Gouden jubileum voor twee refoscholen; „Voor leerlingen bestaat de bubbel niet meer”
Bubbels bestaan niet meer, leerlingen moeten kritischer bevraagd worden en reformatorische onderwijsinstellingen worden interessant voor nieuwe doelgroepen, constateren Gomarusbestuurder Chris Flikweert en VLC-bestuurslid Gert van Leeuwen bij het gouden jubileum van ‘hun’ scholen.
Ze maken zich zorgen over de ontlezing, het lerarentekort en de aantrekkingskracht van de seculiere maatschappij op jongeren. Maar als Chris Flikweert en Gert van Leeuwen terugblikken op 50 jaar Gomarus en Van Lodenstein College, overheerst dankbaarheid. Flikweert: „Het spookte de afgelopen jaren weleens door mijn hoofd: wat als de onderwijsvrijheid verder wordt uitgehold? Wat als er bijvoorbeeld een acceptatieplicht komt? Het stemt tot verwondering en beschaming dat er van al die wat-als’en niets terecht is gekomen.”
De beide bestuurders ontmoeten elkaar op een woensdagmiddag in oktober in het voormalig rooms-katholieke jongensinternaat St. Louis. Het is het gebouw waar het Van Lodenstein College in 1974 de eerste lessen gaf. Nu, vijftig jaar later, biedt het VLC onderwijs aan 4000 leerlingen, verspreid over vijf locaties.
De Gomarus Scholengemeenschap is qua omvang een stuk bescheidener. In de woorden van Flikweert: een dwerg onder de reuzen. De school startte in 1974 als mavo, maar breidde het onderwijsaanbod in de decennia daarna steeds verder uit. Inmiddels volgen ruim 1800 scholieren lessen aan de Gomarus, zo’n 1300 in Gorinchem, pakweg 500 in Zaltbommel.
De opening van die locatie in de Bommelerwaard, in 2018, vormt voor Flikweert „zonder twijfel” een hoogtepunt van de afgelopen halve eeuw. „In 2011 deden we al een eerste poging om daar een nevenvestiging te realiseren. Toen kregen we dat financieel niet rond. Zes jaar geleden lukte het wel. Daardoor kreeg de Bommelerwaard voor het eerst een reformatorische middelbare school.”
Het reformatorisch onderwijs wist zich de afgelopen halve eeuw stevig te verankeren, concluderen Flikweert en Van Leeuwen. „Inmiddels hebben de zes reformatorische scholengemeenschappen bijna 30 locaties, verspreid over heel Nederland. Binnen de Biblebelt kan bijna iedere leerling dicht bij huis reformatorisch onderwijs volgen. Dat vind ik een mooie ontwikkeling.”
De keerzijde daarvan is dat het reformatorisch onderwijs soms wat al te vanzelfsprekend is geworden, merkt het duo. Hoewel beide bestuurders constateren dat de loyaliteit richting de ‘eigen’ scholen groot is, brandt het vuur van het eerste uur vijftig jaar na oprichting niet meer zo hevig. „Dat is enerzijds logisch; we zitten immers niet meer in de beginfase waarin we reformatorisch onderwijs moesten bevechten,” nuanceert Van Leeuwen. „Toch hoor ik soms dat ouders voor een andere school kiezen, bijvoorbeeld omdat die dichterbij is of een breder onderwijsaanbod heeft. Dan vraag ik me weleens af: hoeveel is het reformatorisch onderwijs ons eigenlijk nog waard?”
Tegelijkertijd wil hij ervoor waken een somber verhaal op te hangen. „Dat is niet terecht. Ik merk gelukkig dat de betrokkenheid groot is.” Flikweert: „Eens. Het overgrote deel van de ouders kiest bewust voor reformatorisch onderwijs. En opvallend genoeg zie ik de laatste jaren ook een omgekeerde beweging; we worden als reformatorische scholengemeenschap steeds interessanter voor een breder publiek.”
„Behoudende christelijke ouders zien toenemende acceptatie binnen algemeen christelijk onderwijs rond lhbti en gender met zorg aan en kloppen aan bij het reformatorische onderwijs” - Gert van Leeuwen, bestuurslid Van Lodenstein College
Wat bedoelt u daarmee?
Flikweert: „Wat de Gomarus betreft: het komt vaker voor dat ouders van buiten onze achterban hun kind bij ons aanmelden. Dat komt vooral doordat we een ruim aanbod aan zorg hebben.”
