De radicale atheïstische evolutieleer van Dawkins kon de Britse chirurg Nigel Jones niet overtuigen. De combinatie van evolutie en God evenmin. „Beide geven geen goed antwoord op de vraag waarom er iets is in plaats van niets.”
De notoire Britse atheïstische hoogleraar Richard Dawkins bereikt bij sommigen het tegenovergestelde van wat hij beoogt: mensen keren zich door zijn inspanningen af van het atheïsme tot het christendom. De Britse theologen Alister McGrath en Denis Alexander publiceerden twaalf van zulke getuigenissen in hun boek ”Coming to faith through Dawkins” – Tot geloof komen door Dawkins (2023).
Sommige wetenschappers die in aanraking kwamen met Dawkins en zijn boeken werden zelfs overtuigd jongeaardecreationist. Een van hen is de Britse chirurg Nigel Jones, die zijn levensverhaal publiek maakte in zijn boek ”The Something Delusion”.
De vragen naar de zin van het leven, de oorsprong van alles, de mens en de ziel houden Jones sinds zijn tienerjaren bezig. Hij verslindt de boeken uit de populair-wetenschappelijke Pelicanserie, die hem voorlichten over de oerknal en de evolutietheorie. „Astronoom Fred Hoyle werd mijn gids”, blikt Jones terug. Zijn middelbare school verzorgt gedegen onderwijs in de evolutietheorie, en breekt elke vorm van scheppingsgeloof af. „Maar zij schetsten een karikatuur van de schepping”, blikt Jones terug.
In 2006 besluit Jones, dan chirurg, een lezing van Dawkins bij te wonen. Die bezet de Charles Simonyi-leerstoel voor het publieke begrip van wetenschap in Oxford. Jones’ verwachtingen zijn daarom hooggespannen.
De lezing wordt echter een kantelpunt voor de chirurg. Vooral de uitspraak: „Het universum is gemaakt uit nagenoeg niets”, intrigeert hem. Dat is een bijzonder onwetenschappelijke uitspraak voor een wetenschapper, vindt Jones. „Zou prof. Dawkins denken dat dit „nagenoeg niets” onder de radar blijft als waarschijnlijkheid, alsof het van geen belang is?” Als God niet meedoet in het debat, „moeten we immers beginnen met ”volstrekt niets”: geen energie, geen materie, geen beweging en geen bewust wezen”.
Hoewel filosofen van naam, zoals Leibniz, hebben gesteld dat het „de vraag is waarom er iets is in plaats van niets”, heeft Dawkins ”nagenoeg niets” bedacht „als tussenweg tussen iets en niets”, vermoedt Jones. „Prof. Dawkins heeft, neem ik aan, een beetje energie, een beetje massa en een beetje beweging nodig om het universum in gang te zetten.”
Stoute schoenen
De chirurg trekt de stoute schoenen aan en stelt zijn vraag aan Dawkins: „Is het uw taak niet om uit te leggen hoe het universum is gemaakt uit niets?” „Doe niet zo onnozel”, reageert Dawkins. „Er moet iets zijn geweest om mee te starten.” Jones: „U wekt nu de indruk dat u er ooggetuige van was.” Vervolgens legt de hoogleraar uit dat er indirect wetenschappelijk bewijs voor bestaat dat er iets moet zijn geweest. „Maar hij negeert het ooggetuigenverslag uit Genesis”, merkt de chirurg op.
Rowan Williams, aartsbisschop van Canterbury, stelt dezelfde vraag nogmaals. „Laten we duidelijk zijn: bedoelt u nu dat er geen materie, geen energie en beweging was, of wel?” Dawkins heeft kennelijk moeite om hierop een helder antwoord te geven. Jones: „Ik denk dat zelfs het kleinste kind begrijpt dat het onmogelijk is om zomaar iets te laten ontstaan uit niets.”
