Harminus Martinus Kuitert, geboren in 1924 in een gereformeerd onderwijzersgezin in Drachten, groeide uit tot een van de meest spraakmakende en omstreden theologen van de twintigste eeuw. In zijn levenslange zoektocht naar God raakte hij onderweg alles kwijt.
De 92-jarige Kuitert opent zelf de voordeur van zijn twee-onder-een-kapwoning in Amstelveen. Hij is sneller moe dan vroeger, zegt hij, dus heel lang kan het interview niet duren. Op de salontafel staat een bosje rode rozen: een cadeautje voor zijn verjaardag afgelopen vrijdag. Van de kerk.
De biografie die donderdag over zijn leven verscheen, heeft hij nog niet gelezen. Een aantal passages wel, en die doen volgens de emeritus hoogleraar ethiek aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam recht aan de werkelijkheid.
De titel van het boek, ”Spreken over boven”, is een verwijzing naar een bekende oneliner van Kuitert: „Al het spreken over boven komt van beneden, ook als mensen zeggen dat het van boven komt.” Het is zijn kijk op het geloof in een notendop: de Bijbel is een menselijk boek, God is een denkconstructie en leerstukken zijn geen eeuwige waarheden. Er is volgens hem niets op tegen om dingen van beneden als „zoekontwerpen” op te vatten: middelen om god te vinden, iets wat de mens overstijgt.
Uw theologie is één grote zoektocht naar God. Maar onderweg verdween steeds meer het geloof in de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, waarover de apostolische geloofsbelijdenis spreekt. Waar bent u uitgekomen?
„Bij nul. Ik ben in 1967 bij de VU aangesteld om onderzoek te doen en onderwijs te geven. Als je de regels van het onderzoek volgt, en dat heb ik zo veel mogelijk proberen te doen, dan kom je steeds een eindje verder. Ik ontdekte dat er bepaalde dingen in het gebouw van de christelijke leer niet klopten. Daar schreef ik dan een boek of artikel over.
Voor veel mensen was God een vanzelfsprekendheid, ook in mijn jeugd en denkwereld. Toen ik in 2000 voor een boek een interview met mezelf hield, viel ineens alles op zijn plaats. Ik vroeg me af: maar waar komt God dan vandaan? Hij heeft een naam en een voorgeschiedenis, net als andere goden. Hij behoort tot dezelfde voorstellingswereld als de Semitische, Indo-Germaanse en Egyptische goden.
De christelijke leer is een prachtig gebouw, en dat vind ik nog steeds. Het heeft alleen geen fundament. Veel mensen vergeten dat geloof de vorm van een cirkelredenering vertoont: „Bestaat God? Ja. Wie zegt dat? God Zelf.” God is echter een voorstelling met een langdurige traditie. Die heeft weliswaar eeuwenlang levensvreugde gegeven, maar uiteindelijk is Hij toch een menselijk bedenksel.”
Ervaart u dat als een verlies of als een verlichting?
„Dat vind ik eigenlijk geen goed dilemma. Ik voel me bevrijd van alles wat mij als een huid omsloot en waarin ik uiteindelijk niet kon leven. Aan de andere kant is het verlies in het geloof in God heel jammer voor de gemeenschap waarin ik leefde en die me zeer ter harte ging.”
Veel gereformeerden zeiden: „Professor Kuitert heeft mijn geloof afgepakt.”
Wat feller: „Ik neem niemand het geloof af; het staat iedereen vrij te geloven wat hij wil. Als mensen dat wel zo ervaren, dan vind ik dat heel vervelend.
Ik heb niks tegen geloven op zich, maar de redeneringen die daaraan ten grondslag liggen, heb ik onderuit willen halen. In mijn laatste boek, ”De kerk als constructiefout”, laat ik zien dat de kerk mensen van hun vrijheid berooft door hun bepaalde waarheden op te dringen.”
U staat bekend als de man die een hele generatie gereformeerden uit de kerk leidde. Of verwoordde u vooral wat veel mensen al dachten?
„Ik denk dat in de loop van de tijd, met iedere stap die ik zette, voor heel veel mensen duidelijk werd: hij zegt iets dat wij ook vinden. Aan de andere kant zijn er ook dingen die ze bij mij over het hoofd hebben gezien. In mijn boek ”Zonder geloof vaart niemand wel” uit 1974 stond eigenlijk al alles waar ik later op zou uitkomen.”
Wanneer begon u te twijfelen aan wat u in uw jeugd had meegekregen?
„Ik kende geen twijfel in de zin dat ik meteen van mijn geloof afviel. Daarvoor was de christelijke leer me te veel ingeprent. Een belangrijk moment was de watersnoodramp van 1953, die diepe indruk op me maakte. Ik was in die tijd predikant in het Zeeuwse Scharendijke. Bij Ouwerkerk had het water een enorm gat in de dijk geslagen. Op het dak van een ondergelopen huis zaten een man, vrouw en een paar kinderen te bidden. Totdat ze in zee werden gezogen en nooit meer werden teruggevonden. Ik vond dat schokkend. Wat betekende nu bidden?