Van Leeuwen: „Ik herken dit ook. Als ouders hun kind op het VLC willen plaatsen, vragen wij ze onder meer een identiteitsformulier in te vullen. Als blijkt dat een leerling buiten de breedte van de school valt, nemen we die niet aan. Ouders kunnen dan wel in gesprek met ons over die afwijzing. De afgelopen jaren zien we het aantal van zulke gesprekken toenemen, hoewel het niet om grote aantallen gaat. Die aanmeldingen hebben overigens niet alleen te maken met de kwaliteit van het onderwijs of de leerlingzorg, maar ook met het feit dat het algemeen christelijk onderwijs in de regio soms keuzes maakt die hun oorspronkelijke doelgroep van zich vervreemdt.”
Op wat voor soort keuzes doelt u dan?
Van Leeuwen: „Dan denk ik vooral aan de houding van zulke scholen ten opzichte van lhbti- en genderkwesties. Behoudende christelijke ouders –die niet bij een van de zes reformatorische kerken horen– zien de toenemende acceptatie op dit gebied met zorg aan. Soms kloppen deze ouders bij ons aan en zeggen: We hebben misschien een andere visie op het genadeverbond, maar we willen onze kinderen toch graag op een reformatorische school inschrijven.”
Flikweert: „Dit gaat soms zelfs verder; er zijn aanmeldingen geweest van moslimgezinnen die hun kinderen vanwege de waarden en levensstijl graag op onze school zouden willen plaatsen.”
Hoe gaat uw school om met dergelijke toelatingsvragen?
Flikweert: „Ik gun elke leerling een plek op onze school. Maar je moet wel trouw blijven aan je eigen identiteit. Die is breed, maar als mensen bijvoorbeeld geen enkele kerkelijke binding hebben, moet je eerlijk vaststellen dat er op dat vlak geen aansluiting is.”
Van Leeuwen: „Ik wil voorzichtig zijn met wat ik zeg. Want anders zou ik de deuren misschien verder openen dan verantwoord is. Maar we hebben enkele leerlingen toegelaten, na intensieve gesprekken waarin ouders sterk gemotiveerd uitlegden waarom ze voor onze school kozen. In uitzonderlijke gevallen is dat mogelijk. En ik moet zeggen, het zijn vaak voorbeeldige leerlingen.”
Welke thema’s leveren anno 2024 aan de bestuurstafels kopzorgen op?
Van Leeuwen: „De leerlingenzorg. Er speelt zo ontzettend veel problematiek onder scholieren. Jaren geleden was de teneur binnen het onderwijs: op school geven we les, en de rest gebeurt buiten de schoolmuren. Dat is nu niet meer voor te stellen. We bieden op school ontzettend veel hulp en begeleiding. Maar al die zorgvragen kosten veel geld. En we lopen tegen de grenzen aan van wat mogelijk is.”
Flikweert: „Daarnaast blijft het lerarentekort zorgen baren. Hoe trekken we mensen aan die onze jongeren kunnen voorbereiden op hun leven als christenen in deze maatschappij?”
Van Leeuwen: „Op het VLC lopen relatief gezien veel pensionado’s rond. Soms neem ik afscheid van een docent en zie ik die drie weken laten alweer op school invallen. Die loyaliteit is op zich mooi. Maar eigenlijk zou je natuurlijk liever voldoende mensen in vaste dienst hebben.”
„Wat doe je als de enige sollicitant niet binnen de kaders van het benoemingsbeleid past?” - Chris Flikweert, bestuurder Gomarus Scholengemeenschap
Reformatorische scholen vissen in de vijver van de reformatorische kerken. Er zou een moment kunnen komen dat het door krapte haast onvermijdelijk is mensen van daarbuiten aan te nemen. In hoeverre wordt het gesprek daarover op school gevoerd?
Flikweert: „Dat is niet denkbeeldig inderdaad. Deze discussie speelt ook binnen onze school. Wat doe je als de enige sollicitant niet binnen de kaders van het benoemingsbeleid past? Neem je diegene aan, of accepteer je dat een vak misschien niet meer kan worden gegeven? Dat is een moeilijke afweging. Tegelijkertijd: principes mogen iets kosten. We proberen geen concessies te doen aan ons benoemingsbeleid.”
Proberen? Dat lukt niet altijd?
Flikweert: „We nemen geen mensen in vaste dienst die niet passen binnen de grondslag van de school. In geval van nood schakelen we soms een extern bureau in, bijvoorbeeld voor examentrainingen. Om dat te voorkomen, moedigen we onze docenten aan om een dubbele bevoegdheid te behalen, zodat ze meerdere vakken kunnen geven.”
