Meerderheid partijen wil vrijheid onderwijs insnoeren
Als linkse en liberale partijen in de komende kabinetsperiode hun zin krijgen, gaat de vrijheid van onderwijs op de schop. Weg met het toelatingsbeleid, de identiteitsverklaringen en ruim baan voor homo-emancipatie en scherper toezicht op informeel onderwijs, waaronder zondagsscholen.
Er zijn politieke partijen die de vrijheid van onderwijs rigoureus willen afschaffen, bijvoorbeeld Volt. Een aantal partijen wil artikel 23 van de Grondwet grondig hervormen. Zo neemt de VVD, die vroeger altijd een uitgesproken voorstander was van de onderwijsvrijheid, nu vrij radicale standpunten in.
In de jaren negentig van de vorige eeuw droeg VVD-Kamerlid en onderwijswoordvoerder Clemens Cornielje een geplastificeerd kaartje met daarop artikel 23 bij zich in het borstzakje van zijn colbert. Dat gebeurt anno 2023 niet meer. De liberalen denken op dit thema in grote lijnen hetzelfde als de linkse partijen enkele decennia geleden.
Het denken bij de linkse partijen staat overigens ook niet stil. GroenLinks/PvdA wil niet alleen de vrijheid van scholen om leerlingen te weigeren die niet passen bij de grondslag van de school, de nek omdraaien; ook de vrijheid van scholen om leraren te benoemen die de identiteit van de school onderschrijven, moet eraan geloven. SP, Partij voor de Dieren en D66 tappen uit hetzelfde vaatje. Deze partijen pleiten in hun verkiezingsprogramma voor acceptatieplicht en voor afschaffing van identiteitsverklaringen.
Als scholen niet langer mogen bepalen welke leerlingen ze toelaten en welke leerkrachten ze benoemen, verdwijnen twee belangrijke pijlers die bepalend zijn voor de vrijheid van onderwijs, namelijk het toelatingsbeleid en het benoemingsbeleid.
Een andere belangrijke pijler is de vrijheid van scholen om zelf hun lesmethodes te kiezen. Die staat ook onder druk. Zo wil de VVD dat op scholen alleen nog maar „effectieve lesmethoden”gebruikt mogen worden. De Onderwijsinspectie moet daarop toezien. Ook andere partijen willen meer grip op de inhoud van het onderwijs.
De twee belangrijkste nieuwkomers, BBB van Caroline van der Plas en NSC van Pieter Omtzigt, wijden positievere woorden aan de vrijheid van onderwijs. Dat kan ook bijna niet anders, want de leiders van beide partijen zijn gepokt en gemazeld in het CDA.
Maar dat is niet het gehele verhaal. Er volgt nog een komma. Niet bij de BBB, maar wel bij NSC. En daaruit blijkt dat Omtzigt in de discussie over homo-emancipatie artikel 1 van de Grondwet, over het verbod op discriminatie, boven de klassieke grondrechten, waaronder dat van onderwijs, stelt. Dus net als de VVD.
Wonderlijk genoeg staat de PVV van Geert Wilders bijna op hetzelfde standpunt als het NSC. Het verschil met NSC is dat de PVV het islamitisch onderwijs wil verbieden; NSC spreekt zich hier niet over uit en is er ook niet voor om dat te verbieden.
Naast de BBB zijn er vijf partijen die in de komende regeerperiode niet willen morrelen aan de vrijheid van onderwijs. Dat zijn DENK, FVD, SGP, ChristenUnie en CDA. Bij DENK zijn veel moslims aangesloten en die hechten aan handhaving en uitbreiding van het islamitisch onderwijs. De christelijke partijen zijn van oudsher de hoeders van de vrijheid van onderwijs. De voorlopers van het CDA ontstonden rond 1900 uit de strijd voor gelijke bekostiging van het openbaar en het bijzonder onderwijs.
Kerkelijk jeugdwerk
Dit overzicht richt zich specifiek op een aantal belangrijke elementen die te maken hebben met artikel 23 over de vrijheid van onderwijs: het toelatingsbeleid, het benoemingsbeleid, de keuze voor lesmethodes en homo-emancipatie, maar er zijn meer deelonderwerpen die met de vrijheid van onderwijs te maken hebben en waarover politieke partijen zich uitspreken. Zo is er bijvoorbeeld ook een meerderheid van de politieke partijen die vindt dat er meer toezicht moet komen op informeel onderwijs zoals weekendscholen voor moslims en kerkelijk jeugdwerk. Ook de burgerschapseisen verdienen volgens veel partijen aanscherping.