Waarom filosofieles juist op het vmbo onmisbaar is
Vmbo en filosofie. Het lijkt een vreemde combinatie. Maar dat is het niet, vindt filosoof Eva-Anne le Coultre. „Nergens is filosofie zo nuttig en nodig als daar.”
Vmbo’ers zijn doeners. En dus hoeven ze op school niet te leren denken, maar gaat alle aandacht uit naar het leren doen. Bij die gedachte gaat het veel te vaak mis in het onderwijs, signaleert Le Coultre. „Alsof een kapper, lasser of verpleegkundige niet hoeft na te denken. Dat is onzin. Ook in die beroepen heb je volop te maken met morele dilemma’s, waarop geen pasklaar antwoord is.”
Moeiteloos somt de vakdidacticus filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) er een aantal op. Want wat doe je als verpleegkundige als er bezuinigd moet worden in de zorg? Kies je er dan voor om mensen minder vaak te wassen? Of schiet het koffiedrinken er voortaan bij in? En maak je als kapper de keuze voor dure, maar wel milieuvriendelijke haarproducten? Of ga je voor goedkopere haarlak en shampoo die de leefomgeving ernstig vervuilen?
Le Coultre wil er maar mee zeggen: werken gaat niet zonder denken. En dus is het volgens haar belangrijk dat niet enkel vwo’ers, maar ook vmbo’ers leren zich te buigen over morele kwesties en zich in te leven in verschillende soorten mensen.
En juist dat gebeurt bij filosofie, weet de Groningse filosofe uit eigen ervaring. Zelf gaf ze jarenlang „met heel veel plezier” het vak op een middelbare school – aan vwo’ers. „Vooral gedachte-experimenten vond ik boeiend. Ik vroeg de leerlingen bijvoorbeeld: Wat zou je doen als je ziet dat een kind verdrinkt? Zou je het dan redden, ook als dat betekent dat je smartphone door waterschade onbruikbaar wordt? Dergelijke wat-alssituaties leverden interessante gesprekken op over allerlei ethische kwesties.”
Vrijheid
Filosofielessen zetten scholieren aan tot nadenken op een manier zoals bij andere schoolvakken niet gebeurt. „Bij filosofie zijn er namelijk geen eenduidige antwoorden”, legt de vakdidacticus uit. „Het gaat er in die lessen vooral om dat een leerling leert antwoord te geven op filosofische vragen, op zoek durft gaan naar andere perspectieven en zijn mening beargumenteerd leert verwoorden.”
Dat zijn vaardigheden die ook voor vmbo’ers belangrijk zijn, vindt Le Coultre, die afgelopen juli promoveerde op de vraag hoe filosofiedocenten hun leerlingen aanzetten tot zelfstandig denken. „We doen onze scholieren die een praktijkgerichte route volgen dus tekort door dit vak niet aan te bieden op hun onderwijsniveau.”
De filosofe rondde afgelopen schooljaar een pilot af rond filosofie op twee Groningse vmbo-scholen: in Appingedam en Winsum. Ze koppelde filosofiedocenten aan vmbo-docenten en liet de duo’s lessen voor het vmbo ontwerpen over het thema vrijheid. „Best een breed en abstract onderwerp”, erkent Le Coultre. De docentenduo’s op de twee Groningse scholen brachten het thema dicht bij de belevingswereld van leerlingen door hun te vragen of iedereen kinderen zou mogen krijgen. Het dilemma maakte de tongen van de tieners los, merkte de RUG-docente. Het gros van de vmbo’ers kende namelijk echtparen die er niet zo goed in slaagden kinderen op te voeden; bijvoorbeeld omdat een van de ouders drankverslaafd was.
„Veel leerlingen denken aanvankelijk: vrijheid is goed. Iedereen moet vrij zijn om eigen keuzes te maken en het leven in te richten op de manier zoals hij dat wil”, zegt Le Coultre. „Maar als docenten dan een dergelijke casus bespreken, zie je dat scholieren ontdekken dat de werkelijkheid vaak genuanceerder en ingewikkelder is. En dan kom je met elkaar in zo’n les misschien wel tot de conclusie dat totale vrijheid niet in alle gevallen een goede zaak is.”