Van Leeuwen: „Op het Hoornbeeck College –dat onder hetzelfde bestuur valt als het VLC– experimenteren we ook met andere vormen van onderwijs, zoals het zogeheten blended learning, een mix van verschillende leervormen. Zo bieden we bepaalde lessen digitaal aan, zodat meer studenten tegelijk dezelfde les kunnen volgen. Dat willen we ook op het VLC gaan doen.
Persoonlijk vind ik dat we geen concessies mogen doen aan het benoemingsbeleid, ook niet uit pragmatisme. Dit beleid is daarvoor te fundamenteel. En als we zelf van onze normen afwijken, kunnen we het belang ervan aan de buitenwereld ook niet meer uitleggen.”
De maatschappij ontwikkelde zich de afgelopen vijftig jaar van een verzuilde naar een geseculariseerde, open maatschappij. Wat betekent dat voor de manier waarop een reformatorische school haar leerlingen vormt?
Flikweert: „Docenten hoeven –anders dan vroeger– scholieren niet meer te vertellen wat er in de wereld speelt. Het is een illusie te denken dat er voor hen nog zoiets als de reformatorische bubbel bestaat. Via hun bijbaantje en telefoon staan ze volop in verbinding met de samenleving. Mijns inziens heeft de reformatorische school de taak binnen die context leerlingen te laten wortelen in Gods Woord. Dat is nodig, juist om weerstand te bieden tegen alles wat ze online zien en via leeftijdsgenoten horen.
Van Leeuwen: „Reformatorische scholen moeten inzetten op verdieping. Scholieren lezen niet meer of bijna niet meer. En daardoor ligt oppervlakkigheid op de loer, en een cultuur waarbij het gevoel bepalend wordt: het voelt goed, dus het is goed. Dé taak voor docenten is dan steeds weer om te vragen: wat zegt Gods Woord hierover?”
„Het is een illusie te denken dat er voor scholieren nog zoiets als de reformatorische bubbel bestaat” - Chris Flikweert, bestuurder Gomarus scholengemeenschap
Een reformatorische school is geen gesloten bastion, maar een vluchtheuvel. Het is niet ons doel leerlingen op te leiden tot het staan in eigen kring. Nee, we bereiden hen voor op het staan in de samenleving.”
Daar hoort contact met die maatschappij dus bij. Moeten reformatorische scholen op dat vlak niet een tandje bijzetten?
Van Leeuwen: „Er gebeurt al veel op dit punt. Uitwisselingen, themadagen, bezoek van een moslim in de klas bijvoorbeeld. Daarnaast lopen veel leerlingen stage bij seculiere bedrijven.”
Flikweert: „Ik denk niet zozeer dat we als school meer van dit soort projecten op poten moeten zetten – juist omdat leerlingen echt heel goed weten wat er in de maatschappij speelt. Het mooie van de reformatorische school is juist dat docenten daar de leerlingen kunnen laten wortelen in de eigen identiteit, om zo weerstand te bieden tegen alles wat er vanuit de maatschappij op onze leerlingen afkomt.”
Is voor worteling juist niet confrontatie nodig?
Flikweert: „Zeker. Ik wil absoluut niet beweren dat leerlingen op school alleen maar bevestigd moeten worden in wat ze thuis en in de kerk horen. Hoe ouder leerlingen worden, hoe meer tegenwicht je kunt bieden. In deze tijd is het vooral belangrijk dat er op school ruimte is voor vragen. Scholieren zetten overal vraagtekens bij. Ze worstelen bijvoorbeeld met het vraagstuk van schepping versus evolutie.”
Van Leeuwen: „Maar ook dichter bij huis: als prof. Arnold Huijgen een publicatie over de hel uitbrengt, stellen leerlingen daar in de klas vragen over. Het is cruciaal daar ruimte voor te bieden. Vroeger gaven we te snel het antwoord: „zo zit het”, en kapten we discussies te vroeg af.
„De vragen waarmee Franca Treur te maken kreeg, komen ook op onze leerlingen af” - Gert van Leeuwen, bestuurslid Van Lodenstein College
Vragen stellen is nodig om te verinnerlijken. Chris, we kennen allebei voorbeelden van leerlingen die in uiterlijke zin voorbeeldig waren. Nette scholieren, niet kritisch, niet lastig. Maar ze namen vrij snel afscheid van het christelijk geloof, want dat was nooit verinnerlijkt.
Recent nodigden we Franca Treur uit op het VLC voor een gesprek met bestuur en directie. Zij blikte terug op haar studententijd en deelde waarom ze afscheid nam van het christelijk geloof. Dat zouden we een paar jaar geleden niet gedaan hebben. Maar de vragen waarmee zij te maken kreeg, zullen ook op onze leerlingen afkomen. En dus heeft de reformatorische school de taak leerlingen daarop voor te bereiden.”