Wat is theïstische evolutie meer dan atheïstische evolutie plus God?
Is Genesis 1-11 wel echt gebeurd? Met de komst van theïstische evolutie staan eeuwenoude, Bijbelse zekerheden op losse schroeven. Een boekje voor tieners dat eind vorig jaar verscheen, suggereert dat het Bijbelonderwijs een nieuw fundament nodig heeft.
Vrijwel niemand met een christelijke achtergrond zal beweren dat de eerste hoofdstukken van Genesis niet waar zijn. Dat zou wat al te bot zijn. Maar of Adam wel een echte persoon is geweest die geleefd heeft in de echte aardse geschiedenis; dat is voor velen een open vraag; zij opperen nieuwe inzichten. Mogelijk geeft Genesis 1:1 een beschrijving van de oerknal, en is de rest van het hoofdstuk een lofzang op de schepping; een poëtisch verhaal en geen beschrijving van echte, historische gebeurtenissen.
Wie kan dan vertellen wat er echt is gebeurd? Dat doet de wetenschap. Knappe koppen hebben uitgerekend dat er 13,8 miljard jaar geleden een oerknal moet zijn geweest, de start van het heelal. Vervolgens hebben zich de elementen, daarna sterren en planeten gevormd. De aarde zou 4,56 miljard jaar oud zijn. En alle leven op aarde dankt zijn ontstaan aan een eerste oercel die is ontstaan uit eenvoudige chemicaliën.
Van een aantal ontwikkelingen is het onmogelijk dat die spontaan hebben plaatsgehad. Dus daar moet God achter zitten. Hij bestuurde het ontstaan van de elementen, de sterren, de planeten en het leven. En dat doet Hij via dezelfde natuurlijke processen en de natuurwetten die wetenschappers vandaag de dag waarnemen.
Dit theïstisch evolutionisme sijpelt langzaamaan de reformatorische kerken binnen. En het is ook een verleidelijke gedachte, met name voor christelijke hoogopgeleiden. Het geeft hun houvast om in hun denkproces Bijbel en evolutiewetenschap te verbinden. Ze hoeven dan niet meer constant te schakelen tussen geloof en wetenschap.
Ook kinderen kunnen vertrouwd raken met theïstische evolutie, zelfs op jonge leeftijd. In Nederland zijn boeken verschenen als ”Het geheime logboek van topnerd Tycho” (2015) en ”Oer” (2020). Dit zijn vlot geschreven leesboeken.
Cartoon
In het Engelstalige gebied zijn er recent toegankelijke boeken verschenen, die wellicht ook hun weg gaan vinden naar Nederland. Voor tieners is er ”God’s cosmic cookbook” (2023) van de Britse wetenschapper Elisabeth Cole en cartoontekenaar Patrick Laurent. Het pretendeert de weg te wijzen naar het ontstaan van alles.
Wat staat daar zoal in? Het begint met een voorwoord van ”God”, waarin de lezer wordt uitgenodigd op ontdekking te gaan door de schepping. De schepping is ontstaan uit niets: God had een plan, een recept, een kookboek, en bracht dat ten uitvoer, schrijft Cole.
Alles begint met de oerknal. Verschillende wetenschappers die een sleutelrol vervullen bij de beschrijving van de oerknal passeren de revue: van de Belgische priester Georges Lemaître (1894-1966) tot de Amerikaanse astronoom Edwin Hubble (1889-1953). En de Britse astronoom Fred Hoyle (1915-2001), die de naam ”big bang” (grote knal) bedenkt voor het allereerste moment waarop het heelal ontstaat.
„Het baby-universum wordt opgeblazen als een enorme ballon, zodra de oerknal start”, laat Cole weten. In het begin supersnel en later steeds langzamer. Volgens het recept bevat het kersverse universum niet genoeg materie om weer in elkaar te klappen, en blijft het daardoor uitzetten.
Er moeten vervolgens „klontjes” ontstaan, anders zou het heelal een egaal mengsel worden van minuscule deeltjes. Dat gebeurt als het heelal na 380.000 jaar zover is afgekoeld dat er deeltjes kunnen gaan samenklonteren. De klontjes groeien uit tot sterren. Klontjes ronddraaiend gas worden zo heet dat er kernfusie op gang komt, en de sterren hun eerste licht gaan uitstralen. Tijdens dat fusieproces ontstaan uiteindelijk alle elementen van het periodiek systeem.