In Scharendijke was ik nog een traditionele dominee. Toen een keer een vriendin van mijn vrouw op bezoek kwam, zei ze: „Geloof je echt nog in een schepping van zes dagen?” Toen ben ik gaan lezen en studeren. In Amsterdam, waar ik in 1955 studentenpredikant werd, ontmoette ik natuurkundige Jan Lever. Samen trokken we op om mensen duidelijk te maken dat de schepping niet echt is.”
Toen u in de jaren zestig op een predikantenconferentie de schepping een mythe noemde, zei de Friese predikant ds. E. J. Oomkes na afloop: „Je trekt een steen uit de muur en dan gaat het hele gebouw eraan.” Had hij gelijk?
„Ik denk het wel. Als je die eerste steen losmaakt, zakt het gebouw in elkaar. Toen vond ik dat wat overdreven. Zou het waar zijn? Ik kreeg zo veel aanvaringen met orthodoxe dominees. Maar inderdaad, als je niet in de schepping gelooft, is ook de trits schepping-zondeval-verlossing niets meer waard.”
U leek wel een zendeling, met de boodschap: het klopt allemaal niet wat er in de Bijbel staat.
„Nee, nee, nee.” Hij maakt met zijn handen een afwerend gebaar. „Ik schreef altijd voor mijn plezier, gaf graag uiting aan wat ik gevonden had. Ik heb altijd mijn best gedaan om niet het middelpunt van een bepaalde groep te worden.”
Nooit eens gedacht: ik zit misschien op de verkeerde weg?
Nadenkend: „Nee... Nee. Vooral nadat ik ontdekte dat er eerst mensen moesten zijn voordat er religie kon ontstaan, heb ik niet meer getwijfeld. Er was een tijd dat ik bereid was om te zeggen dat er best iets boven kan zijn. „Ga maar zoeken”, zei ik toen tegen mensen. Later heb ik eerlijk aangegeven: ik heb niets gevonden.”
Het kan ook zo zijn dat God veel groter is dan ons denken.
„Dat denk ik niet. Wat ons denken te boven gaat, denken we niet. De God van het christelijk geloof is heel duidelijk een voorstelling van mensen. Ik denk wel dat er dingen bestaan die boven ons uitgaan. Kijk maar de sterrenwerelden en naar het enige onverklaarbare raadsel: waar komt alles vandaan?”
Van de Schepper van hemel en aarde.
„Nee, dat zou weer een zelfbedacht wezen zijn.”
Wie is Jezus Christus voor u?
„Een wijsheidsleraar. Vroeger was ik nogal tegen die uitdrukking, maar nu lijkt me dat historisch gezien het meest juist. De rol die Hij heeft gespeeld in de christelijke beeldvorming vlak ik natuurlijk niet uit. Ik kan het best opbrengen dat Hij voor veel mensen Gods Zoon is, al zien ze dan voorbij aan de wordingsgeschiedenis van deze voorstelling.”
Toch bent u nog lid van een kerk. Is dat dan niet wat inconsequent?
„Nou, nee. Ik heb veel aan mijn christelijke opvoeding te danken. De normen en waarden, de houding die ik van de christelijke kerk heb meegekregen, die vind ik zeer waardevol. En daarom zeg ik niet zomaar: Adieu.”
U heeft diverse keren gepubliceerd over de dood. Wat troost u met het zicht op de dood?
„Ik hoop dat er troost is voor mijn nabestaanden. Die hebben er last van. Ik zal tot mijn vaderen verzameld worden. Ik ben wat dat betreft een oudtestamentisch christen. De mensen hadden toen ook geen hemel in het hoofd. De gedachte aan doodgaan is nooit prettig natuurlijk, maar dat geldt ook voor mensen die naar de hemel denken te gaan.”
Bent u weleens jaloers op christenen die wél hoop hebben op een eeuwig leven bij God in de hemel?
„Jaloers niet, maar ik gun ze het van harte. Als ik zie hoe ze daarmee hun nood en ellende overwinnen, dan vind ik dat prachtig. Bij een sterfbed zeg ik altijd: „U geschiede naar uw geloof.” Dat montert hen op, al is de hemel in mijn ogen verbeelding.”
Stel nu dat de God over Wie u zo veel heeft geschreven straks tóch de levende God blijkt te zijn, hoe verantwoordt u uzelf dan?
„U mag best denken dat God bestaat, maar ik denk dat u ongelijk heeft. Ik ga daarover niet twisten. U gebruikt een cirkelredenering. U zegt: „God bestaat.” En wie hoor ik praten? Ik hoor u spreken.”