Het valt Jones op dat veel wetenschappers geloven dat zij weten hoe het universum begon. Ook geloven ze dat iets, inclusief informatie, kan ontstaan door toeval. Maar de vraag waarom het universum ooit is begonnen, kunnen ze niet beantwoorden. Het beste antwoord dat ze dan geven is: „Omdat er natuurwetten bestaan, kan en zal het universum zich scheppen uit niets”, constateert Jones. „Maar het is juist de vraag waar deze natuurwetten vandaan komen.”
Er is intelligentie voor nodig om de natuurwetten te begrijpen, dus is het logisch dat een intelligente Ontwerper deze wetten heeft gemaakt, concludeert Jones. „Het is juist vanwege deze begrijpelijke natuurwetten dat we wetenschap kunnen bedrijven. Newton, Kepler, Copernicus, Faraday en Clerk Maxwell, alle welbekende wetenschappers, onderschreven het feit dat natuurwetten niet bij toeval zijn ontstaan en baseerden hun wetenschappelijke ontdekkingen op de samenhang en de continuïteit van deze wetten.”
Mentale afwijking
Dawkins, die op zijn zestiende levensjaar elk geloof in God aan de kant schoof, meent ook dat het christelijk geloof een „mentale afwijking” is. Hij claimt dat de werkelijkheid en de ratio het geloof in God tegenspreken. Jones stelt daartegenover dat ”The Handbook of Religion and Health” feitelijk onderbouwt dat de christelijke religie vooral positieve effecten op mensen heeft, zoals levensvreugde, tevredenheid, hoop, optimisme, een lagere kans op zelfdoding, stabielere huwelijken, minder kans op verslavingen en criminele activiteiten.
Bovendien waardeert het christelijk geloof de mens hoger dan Dawkins dat kan op basis van zijn geloof in evolutie. Volgens de hoogleraar zijn mensen „machines gemaakt door DNA met het enige doel om meer kopieën te maken van hetzelfde DNA. Dit is waarom we bestaan. We zijn machines om ons DNA te vermeerderen, en het voortplanten van ons DNA is een proces dat zichzelf in stand houdt. Dat is voor elk levend object de enige reden waarom het leeft.”
Toen Jones’ dochter werd geboren, was het voor hem en zijn vrouw Liz echter onmogelijk om haar te bezien als een machine, „gemaakt van ons DNA, met het doel om ooit kopieën van haar DNA te maken”. Ze zagen haar integendeel als schepsel van God.
Intelligent ontwerp
Hoewel biologen overal intelligent ontwerp zien, moeten ze constant in gedachten houden dat wat ze zien niet is ontworpen, maar geëvolueerd, meent Dawkins. „Biologie is het onderzoek van gecompliceerde dingen die de indruk wekken dat ze doelgericht zijn ontworpen.” In zijn boek ”The Blind Watchmaker” beweert hij echter dat dit toch niet het geval kan zijn: „we moeten ontwerp negeren”. Wat ontwerp lijkt, moet volgens hem zijn ontstaan via toevallige en niet-doelgerichte processen. Wat Jones betreft is dat standpunt logisch. „Wie ontwerp accepteert in de wereld, heeft immers aanwijzingen voor een ontwerper; maar dat is uiteraard niet verenigbaar met evolutie.”
Dawkins’ standpunt heeft niets van doen met wetenschappelijk bewijs, constateert Jones. „Dawkins gelooft in evolutie als een logische afgeleide van zijn atheïstische wereldbeeld; en hij presenteert dat alsof hij daarmee het geloof in een Ontwerper weerlegt.”
Dawkins’ boek ”The Ancestors Tale” (2016) –in het Nederlands: ”Het verhaal van onze voorouder”– over de afstamming van alle leven uit een enkele oercel, kan Jones dan ook niet bekoren. Het komt op de chirurg over als een sprookje uit ”The Canterbury Tales” van de Engelse dichter Geoffrey Chaucer (1343-1400). Dawkins’ sterkste argument voor gemeenschappelijke afstamming is dat alle organismen dezelfde genetische code delen. Maar om deze bewijsvoering te onderschrijven, moet iemand ook hetzelfde geloof in de wetenschap met de Britse hoogleraar delen: het sciëntisme, concludeert Jones.