Een volgende stap in het kookboek is het ontstaan van planeten uit deze elementen. Gas dat rond de sterren draait, klontert samen tot grote bollen van steenachtig of gasachtig materiaal. Ook de aarde komt zo tot stand als een van die planeten.
De omstandigheden op aarde zijn na miljoenen jaren ideaal voor het ontstaan van leven. Uit simpele moleculen ontstaan ingewikkeldere stoffen, die samen verder reageren tot de bouwstenen van het leven, zoals DNA.
Darwin
Dan komt Darwin om de hoek kijken. Uit de eerste cel ontwikkelt zich een variëteit van leven. Door rampen sterven sommige soorten uit, zoals dinosauriërs door meteorietinslagen. Uiteindelijk overleven sommige soorten. Die ontwikkelen zich tot de biodiversiteit van vandaag de dag, inclusief de mens. Deze veranderingen gaan nog altijd door.
Het valt op dat God, behalve in het voorwoord, nergens meer voorkomt. ”God’s cosmic cookbook” vertelt dus het gangbare seculiere verhaal van evolutie van materie door natuurlijke processen, natuurwetten, tijd en toeval. Maar dan volgens Gods receptenboek. Een atheïst gelooft exact hetzelfde, maar dan zonder God. Waarom zou God hierbij dan nog betrokken moeten zijn?
In een nawoord beschrijft de geldschieter van het project, The Faraday Institute for Science and Religion, dat de Bijbel ons alleen leert Wíé God is; de wetenschap leert ons hóé God alles heeft gemaakt. De Bijbel, het door de Heilige Geest geïnspireerde Woord van God, maakt dit onderscheid echter niet.
Subtiel
Een andere publicatie is het lesboek ”God and the Big Bang” (2016) van Kate Christopher. Dat zit goed in elkaar, maar pakt het daardoor nog wat subtieler aan. Het stuurt het denken van jongeren door vooral vragen te stellen. Dat begint al met de vraag: hoe lezen we Genesis?
Studenten wordt stap voor stap bijgebracht dat Genesis gaat over religieuze en theologische kwesties. Het Bijbelboek speelt geen rol als historische beschrijving van de totstandkoming van de wereld. Religieuze taal is dan ook van een andere orde dan wetenschappelijke taal, meent Kate Christopher. Religieuze taal is symbolisch, wetenschappelijke taal formuleert exact.
Voor de feiten moeten studenten dus bij de wetenschap zijn: de wetenschap leert hóé alles er is gekomen, religie waaróm alles er is. Evolutiebioloog Lizzy Henderson, werkzaam voor het Faraday Institute, laat bijvoorbeeld weten dat de mens is ontstaan door evolutie, maar dat de menselijke moraal er is doordat God bestaat.
Als God bestaat, waarom is er dan kwaad in de wereld? Een verklaring voor de oorzaak van het kwaad wordt ook wel een theodicee genoemd. Zo leerde kerkvader Irenaeus dat het kwaad in de wereld bestaat „om ons wat te leren”. Kerkvader Augustinus stelde dat het kwaad „de afwezigheid van het goede” is, en dat de mens het kwaad in de wereld heeft gebracht door de zonde.
Veranderlijke God
Het boek stelt daar de mening van de Britse procestheoloog Alfred North Whitehead (1861-1947) tegenover. Whitehead meende dat God en wereld in wederzijdse beïnvloeding samen op weg zijn naar een betere toekomst; God ontwikkelt Zich in de loop van de tijd met Zijn schepping mee. Hij is niet volstrekt eeuwig, onveranderlijk en onbeïnvloedbaar. De theologie van Whitehead past dan ook vrij goed bij het theïstisch evolutionisme.
De auteur, Kate Christopher, breekt vervolgens een lans voor homoseksuele relaties en vrouwelijke ambtsdragers. Ze ziet geen Bijbelse argumenten om daartegen te zijn. Maar daarvoor doet ze wel afstand van de klassieke uitleg van de Bijbelgedeelten die dit verbieden.
