Hoe is het om getrouwd te zijn met iemand die in haar jeugd is mishandeld en misbruikt? Het huwelijk van Coen en Femke de Hoog doorstond een loodzware crisis toen oude trauma’s opleefden. Hun ervaringen tekende het stel –onder pseudoniem– op in een boek.
Als er bij de familie De Hoog thuis een glas op de grond ketst en in scherven uiteen spat, gilt Femke het uit. En dan is ze weg. Even he-le-maal weg. Naar het moment dat ze als 16-jarig meisje in de keuken zat tussen het gebroken glas op de vloer. Het bloed aan haar handen, vader die op haar afstormde en een schop verkocht die een rib blijvend beschadigde.
In de minuut dat zij onbereikbaar ver weg is, praten Coen en de kinderen maar gewoon even door. Ze weten: dat dissociëren, zoals psychologen het noemen, is een direct gevolg van de posttraumatische stressstoornis (PTSS) die Femkes leven ruïneert. Ze moet ermee leven, zien te overleven, net als haar man en kinderen.
Coen begon er een paar jaar geleden over te schrijven „om overeind te blijven.” Sinds deze week ligt zijn verhaal in de boekhandel, onder de titel Eleison. Herschreven naar een andere setting en onder pseudoniem, dat wel. „We willen onze kinderen, en ook onszelf, beschermen”, legt Coen uit. Het gaat hem om de onderliggende patronen: de pijn en het verdriet, de schaamte en het zwijgen door omstanders, de eenzaamheid en het onbegrip van anderen.
De twee –veertigers– vertellen hun verhaal, omdat zij niet de enigen zijn die zo’n weg moeten gaan. Ze hopen dat hun ervaring anderen helpt om er beter mee om te gaan dan zijzelf. Of, zoals Coen het boek besluit: „Wanneer één dader verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden, één omstander besluit niet langer te zwijgen, of één overlever steun vindt in ons verhaal, is dit boek niet voor niets geschreven.”
Ruzie
De relatie tussen Femkes ouders is er een van wat zij zelf noemen „alles is bespreekbaar.” „Voor mij als kind was dat juist heel bedreigend”, vertelt ze. „Over letterlijk álles hadden ze ruzie.” Dat ging niet zachtzinnig: eens duwde haar vader zijn vrouw op de vluchtstrook langs de snelweg de auto uit.
„Je bent een rotkind”, kreeg Femke vaak te horen. „Weet je wat we doen? We sturen je naar een kostschool.” Zo gaat ze geloven dat er iets ernstig mis is met haarzelf.
Intussen loopt ze rond met blauwe billen en dijen. „Op zwemles vroeg de badmeester: „Wat is er met jou gebeurd? Zal ik je moeder bellen?” Waarop ik riep: „Nee, nee, nee!” En dan verzin je wat: „Ik ben uitgegleden.”” Op de middelbare school vertelde ze ooit wat aan een docent. „Als dat zo is, moet je uit huis geplaatst worden”, zei hij. Femke: „Dat wil je niet als kind. Thuis is alles wat je hebt, hè. Meteen zwakte ik het verhaal af.”
De buitenwereld ziet hen als een net, christelijk gezin. Ook in de kerk wordt de schijn opgehouden. Femkes vader is er ouderling.
Toch was er van alles mis. Kwam dat in jullie verkeringstijd al snel boven water?
Femke: „Het misbruik door mijn oudere broer speelde zich af tussen mijn negende en zestiende. Toen Coen en ik elkaar leerde kennen, was het al niet meer zo heftig als vroeger. Op mijn zeventiende ben ik voor het laatst geschopt. Ik ben toen een jaar naar het buitenland geweest. Daarna kwam ik weer thuis wonen en leerde ik Coen al snel kennen. We zijn jong getrouwd, ook als vlucht. Het emotionele geweld bleef altijd.”
Coen: „Bij mijn schoonfamilie werd ik al snel geconfronteerd met het narcistische systeem, zoals ik het maar noem. Een van de eerste scenes in het boek speelt zich af in een voorjaarsvakantie. We gingen met elkaar weg en ik kwam een paar minuten later dan afgesproken. Femke reageerde daar nogal gestrest op. In de auto hing een gespannen sfeer. Onderweg bleek moeder haar paspoort kwijt te zijn. Vader werd woedend en dat ontaardde in een enorme scheldkanonnade. In dodelijke stilte maakten we uiteindelijk rechtsomkeert. Thuis bleek het paspoort gewoon in de tas te zitten.”
In hoeverre durfden jullie als stel openlijk te spreken over de problemen thuis?
Femke: „Ik was heel open naar Coen. Tegelijk had ik geen idee welke impact het verleden had op wie ik was. Ik kon er heel mooi over praten – dat zeiden therapeuten ook. Maar er iets bij voelen en beseffen wat het aangericht heeft, dat is pas de laatste jaren gekomen.”
En de gevolgen van de gebeurtenissen, waren die al eerder merkbaar?
Coen: „Onze relatie had een hartstochtelijk en wervelend begin. Echt fantastisch. Toen Femkes moeder overleed, een paar maanden voor onze bruiloft, kregen we steeds vaker onduidelijke ruzies. Femke was emotioneel en instabiel. Zo raakte ze eens in paniek toen we een cadeau waren vergeten voor de verjaardag van vrienden. Ik haalde nog snel een fles wijn in de winkel. Toen ik terugkwam, stond de autodeur open. We stonden naast flats geparkeerd, dus ik rende naar boven, bang dat ze zichzelf iets aan zou doen. Uiteindelijk zag ik Femke verderop lopen. Ze hing een vaag verhaal op, alsof ze onder invloed was.”