Dieper inzicht
In zijn zoektocht naar waarheid maakt Jones ook kennis met de predikanten Robert Frost en David Wilkinson. Met enkele collega-chirurgen woont hij een lezing van hen bij in Newcastle. Het wordt opnieuw een kantelpunt voor de Britse arts.
De wervende advertentie claimt dat de bezoeker „een dieper begrip krijgt van het christelijk geloof”. „Ze vertelden ons vijf minuten over de zogeheten oude visie op het ontstaan van alles en een aarde van 6000 jaar oud”, schrijft Jones. „De rest van de bijeenkomst ging over de moderne visie dat God evolutie heeft gebruikt om te scheppen. En deze nieuwe visie, zo verzekerden ze ons, was verenigbaar met een wetenschappelijk geïnformeerde manier van lezen van het Bijbelboek Genesis.”
Hun doel schijnt om het publiek af te voeren van het geloof in een jonge aarde, bemerkt Jones. Naar zijn beleving is hij in Newcastle beland in een „gevecht om de waarheid” en om de „geest van mannen, vrouwen en kinderen”. De chirurg is verbijsterd dat de naam van de bijeenkomst ”Niets dan de waarheid” zover van de waarheid verwijderd is. „De sprekers gebruikten in werkelijkheid de moderne wetenschappelijke inzichten om het vertrouwen in de historische waarheid van de Bijbel te ondermijnen.”
Tegenspraak
Gaandeweg ontdekt Jones drie problemen in de theorie van dit zogeheten theïstisch evolutionisme. Allereerst is de term theïstische evolutie met zichzelf in tegenspraak: hoe kan God een op zichzelf ongeleid proces leiden? Leidt God de evolutie, dan is dit geen neodarwinisme, maar intelligent design.
Een ander probleem is dat de predikanten Frost en Wilkinson ook stellen dat evolutie door mutaties en natuurlijke selectie autonoom plaatsheeft. God houdt hooguit de natuurwetten in stand. Jones constateert hier een vorm van deïsme, waarbij God als het ware onmachtig toekijkt hoe de evolutie verloopt. Bovendien is God dan afhankelijk van autonome toevalsprocessen, waarvan Hij de uitkomst niet kan voorzien.
Ten slotte verwerpen theïstisch evolutionisten intelligent design. Ze schrijven ontwerp in de natuur toe aan de creatieve kracht van evolutieprocessen. „Hiermee komen ze direct in botsing met de Bijbel. We verwachten immers Gods scheppende kracht te zien in alles wat Hij heeft gemaakt tot Zijn eer”, stelt Jones.
Gradueel verschil
De chirurg kan niet anders concluderen dan dat (neo)darwinisme en atheïsme hooguit gradueel van elkaar verschillen, hoezeer theïstisch evolutionisten ook hun best doen om God een plaats in het evolutieproces te geven.
„Het christelijke wereldbeeld is daarmee in tegenstelling; het gelooft de informatie die God Zelf aan de mensheid heeft gegeven over de oorsprong en de geschiedenis van de wereld.” Jones noemt hiervoor vier argumenten. Uit de natuur of de schepping (Rom. 1:19, 20); uit Gods beschreven Woord, de Bijbel (2 Tim. 3:16); uit Jezus Christus, God geopenbaard in menselijk vlees (Hebr. 1:1, 2); en uit het inwendig getuigenis van het geweten (Rom. 2:15). Elke hiervan afwijkende opvatting is naar Jones’ mening een ernstige misvatting.
De Britse chirurg concludeert ten slotte dat alleen de Bijbel antwoord kan geven op de vraag waarom er iets is in plaats van niets. „Allereerst tot Gods eer, en vervolgens voor de mens, om die te maken tot Zijn beelddrager.”
The Something Delusion. Why is there something rather than nothing? A surgeon’s journey to a Christian worldview; Nigel Jones; uitg. DayOne; 509 blz.; € 14,99