Onderzoeker Jan Noorlandt: Geboortekaartjes zijn spiegel van de tijd
Ontkerkelijking, individualisering, maakbaarheidsdenken, meer ruimte voor frivoliteit en authenticiteit – het zijn allemaal sociologische ontwikkelingen die onderzoeker Jan Noorlandt ontwaart in de woorden die gebruikt worden op geboortekaartjes.
Op de eettafel in de woonkamer van zijn huis in Rhenen heeft Noorlandt een kleine geboortekaartjestentoonstelling gemaakt. De eerste annonces uit de jaren dertig hebben het formaat van een visitekaartje. Achter de tafel staat de houten ooievaar die Boris gebracht heeft. Katholieke kaartjes uit de jaren vijftig vermelden wie de peter en meter zijn. Op de voorkant een prentje waaronder in kapitalen staat: ”Ego te baptizo”, verwijzend naar de doop.
Noorlandt turfde in de afgelopen vier jaar welke woorden er voorkomen op geboortekaartjes: 69.000 woorden kwamen langs, van meer dan 5000 kaartjes uit Nederland en Vlaanderen. Die kaartjes werden gedrukt en gemaakt in de periode van het eerste geboortekaartje in 1913 tot nu toe. „Ik heb een half uur nodig om een geboortekaartje in te voeren in mijn Excelbestand. Daarin staan per kaartje 26 velden: bijvoorbeeld het adres van het kindje, maar ook of er een Bijbeltekst wordt gebruikt op het geboortekaartje en zo ja welke.” Aan de hand van inwonersaantallen probeert hij elke provincie evenredig vertegenwoordigd te krijgen in zijn onderzoek. „Flevoland is dus een lastige voor de grafieken, omdat je de geschiedenis tot 1957 mist.”
Papierrommel
Verzamelen, rubriceren en onderzoeken is neerlandicus Jan Noorlandt op het lijf geschreven. Hij is archivaris en medewerker van het Talencentrum van de Christelijke Hogeschool Ede. Juist alles wat op schrift staat maar nog niet is gedocumenteerd, heeft zijn hevige interesse. De randen van de geschiedenis, dozen vol oude ‘papierrommel’ die een ander weggooit. „Weet je waar ik me ook graag in verdiep?”, komt het nog net voor het weggaan. „Oude kookboeken.”
De geboortekaartjes kwamen op Noorlandts pad door zijn vrijwilligerswerk voor het Documentatiecentrum van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Veenendaal. Daar kwam een pakket geboortekaartjes binnen. Noorlandt stapte ermee naar het Meertens Instituut in Amsterdam en het Centraal Bureau Genealogie in Den Haag. Maar zijn vragen waren anders dan de standaardvragen als: in welke regio wordt welke naam het meest gebruikt? „Ik wilde weten waarom katholieken eerst wel op hun geboortekaartjes schreven over het doopsel en dat nu nooit meer doen. Ik was benieuwd waarom er vroeger nooit bezoektijden op geboortekaartjes stonden en nu wel. Taalkundige Marc van Oostendorp adviseerde mij om elk woord op te schrijven om meer inzicht te krijgen.”
Op die manier ontdekte Noorlandt dat er geen „welgeschapen kinderen” geboren worden in Zeeland en Overijssel, maar in Zuid-Holland en Friesland juist weer wel. En dat in de periode van 1950 tot 1959 nooit het geboortegewicht van een baby vermeld werd, maar die gewoonte vanaf 1990 een hoge vlucht nam. De gegevens werkt hij uit in grafieken en kaartjes. De archivaris mijmert graag hardop over de redenen van allerlei trends.
Zo heeft Noorlandt een interessante verklaring voor het feit dat er tegenwoordig kraamborrels, of zoals men dat in reformatorische kring liever uitdrukt, kraamfeesten, georganiseerd worden. „Vroeger kreeg iedereen zo gauw als het kon een geboortekaartje. Men kwam snel op bezoek. Nu worden kaartjes soms pas een week later verstuurd. Of ouders lichten eerst alleen familie in en pas later vrienden en kennissen. Die worden dan vaak uitgenodigd op een kraamfeest omdat mensen geen drukte in huis en zeker geen bezoek op hun slaapkamer willen. De ouders houden graag de regie in handen.”
Kraamfeest
De onderzoeker kan dat „maakbare” niet altijd rijmen met de traditie waar mensen uit komen: „Dan zie ik dat reformatorische ouders een kraamfeest houden in een verenigingsgebouw van een gereformeerde gemeente ergens in Zeeland.”
Dat in pakweg de laatste twintig jaar vaak rusttijden voor moeder en kind op het kaartje staan, heeft ook zo z’n redenen, denkt Noorlandt. „Vroeger belde je aan en dan deed een kraamverzorgster de deur open die iedereen kende in het dorp en tegen wie mensen opkeken. Die zei: „De moeder slaapt nu, kom over een uurtje maar terug.” Tegenwoordig heb je als je geluk hebt vijf uur kraamzorg op een dag en is het belangrijk om zelf je grenzen aan te geven. Hoewel er ook moeders zijn die graag op Facebook vermelden dat ze na twee dagen alweer aan het sporten zijn.”