Wanneer was het moment dat de trauma’s echt tot uiting kwamen?
Coen: „Toen haar broer, die haar misbruikt heeft, besloot om bij ons in de straat te gaan wonen. Alsof hij zo wilde bewijzen dat het verleden voorbij was, zo voelde het.”
Femke: „Coen wilde al langer geen contact meer met mijn broer. Toen de koop van de woning rond was, ontplofte er een bom tussen ons. Coen zei: Of je kiest voor mij of je neemt afstand van je familie. Dat laatste deed ik, uit pure zelfbescherming. Toen ontdekte ik pas hoe ziek het systeem is waar ik uit kom. En toen ik dat eenmaal onderkende, waren ook de trauma’s niet meer te houden.”
Coen: „Een trauma kan tientallen jaren verborgen blijven voordat die eruit komt. Het is als een ballon die je onder water duwt. Hoe sterker de ballon, hoe harder je moet duwen. Met de koop van het huis, schoot de ballon naar boven. Voor ons vielen de puzzelstukjes toen ook op z’n plek.”
Wat deed dat met jullie relatie?
Femke: „Altijd had ik geroepen dat mijn gedrag de schuld van Coen was. Ik had zo’n lastige man. Toen ik me eindelijk bewust van mijn ellende werd, zag ik wat ik mijn man, mijn gezin, had aangedaan.”
Coen: „Ik was emotioneel op, had veel last van mijn rug, was oververmoeid. In het boek beschrijf ik hoe ik loop te vloeken, schelden, tieren. Ik heb gevochten met God: hoe kan dit? Ik geloof dat ik dicht bij de dood ben geweest, zo zwaar was het.”
Femke: „Coen heeft zich meermaals zorgen gemaakt omdat hij dacht dat ik een einde aan mijn leven zou maken.”
Coen: „Ze schreef ook afscheidsbriefjes en dissocieerde regelmatig.”
Femke: „Bij tijdsdruk werd ik al boos en gaf ik hem de schuld. Want als je te laat komt, heb je een probleem, dan word je geslagen. Als er rommel lag, werd ik panisch. Rommel in huis staat voor mij gelijk aan doodsangst. Moet je je voorstellen, in een gezin met jonge kinderen.”
Welke tips hebben jullie voor stellen die min of meer in hetzelfde schuitje zitten?
Femke: „Ik heb veel gehad aan contextuele therapie vanuit een christelijke visie. Die therapie kijkt naar alle aspecten van het leven.”
Coen: „Als partner moet je ook een zekere afstand nemen. Ga niet de therapeut spelen.”
Femke: „Je kunt de ander niet gelukkig maken, wel bijdragen aan iemands geluk. Ik denk dat wij de fout gemaakt hebben door Coen in de reddersrol te duwen. Maar bij trauma’s heb je echt professionele hulp nodig. Ik ben chronisch depressief, maar zeg nu niet meer tegen Coen: Ik ben zo ongelukkig, jij moet dit of dat anders doen. Hij luistert alleen en zegt: „Wat naar voor je.””
Coen: „Vertel ook niet aan iedereen wat er is gebeurd. Alleen aan mensen die je blind vertrouwt, die niet schrikken als je heftige dingen vertelt.”
Jullie ervoeren weinig steun van de omgeving.
Coen: „Omdat de positie van de dader en het slachtoffer al snel worden omgedraaid. Niet de broer of de vader, maar ik kreeg advies om hulp te zoeken, want waar komt die houding tegenover Femkes familie vandaan?
Onder christenen leeft sterk het idee dat God je leven wel zal veranderen. Als problemen niet opgelost worden, heb jij het dus gedaan. Dan is je geloof niet groot genoeg, blijf je in zonden leven of heb je een persoonlijkheidsstoornis.”
Femke: „Mensen vinden het moeilijk dat niet alle pijn in het leven weg te bidden is. Ik leer steeds beter omgaan met de trauma’s, maar ze gaan nooit meer weg. Dat lijkt onverdraagzaam in de christelijke wereld. Blijkbaar is het te confronterend dat God dit soort dingen toelaat.”
Coen: „We leven in een maakbare maatschappij. Mensen vroegen ons: „Waarom blijven jullie nog bij elkaar?” Of ze zeiden: „Je kunt wel PTSS hebben, maar je moet op den duur ook stoppen met het verleden de schuld geven.” Het boek eindigt met een hartstochtelijk pleidooi voor ruimte voor pijn. Ruimte dat er ook dingen mis mogen zijn.”
Femke: „Mensen waren soms oprecht met ons begaan, diep geraakt door wat ons overkwam. Te diep eigenlijk, want ze wilden het wel oplossen. Lief bedoeld, maar we hadden daar niks aan. Dan kregen we te horen: „Je hebt het al zo lang geprobeerd bij deze therapeut, ga toch naar een ander.” Weet je hoeveel tijd het kost voordat je een vertrouwensband met zo’n hulpverlener hebt opgebouwd? Als wij zo’n advies afsloegen, konden mensen heel boos worden en zelfs het contact verbreken.”
Wat is jullie boodschap aan christenen die iets willen betekenen voor mensen als jullie?
Femke: „Doe net als de vrienden van Job eerst deden: er zijn, luisteren, zwijgen. Als zij op een gegeven moment hun mond opentrekken en met adviezen komen, gaat het mis. Hoor iemand aan in stilte, zonder oordeel of ongevraagd advies.”
Coen en Femke de Hoog vertellen hun verhaal, zowel in het boek als in de krant, onder pseudoniem. Hun echte namen zijn bij de redactie bekend.
Eleison. Onze ontworsteling uit een destructief familiesysteem, Coen de Hoog; uitg. Plateau; 232 blz.; € 19,99