Vooroordelen
Het inhoudelijke gesprek over vrijheid dat zich tussen de Groningse scholieren ontspon, bevestigde voor Le Coultre dat vmbo’ers wel degelijk in staat zijn een inhoudelijke en zinnige discussie te voeren over een vrij abstract thema. „Vmbo’ers zíjn niet dom”, benadrukt de Groningse filosofe. „We dénken als samenleving alleen veel te vaak dat ze dat zijn. Er leven te veel vooroordelen over wat deze scholieren wel of niet zouden kunnen.”
Het onderwijs daagt vmbo’ers te weinig uit om zich een visie te vormen over allerlei maatschappelijke en morele kwesties, vindt Le Coultre. De lessen filosofie op de Groningse scholen illustreerden dat. „Als een van de docenten vroeg: „Maar wat denk jíj hiervan?” wisten vmbo’ers dat vaak niet goed. Ze waren het totaal niet gewend om zelf een mening te vormen en die ook te beargumenteren. Dat wordt nooit van ons gevraagd, zeiden de scholieren dan.”
Zorgelijk, vindt Le Coultre. Want het lijkt volgens haar op die manier alsof denken enkel belangrijk is voor de elite en niet voor leerlingen die een praktijkgerichte opleidingsrichting volgen. „Maar het onderwijs moet álle scholieren vormen tot autonome volwassenen, die zelf nadenken, zelf argumenteren en zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun handelen. Dat geldt voor de vmbo’ers net zo goed als voor de vwo’ers.”
Klussen
Het huidige onderwijssysteem gaat volgens de filosofe nog te veel uit van de scheiding tussen denken en doen: de vwo’ers zijn de denkers, de vmbo’ers zijn de doeners. En dus wordt het type onderwijs aangepast op datgene wat aansluit bij wat de scholier goed zou kunnen. Een vmbo’er leert dus niet filosoferen en debatteren – want dat is voor de denkers. En een vwo’er leert niet koken en klussen – want daar liggen de talenten van de doeners.
Het is een constatering die haar zorgen baart. Voor beide groepen. „Voor de denkers omdat ze als volwassen mensen bijvoorbeeld nog geen band kunnen plakken en over het algemeen niet hebben leren praten over hun emoties.” Voor de doeners bestaat het risico dat ze verharden in hun standpunten, constateert Le Coultre. „Op het vmbo zitten meer leerlingen die van huis uit niet hebben geleerd hoe ze een eigen, genuanceerde mening kunnen vormen. Daardoor is het nog belangrijker om hen op school te stimuleren breder over zaken te denken.”
Vleermuis
Filosofie zou daarom een uitstekende toevoeging zijn aan het onderwijsprogramma van de praktische studierichtingen, concludeert Le Coultre. Niet het minst omdat leerlingen bij dat vak leren dat hun eigen perspectief niet het enig juiste is. Toen ze zelf nog lesgaf op een middelbare school, wierp ze eens de vraag op hoe een vlieg of vleermuis het klaslokaal zou beschrijven. „Aanvankelijk denken leerlingen bij zo’n vraag dan vaak: wat een zweverig gedoe. Begrijpelijk. Maar een dergelijk gedachte-experiment leert scholieren wel inzien dat hun eigen perspectief niet het enige is.”
En het is essentieel dat scholieren zich dat realiseren. Want dat inzicht is belangrijk om als goede burger te functioneren in de maatschappij, vindt de Groningse vakdidacticus. Ze verwijst onder meer naar de boerenprotesten en de oorlog in Israël – thema’s waarbij polarisatie optreedt in de samenleving. Dat gebeurt onder meer omdat mensen hun eigen perspectief als het enig juiste zien, constateert Le Coultre. „Maar als je op een evenwichtige manier naar dergelijke zaken wilt kijken, moet je jezelf ervan bewust zijn dat de zienswijze van anderen ook relevant en waar kan zijn. Pas als je dat doorhebt, kun je op een goede en volwassen manier het gesprek over dergelijke thema’s voeren.”