Koelman, Calvijn of Kersten. Ruim een derde van de reformatorische basisscholen is vernoemd naar een mannelijke predikant of theoloog. Vrouwen komen er een stuk bekaaider vanaf.
Dat blijkt uit een analyse van het RD. Van de 161 reformatorische basisscholen zijn er 69 vernoemd naar een man (ruim 40 procent). In het gros van de gevallen prijkt de naam van een kerkvader, (nadere) reformator of predikant van een reformatorisch kerkverband boven de ingang.
Johannes Calvijn is daarbij verreweg het meest populair. Maar ook Johannes Bogerman, Gisbertus Voetius en G.H. Kersten doen het goed. Verder valt op dat hoe dichter de theoloog bij het heden staat, hoe groter de kans is dat enkel zijn voorletters genoemd worden, bijvoorbeeld de ds. C. Steenblokschool en ds. J. Fraanjeschool.
De lange achternaam van sommige predikanten blijkt geen obstakel om te vernoemen. Zo ontstond in Urk in het verleden het idee om een school te vernoemen naar een bekende voorganger uit de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Dat resulteerde in de Ds. E. du Marchie van Voorthuysenschool. Een hele mond vol.
Vrouwen maken een stuk minder kans om vernoemd te worden, zo blijkt uit de analyse. Slechts zeven reformatorische basisscholen (4 procent) zijn vernoemd naar een dame. De drie vrouwen wie de eer te beurt viel, hebben allemaal blauw bloed: koningin Juliana, Wilhelmina en Juliana van Stolberg (moeder van Willem van Oranje). Daarbij valt op dat recentere vrouwelijke leden van het koninklijk huis niet vernoemd zijn, zoals Beatrix, Máxima of Amalia. Sowieso is het koninklijk huis een belangrijke bron van vernoemingen. Zo’n twintig refobasisscholen dragen de naam van een koning(in), prins(es), graaf of stadhouder.
Wie de lijst met reformatorische basisscholen bekijkt, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat originaliteit niet de hoogste prioriteit heeft bij het kiezen van een naam. Zo prijkt de naam Eben-Haëzer op 21 scholen (bijna 15 procent) door het hele land. Hoewel de betekenis –tot hiertoe heeft de Heere ons geholpen– niets te wensen over laat, valt over de vindingrijkheid ervan te discussiëren. Ook Rehoboth (de Heere heeft ruimte gemaakt) is gewaardeerd; 12 scholen heten zo.
Voor 1800 hadden scholen helemaal geen namen, zegt John Exalto, onderwijshistoricus op de Rijksuniversiteit Groningen. „De dichtstbijzijnde school werd in principe door alle kinderen uit de omgeving bezocht, dus een naam was overbodig.” Begin negentiende eeuw ontstaat er door de schoolstrijd meer diversiteit in het onderwijs. „Protestants-christelijke scholen heten vanaf dan School met den Bijbel. Op het moment dat er in dorpen meerdere van zulke scholen ontstaan, komt de behoefte om zich te onderscheiden.”
Persoonsverheerlijking
Vanwege de Oranjegezindheid van veel protestanten, worden de scholen in die tijd vaak vernoemd naar leden van het koninklijk huis, zegt Exalto. Maar ook namen van voormannen die vochten voor de komst van christelijk onderwijs, zoals Groen van Prinsterer en Da Costa, zijn populair. „Op dat moment zijn het vooral nog mannen die binnen de breedte van het protestantisme gewaardeerd worden.” Tegenwoordig is er volgens Exalto juist sprake van een versmalling. „Scholen die vernoemd zijn naar Du Marchie van Voorthuysen, Kersten en Steenblok horen bij een specifieke kerkelijke stroming.”
Is dat vernoemen naar theologen geen persoonsverheerlijking? Exalto vindt van niet. „De persoon waarnaar de school is vernoemd, kan een toonbeeld zijn voor de kinderen en docenten. Hij of zij dient als identificatiefiguur.” Met het gemak waarmee theologen vernoemd worden heeft de onderwijskundige wel wat moeite. „Comrie heeft geen letter over het christelijk onderwijs geschreven. Toch is hij vernoemd. Kies dan voor een christelijke pedagoog of een theoloog uit het verdere verleden met aantoonbare interesse in het christelijk onderwijs, zoals Augustinus.”
Zelf was Exalto recent op een school die vernoemd was naar Titus Brandsma, een Nederlandse rooms-katholieke priester die omkwam in een concentratiekamp. „Dat was een hele bewuste keuze. De school zag in hem een voorbeeld. Docenten gingen met kinderen in gesprek over wie hij was en welke waarden hij uitdroeg.” De historicus erkent dat veel scholen echter verzuimen dat gesprek te voeren. „Kinderen hebben vaak geen idee wie degene was naar wie hun school is vernoemd.”
Dat veel scholen vernoemd zijn naar een Bijbelse uitdrukking, zoals Eben-Haëzer of Rehoboth, zegt volgens Exalto iets over de tijd waarin de scholen opgericht zijn. „Voor bijzonder onderwijs is echt gestreden. De loper werd allesbehalve uitgerold.” In de naam wordt de dankbaarheid richting God uitgedrukt. „Het zijn er nu alleen wel erg veel geworden”, zegt hij lachend.
Boemerang
Alles is beter dan een hele vage schoolnaam, vindt Exalto. „In het seculier onderwijs zie je dat steeds meer. Dan heet een school De Regenboog of De Boemerang. Dan heb ik toch liever een ds. G.H. Kerstenschool. Maar dat is een kwestie van smaak.” Ook in het reformatorisch onderwijs lijkt die trend volgens hem voet aan de grond te krijgen. Al hebben de namen wel nagenoeg altijd een christelijke connotatie, zoals De Wegwijzer of De Fontein. Bijbelse flora en fauna blijken ook een belangrijke inspiratiebron; akkers, zaaiers, olijfbomen, bornputten en mosterdzaadjes, ze komen allemaal voorbij.
Scholen die op zoek zijn naar een naam adviseert de historicus om eens in hun archief te duiken. „Ontdek wie veel betekend heeft voor de school en vernoem hem naar die persoon.” Ook breekt hij een lans voor het vernoemen van vrouwen. „Christelijke vrouwen hielden zich in het verleden minder zichtbaar bezig met het onderwijs dan mannen, maar speelden op de achtergrond een belangrijke rol. Denk aan Sara Nevius, Betsy van der Hoop of Anna Maria van Schurman. Mogelijkheden genoeg.”