het hetzelfde huis als broeders samenwonen. Ik denk dat ik kan zeggen dat dat bij ons het geval is. Daarom verlaat ik de kerk niet, ook al is het nergens perfect, ook niet Bij Simon de Looier.”
De ideale gemeente is een utopie
Naam: Jacko (35) en Jessica Heger (31)
Beroep: ic-verpleegkundige en psycholoog
Kerken in: gereformeerde gemeente Geldermalsen
Jessica: „De kerk en het geloof zijn voor mij mijn hele leven heel belangrijk geweest. Maar kerkverbanden zijn voor mij niet zo van belang. De vraag waar ik me zou kunnen aansluiten hield me soms wel bezig. Mijn opa zei eens tegen mij: Soms zijn meerdere keuzes goed. Dat heeft me geholpen om hier ontspannener in te staan.”
Jacko: „Mijn relatie met de kerk is anders. Toen ik jong was, dacht ik: ik doe zo snel mogelijk belijdenis en dan ben ik weg. Ik heb een tijdje in twee werelden geleefd. Op donderdagavond ging ik naar jongerenavonden van Jij daar, op zaterdagavond was ik in een club te vinden. Dat was voor mij prima te combineren. Op een gegeven moment is dat veranderd. Door Gods genade ging ik meer in de Bijbel lezen en bidden. Ondertussen werd mijn band met de kerk steeds losser, ook doordat ik op zondag regelmatig werkte. Omdat ik het onderdeel zijn van een gemeente miste, heb ik me in laten schrijven bij een gemeente in de plaats waar ik toen woonde. Dat zorgde ervoor dat ik weer een plaats kreeg binnen een geloofsgemeenschap en ook de kerkgang weer oppakte.”
Jessica: „Toen we vier jaar geleden trouwden, hebben we er biddend voor gekozen ons aan te sluiten bij de lokale gereformeerde gemeente, het kerkverband waarin we beiden zijn opgegroeid. We vonden het spannend om lid te worden van deze gemeente, omdat ze anders was dan de kleine gemeenten die we gewend waren.”
Jacko: „We hebben deze stap in vertrouwen op God gezet, en we zijn daarin niet beschaamd. Vanaf het begin hebben we beiden ervaren dat God ons vermaant en vertroost door de preken. We zijn getrouwd in de coronaperiode: dat heeft denk ik wel geholpen bij de integratie, omdat de groepen die op zondag in de kerk kwamen kleiner waren. Het helpt ook als je aangeeft dat je beschikbaar bent voor taken in de gemeente. Dan kom je er gemakkelijker in.”
Jessica: „We hebben de neiging om snel negatief te zijn over onze kerkelijke gemeente. Onder christenen is het een gemakkelijk onderwerp van gesprek. We vinden van alles van de dominee en van gemeenteleden. Ik denk weleens: als we menen dat onze gemeente weinig uitstraalt, laten we dan bij onszelf beginnen. Kijk ik naar anderen om? Bid ik voor de gemeente, en voor de kerkenraad?”
Jacko: „Ik heb tijdens reizen best veel buitenlandse kerken bezocht. Vaak zijn dat maar kleine clubjes. Dan denk ik: beseffen we in Nederland wel hoe gezegend we zijn, met onze reformatorische kerken en scholen?”
Jessica: „De kerk waar ik heen ga moet me een goed gevoel geven: dat is een argument dat je veel hoort. Als ik het maar naar mijn zin heb, als ik maar begrepen word. In onze kerkelijke zoektocht speelde die houding zeker ook mee. Maar we beseffen inmiddels ook dat een ideale gemeente hier op aarde een utopie is. Uiteindelijk hebben we samen geconcludeerd dat een goed gevoel niet de doorslag mag geven. Het belangrijkst is dat het Woord van God wordt verkondigd en Zijn Naam wordt geloofd.”
Diverse culturen, maar dezelfde focus
Naam: Bernice Agyapong (26)
Beroep: IT-consultant
Kerkt bij: Jesus Christ Foundation in Amsterdam
„In Amsterdam-Zuidoost, waar ik ben opgegroeid, wonen mensen uit veel verschillende culturen bij elkaar. Ik vind het mooi om op zondag ook in een multiculturele gemeente samen te komen met mensen uit allerlei landen, maar met dezelfde focus op de Heere Jezus.
Mijn ouders –ze zijn niet meer bij elkaar– zijn geboren in Ghana. Ruim dertig jaar geleden kwamen ze naar Nederland, waar ze elkaar leerden kennen. Ik groeide als enig meisje op met een broer en broertje. Het geloof kreeg ik van huis uit mee. Eerst bezochten we een Ghanese pinkstergemeente in de Bijlmer. Later ben ik met mijn moeder meegegaan naar de internationale Jesus Christ Foundation, waar ik nog steeds bij hoor.
Als kind ging ik uit gewoonte naar de kerk en de zondagsschool. Toen ik vijftien of zestien jaar was, ging ik me meer in de Bijbel verdiepen en bewust geloven. In Jezus vond ik rust en het geloof in Hem geeft me houvast. De gemeente geeft me de mogelijkheid om te groeien in geloof. Het is een mooie gemeenschap van jongeren en ouderen, afkomstig uit Nigeria, Ghana, Nederland, de Filipijnen, Congo, everywhere. Het geloof is cultuur overstijgend.
Op zondag hebben we tussen tien en één uur een dienst op de derde verdieping van het Charity House in Amsterdam-Zuidoost, dat vroeger kerkverzamelgebouw De Kandelaar heette. Na afloop drinken we koffie of thee met elkaar, vaak met iets lekkers erbij. We hebben niet heel veel tijd, want ’s middags heeft een andere gemeente dienst in dezelfde ruimte.