Het valt op dat theïstisch evolutionisten vrijwel uitsluitend terugvallen op culturele en wetenschappelijke argumenten, onder meer wanneer het de oorsprongskwestie betreft. Alleen die argumenten zijn geldig. De Bijbelse worden van tafel geveegd met het argument dat de Bijbel symbolische dan wel poëtische taal bezigt. De Bijbel gaat immers over God en religie, en niet over wetenschap?
Prullenbak
Is hier nog iets tegenin te brengen? Jawel, maar daarvoor moet de moderne, theïstisch-evolutionistische manier van Bijbellezen de prullenbak in. Hoe de Bijbel dan wel moet worden lezen, beschrijven tal van gereformeerde theologen op grond van de Bijbel. Een paar bekende namen zijn: Petrus van Mastricht (1630-1706), Wilhelmus à Brakel (1635-1711), Johannes à Marck (1656-1731), Frederik Willem Grosheide (1881-1972) en Jakob van Bruggen (1936).
De Bijbel reikt zelf de leesregels aan. Voor de juiste uitleg van de tekst is het uitgangspunt: wat wil de Heilige Geest zeggen door het betreffende Schriftgedeelte? De uitlegger staat op de achtergrond, de tekst op de voorgrond. Dus niet: „Ik vind”, maar: „Alzo spreekt de Heere”. Gereformeerde theologen spreken daarom slechts de Schrift na. De Bijbellezer moet dus nauwlettend acht geven op wát er staat, en hóé het er staat, schrijft theoloog Saekle Greijdanus (1871-1948).
Natuurlijk is de Bijbel geen natuurwetenschappelijk handboek. Maar dat betekent niet dat de Bijbel de wetenschap helemaal niets te zeggen heeft, stelt emeritus hoogleraar Jakob van Bruggen in zijn boek ”Het kompas van het christendom” (2009). „De Bijbel drijft geen kunstmatige wig tussen geschiedenis en theologie”, stelt hij. „In naam van het heilskarakter van de Bijbel begaat men vervolgens het onheil om te concluderen dat de Bijbel geen enkele betekenis voor de wetenschap kan hebben. Een stelling waar we in andere gevallen voor zouden terugdeinzen. Er staat heel wat in de Bijbel, waarvan we niet zeggen dat hij de kern of hoofdbedoeling vormt, maar dat er wel in meekomt en ook waar is.”
Laatste woord
Van Bruggen stelt met een beroep op het gezag van de Bijbel dat Gods Woord altijd het laatste woord moet hebben. „Een wetenschap die in strijd komt met de Bijbelse gegevens blijkt fout of voor correctie vatbaar te zijn.”
Wie de wetenschappelijke ontdekkingen op het gebied van de archeologie, de paleontologie, de kosmologie, de geologie en de biologie en de hedendaagse cultuur laat bepalen hoe Genesis 1-11 moet worden geduid, moet daarvoor het Sola Scriptura van de Reformatie terzijde schuiven. En de autoriteit, de inspiratie, de onfeilbaarheid en de betrouwbaarheid van de Bijbel ter discussie stellen. Die kan rationeel gezien evenmin uit de voeten met alle andere wonderen in de Bijbel. Die kunnen volgens de naturalistische wetenschap immers ook niet gebeuren. Maar kunnen Christus’ opstanding en hemelvaart dat dan bijvoorbeeld wel?
Ten slotte raakt de heilsgeschiedenis haar fundament kwijt: waarom zou iemand dan nog in de tweede Adam, Christus, geloven als een historische eerste Adam nooit letterlijk-historisch heeft bestaan? Zo’n gang heeft bijvoorbeeld de Amerikaanse evangelist Charles Templeton (1915-2001) gemaakt; hij is als atheïst gestorven.
God’s Cosmic Cookbook. Your complete guide to making a universe, Elizabeth Cole en Patrick Laurent; uitg. Hodder Faith, Young Explorers; 188 blz.; € 15,99;
God and the Big Bang. Exploring science and Christian belief, Kate Christopher; uitg. RE Today Services; 36 blz.; € 18,99