----
Harry Kuitert
Harminus Martinus (Harry) Kuitert (Drachten, 11 november 1924) stamt uit een Fries gereformeerd onderwijzersgezin. Sinds zijn vroege jaren is het orgel zijn favoriete instrument; Feike Asma zijn grote held. In de Tweede Wereldoorlog duikt Kuitert onder in Utrecht, omdat hij als student niet van plan is de verplichte verklaring van loyaliteit aan de Duitsers te ondertekenen. Hij neemt deel aan het verzet.
Hij studeert tussen 1945 en 1950 theologie aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Van 1950 tot 1955 is Kuitert predikant te Scharendijke (Schouwen-Duiveland), waar hij de watersnoodramp van 1953 meemaakt. Vervolgens is hij studentenpredikant in Amsterdam. Kuitert promoveert in 1962 cum laude bij dogmaticus prof. dr. G. C. Berkouwer op het proefschrift ”De mensvormigheid Gods”.
De Amsterdamse theoloog is in die tijd een van de oprichters van de groep van Achttien, die hereniging van hervormden en gereformeerden nastreeft. Dit Samen-op-Wegproces leidt in 2004 tot de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland.
Kuitert is van 1967 tot aan zijn emeritaat in 1989 hoogleraar ethiek en inleiding in de dogmatiek aan de VU. Hij schrijft tientallen boeken en artikelen, waaronder ”Het algemeen betwijfeld christelijk geloof” (1992), ”Jezus, nalatenschap van het christendom” (1998) en ”Hetzelfde anders zien. Het christelijk geloof als verbeelding” (2005).
Kuitert trouwt in 1950 met de Zweedse Inga Westling, die in 2012 overlijdt. Ze krijgen vier kinderen.
----
Dozen met duizenden brieven
Zijn zolder staat vol dozen met duizenden brieven. Veelal handgeschreven, met grote letters van boosheid en talloze uitroeptekens. De meeste enveloppen hebben een kruisje achterop, wat betekent dat Kuitert de brieven beantwoordde.
Kuitert kreeg ook veel waardering, aldus de vorig jaar overleden Gert J. Peelen in zijn postuum verschenen biografie ”Spreken over boven” (uitg. Vesuvius, Amsterdam). Mensen die toch al twijfelden, vonden zijn boeken „bevrijdend”, „bemoedigend” en „inspirerend.”
Kritiek kwam er vooral uit orthodoxe hoek. In het hervormd-gereformeerde orgaan De Waarheidsvriend schreef dr. J. Hoek in 1995 over Kuiterts boek ”Zeker weten. Voor wie geen grond meer onder de voeten voelt”: „Wat Kuitert zeker weet? „De mens is een uit het oerwoud stammende zoeker met in zijn toilettas een tube religiositeit.” Al wat die mens over God beweert, is menselijke duiding. Zeker weten we niets over Hem, dan alleen dat we Hem soms even kunnen ontwaren als geborgenheid biedende macht.
Hoe arm is dit alles wanneer we daar tegenover stellen het belijden dat God Zijn hart heeft geopenbaard en Zijn aangezicht heeft doen oplichten in Zijn lieve Zoon Jezus Christus. Wie Hem gezien heeft, die heeft de Vader gezien. En waar de Heilige Geest de beloften van het Woord aan onze harten verzegelt, daar mogen we zeker weten: „Want deze God is onze God, Hij is ons Deel, ons zalig Lot, door tijd noch eeuwigheid te scheiden.””
----
----
Lees ook in Digibron:
Kuiterts zwanenzang (Reformatorisch Dagblad, 13-11-2014)
Prof. Kuitert maakt zelf constructiefout (Reformatorisch Dagblad, 13-11-2014)
Kuitert (90) nog altijd even strijdbaar richting de kerk (Reformatorisch Dagblad, 13-11-2014)
Lege theologie van Kuitert leidt tot lege kerken (Reformatorisch Dagblad, 17-10-2011)
Professor Kuitert maakt klinkklare denkfout (Reformatorisch Dagblad, 31-10-2006)
Prof. Kuitert ziet open brief ds. Hegger als geloofsdwang (Reformatorisch Dagblad, 27-10-2006)
Gemengde gevoelens over „goedbedoelde” open brief ds. Hegger (Reformatorisch Dagblad, 26-10-2006)
Ds. Hegger: Weet je het zeker, Harry? (Reformatorisch Dagblad, 25-10-2006)
„Kuitert verandert geloof in psychologie”: Dr. E. P. Meijering plaatst kanttekeningen bij theologische ontwikkeling emeritus hoogleraar (Reformatorisch Dagblad, 10-03-2006)
Kuiterts testament blijkt leeg te zijn: Tachtigste verjaardag van omstreden theoloog gevierd met twee nieuwe publicaties (Reformatorisch Dagblad, 10-11-2004)
„Ik weet niet waar ik ooit uitkom”: Prof. Kuitert, 50 jaar predikant, ging bewust de „wilde vaart” op (Reformatorisch Dagblad, 16-09-2000)