Op woensdag ga ik zo veel mogelijk naar de Bijbelstudie van de kerk. Vorig jaar behandelden we Genesis en nu pluizen we Mattheüs helemaal uit, vers voor vers. Daar leer ik veel van. Vrijdagavond hebben we online een gebedsuur. We bidden voor de gemeente en voor wat er gebeurt in de wereld, in Nederland en daarbuiten.
Op zaterdag oefenen we met de muziekgroep –ik ben een van de zangeressen– voor de dienst op zondag. We zingen voornamelijk Engelse liederen en af en toe iets in het Nederlands. Doordeweeks luister ik veel naar christelijke muziek. Zodra ik in de auto stap, zet ik Spotify aan. Of ik beluister een christelijke podcast.
Ik vind het belangrijk om het geloof met anderen te delen. Onze gemeente, die in juli dertig jaar bestaat, probeert vooral mensen te bereiken via sociale media, bijvoorbeeld met fragmenten van een dienst. Op die manier heb je een groot bereik. We denken ook na over andere vormen van evangelisatie, bijvoorbeeld in een gevangenis, als dat mogelijk is.
Met vrienden praat ik geregeld over het geloof, ook als ze zelf niet naar een kerk gaan. Sommigen zijn wel christelijk opgevoed, maar gaan nu niet meer. Anderen zijn zoekend. Ik wil niet de indruk wekken dat ik hun het geloof wil opdringen, maar ben uitnodigend en probeer ze soms wat te kietelen. Dan zeg ik bijvoorbeeld: „Waarom zou je niet een keer meegaan naar de kerk? Probeer het gewoon eens, de deur staat altijd voor je open.”
Zo kan ik zaadjes planten en water gieten. De Heilige Geest zorgt ervoor dat het zaad opkomt, misschien nu of over vijf jaar. Dat is aan de Heer.”
Een dun lijntje dat bijna brak
Naam: Michèle Bron (43)
Beroep: orthopedagoog
Kerkt in: Jeruzalemkerk Zwolle
„Het geloof en de kerk zijn altijd heel belangrijk voor me geweest. Ik groeide op in een christelijke gereformeerde kerk, deed bewust jong belijdenis, was actief in het evangelisatiewerk. Ik had zelfs het verlangen om de zending in te gaan, wat ik deelde met mijn latere man. Dat ik ooit bijna buiten de kerk zou komen te staan had ik nooit verwacht.
Dat het zover kwam, was achteraf gezien een samenloop van omstandigheden. Mijn man worstelde al langer met vragen over het geloof: bestaat God wel, wat is waarheid? Ik kon hem daarin nooit helemaal volgen. Toen ik na de geboorte van ons tweede kind, in 2014, een postnatale depressie kreeg, raakten we onze onderlinge communicatielijn kwijt. Ik had mijn eigen problemen en was voor hem niet beschikbaar. Hij was bezig met zijn zoektocht, die er uiteindelijk toe leidde dat hij concludeerde dat God niet bestaat.
In die tijd veranderde er in onze gemeente veel. We verhuisden van een kerkgebouw in de stad naar een buitenwijk; er waren sterke onderlinge spanningen. Dat kostte me veel energie. Als ik uit de kerk kwam was ik totaal uitgeblust. Op een gegeven moment besloot ik: ik ga niet meer. Zo belandden we als gezin op een heel ander spoor. Ik kreeg zelf ook steeds meer vragen bij God en het geloof.
Op een gegeven moment was mijn lijntje met de kerk nog maar heel dun: de mensen van mijn wijkkring en de Bijbelkring van de kerk. Dat waren kleine groepjes waarin ik me veilig voelde. Door deze mensen heen heb ik de onvoorwaardelijke liefde van God ervaren. Ik voelde me bij hen altijd welkom, ze veroordeelden me niet omdat ik niet in de kerk kwam. Ze baden voor mij, ze leefden met me mee.
Voor mij kwam het keerpunt toen in één week vijf mensen mij los van elkaar vroegen of ik eigenlijk nog wel in God geloofde. Ik ervoer dat als een vingerwijzing. Ja, dacht ik, ik geloof in God en ik geloof dat Hij ook mijn leven in Zijn hand houdt. Ik heb me vaak heel eenzaam gevoeld. Ik dácht er alleen voor te staan. Maar achteraf zie ik dat Hij mij heeft gedragen.
Het heeft daarna nog best lang geduurd voor ik eraan toe was om weer naar de kerk te gaan. Wat meespeelde is dat ons huwelijk uiteindelijk op een scheiding is uitgelopen. Ik was zo bang voor veroordeling. Maar toen ik twee jaar geleden de stap zette om weer naar de kerk –overigens mijn oude wijkgemeente– te gaan, ben ik met open armen ontvangen.
Door alles wat er is gebeurd heb ik geleerd anders naar kerkgang te kijken. Voorheen dacht ik dat ik er iets kwam halen. Inmiddels denk ik dat iets brengen veel belangrijker is. God aanbidden komt op de eerste plaats. Maar het is ook onze roeping om met elkaar mee te leven en elkaar tot een hand en een voet te zijn. Ik vind het belangrijk om dit te zeggen omdat ik denk dat we dit aspect van gemeente-zijn vaak onderschatten. Als we ons in dienst van God stellen, wil Hij werken door onze woorden en daden. Daar gaat zoveel kracht vanuit.”