Een bedwants ziet er onder een microscoop eigenlijk best vriendelijk uit. Microbenmuseum Artis-Micropia in Amsterdam maakt de wonderlijke wereld van de micro-organismen zichtbaar. „Vies? Het is juist goed dat ze er zijn.”
De deuren van de lift gaan dicht, binnen is het donker. De reis naar het hart van Artis-Micropia begint. Op het plafond verschijnen beelden van microben; steeds verder zoomt de camera in zodat de bezoeker het gevoel krijgt dat hij wordt opgenomen in een geheimzinnig wereld vol onbekende levensvormen. „Hoe beter je kijkt, hoe meer je ziet”, klinkt een warme mannenstem.
Ook in Micropia zelf is het licht gedempt. „In het donker stel je je meer open voor wat er allemaal is te zien”, licht Artis-microbioloog Nele de Klerk toe bij het begin van een rondleiding door het museum. Om meteen duidelijk te maken waar het in Micropia om draait opent de tentoonstelling met een groot overzicht van de levensvormen op aarde, een boom van het leven. „Wat we om ons heen zien aan bomen, planten, vogels en andere dieren is maar een heel klein deel van alle organismen die er zijn”, vertelt De Klerk. „Twee derde van het leven op aarde bestaat uit micro-organismen en is niet te zien zonder microscoop.”
Ze zijn klein, maar met heel veel. Met het blote oog kun je bacteriën, schimmels en virussen niet zien. Op de punt van een naald passen bijvoorbeeld al meer dan 1 miljoen bacteriën.
Maar ze zijn ook dichtbij. Wie in Micropia een bodyscan laat maken ontdekt dat volwassen mensen wel 100.000 miljard bacteriën, schimmels en andere micro-organismen bij zich dragen – tien keer meer dan al hun lichaamscellen bij elkaar. Veeg je die op een hoop, dan kom je op een gewicht van zo’n 1,5 kilo.
En pas op: microben zijn niet eenkennig. Tijdens een zoen kunnen verliefde stelletjes zomaar –afhankelijk van de intensiteit van de zoen– 80 miljoen bacteriën uitwisselen. Mensen die dat durven, kunnen in het museum een heuse kiss-o-meter uitproberen om dat uit eigen ervaring vast te stellen. Erg is die kruisbestuiving trouwens niet, want microben zijn gezond. Een grotere biodiversiteit aan bacteriën in de mond zorgt voor een betere weerstand en helpt vrouwen tijdens een zwangerschap tegen infecties.
Extreme plekken
Micro-organismen zijn overal op aarde te vinden, vertelt De Klerk. „Op allerlei extreme plekken worden ze ontdekt: op de oceaanbodem, in vulkanen en tot wel 7 kilometer diep in de grond.”
Zonder deze minuscule wezentjes zou er geen leven op aarde mogelijk zijn, stelt De Klerk. „Micro-organismen hebben een slechte naam, maar ze zijn in de meeste gevallen heel nuttig. Schimmels zijn bijvoorbeeld enorm goede recyclers. Ze ruimen de natuur niet alleen netjes op, maar ze zorgen er ook voor dat planten weer voedingsstoffen krijgen. Sommige eten zelfs plastic afval of olie. En met de inzet van goede bacteriën kun je ervoor zorgen dat de schadelijke soorten geen kans krijgen. In Artis-Micropia proberen we het imago van de micro-organismen op te poetsen. Het is goed dat ze er zijn. Als ze tenminste op de juiste plek zitten; de E. colibacterie –beter bekend als de poepbacterie– doet nuttig werk in de darmen, maar je wilt hem daarbuiten niet tegenkomen.”
Alle leeftijden
Microscopen zijn er genoeg in Micropia. Overal staan ze opgesteld, zodat de bezoekers allerlei micro-organismen goed kunnen bekijken. Het beeld wordt steeds ook geprojecteerd op een scherm naast de microscoop. Zo is bijvoorbeeld te zien hoe de ”hongerige slijmzwam” in een doolhof moeiteloos de route naar voedsel vindt. Plekken waar hij al is geweest onthoudt hij.
Via dat scherm wordt desgewenst meer informatie gegeven over wat er onder de microscoop is te zien. De Klerk: „Op deze manier is de opstelling voor alle leeftijden interessant. Ook wie zich grondig wil verdiepen in een soort, komt aan zijn trekken.”
Het museum, dat onderdeel is van Artis, vertelt allerlei bijzondere verhalen. Dat van het beerdiertje bijvoorbeeld. Het beestje heeft acht pootjes, ogen, zenuwen, spieren en een bek met een snuitje. Hij kan bijna dertig jaar in extreme omstandigheden overleven door zich in een soort slaapstand te brengen. „Hij zet zich dan gewoon een tijd op pauze”, vertelt De Klerk. „Hij verschrompelt tot een klein tonnetje dat nog maar 3 procent water bevat. Vanuit die toestand kan hij zelfs na dertig jaar weer ontwaken, terwijl hij normaal gesproken maar enkele maanden oud wordt. Zodra de omgeving dat toelaat, komt hij weer tot leven. Een paar waterdruppels zijn genoeg.”
In de ruimte
Het diertje is overal te vinden. Op dakpannen die met een beetje mos zijn bedekt, maar ook op hoge bergen en in diepe oceanen. In 2007 werd een aantal beerdiertjes met een raket de ruimte in geschoten. Na tien dagen onbeschermd buiten de dampkring te hebben verkeerd, keerden sommige diertjes levend terug. Ze hadden extreme kou, vacuüm en hoge kosmische en uv-stralingen overleefd. Een enorme vergroting van het beerdiertje –met een hoge aaibaarheidsfactor– pronkt in het museum.
Bijzonder zijn ook de parasolmieren. Dat zijn zelf geen micro-organismen, maar ze leven wel samen met schimmels die suikerwater maken waaraan de mieren en hun larven zich tegoed kunnen doen. Deze schimmels zorgen er ook voor dat ziekmakende microben geen kans krijgen bij de mieren. Op hun beurt zorgen de parasolmieren dat de schimmels een papje van bladermoes krijgen om op te eten.
In de opstelling in het museum is te zien dat de mieren druk in de weer zijn met het verslepen van stukjes blad die ze vervolgens tot pulp kauwen. „Zo helpen de mieren en de schimmels elkaar om te overleven”, zegt De Klerk.
En wat te denken van de lantaarnvis, die gebruikmaakt van lichtgevende bacteriën rond de ogen? Al knipperend lokken ze prooien, trekken ze een partner aan, brengen ze roofdieren in verwarring en kunnen ze zelfs in het pikdonker in scholen zwemmen.
Laboratorium
Af en toe loopt er iemand in een witte jas door het museum. Op de eerste verdieping is een laboratorium ingericht waar hard wordt gewerkt. Hier worden alle microben die in het museum te zien zijn gekweekt; door een grote glaswand kunnen de museumbezoekers naar binnen kijken. „De grootste organismen die te zien zijn mogen ’s avonds naar huis”, grapt De Klerk.
Een paar keer per dag komt een laborant naar buiten om in tien minuten allerlei wetenswaardigheden over micro-organismen te vertellen. De ”Microbe van de maand”, die bij het laboratorium in het zonnetje wordt gezet, krijgt dan ook aandacht.
Op de begane grond van Micropia wordt uitleg gegeven over de praktische toepassingen van micro-organismen. „Microben kunnen medicijnen, zoals antibiotica, maken”, zegt De Klerk. „Ze worden ook ingezet bij de voedselproductie. Denk maar aan het gistproces bij de vervaardiging van bier of yoghurt. Micro-organismen kunnen ook zorgen voor biobrandstof. Met slimme schimmels halen we energie uit plantaardig restafval. Microben vormen de basis van het leven en zijn de motor van de toekomst.”
Ook altijd leuk om te bekijken: hoe ziet een portie friet er na een jaar of acht uit als je niets doet?
Natuurlijk besteedt het museum ook aandacht aan schadelijke virussen, zoals het coronavirus. „Virussen zijn gemiddeld duizend keer kleiner dan een bacterie”, zegt De Klerk. „Ze bestaan niet uit cellen, hebben geen eigen stofwisseling en gebruiken een levende cel als gastheer om zich voort te planten. Ze kunnen voor allerlei ziekten zorgen, zoals verkoudheid of griep.”
Schoonheid
Toch hebben zelfs virussen een wonderlijke schoonheid. Kunstenaar Luke Jerram maakte speciaal voor Micropia een prachtig glasmodel van het ebolavirus. En op een gigascherm wordt met een sterke camera steeds verder ingezoomd op het ebolavirus, tot een vergroting van wel 6 miljoen keer. Het is een fascinerende reis door een kleurrijke wereld, die zich steeds verder ontvouwt, maar zijn geheimen nog lang niet allemaal prijsgeeft.
„Als je de wereld van héél dichtbij bekijkt, gaat er een nieuwe voor je open”, is een slogan van het museum. „Mooier en bijzonderder dan je je ooit hebt kunnen voorstellen.”