Mens & samenlevingHet gesprek
Theo van der Kooij zorgt voor zijn demente vrouw; „We hebben het heel goed met elkaar”
Theo en Aaltje van der Kooij verwisselden hun woning voor een huisje in de tuin. beeld Niek Stam

Het leven van Theo van der Kooij (78) werd gestempeld door dienen. Eerst op het zendingsveld, toen in het onderwijs, daarna onder drugsverslaafden. Nu is hij mantelzorger voor zijn dementerende Aaltje. „Het is niet altijd gemakkelijk, maar we hebben het samen heel goed.”

De zijgevel van het oude vrijstaande huis in Apeldoorn is bedekt met wijnranken. Met de vrucht is het droevig gesteld. Ook het blad ziet er niet florissant uit. „Meeldauw”, zegt Carola van der Kooij, die bezig is met het maaien van het gras. „We zullen dit jaar weinig oogsten.”

De rest van de bescheiden hof ziet er fraai uit. Aan de achterzijde ligt een tuinhuisje met ervoor een houten tuinset en een verrijdbare plantenbak, als mobiele afscheiding. Alleen insiders weten dat dit de mantelzorgwoning van Theo en Aaltje van der Kooij is. Begin vorig jaar verwisselden ze hun woning voor het nieuwe onderkomen. Zoon Wilfred en schoondochter Carola trokken met hun gezin in het ouderlijk huis.

Aaltje zit aan de tafel in het bescheiden kamertje van nog geen 20 vierkante meter, inclusief keukentje. Wachtend op de taxi die haar naar de dagopvang zal brengen, al weet ze zelf niet waarop ze wacht.

„Zo, we gaan je schoenen aantrekken”, zegt Theo.

„O, ik ga niet barrevoets”, lacht Aaltje.

„Nee, je gaat niet barrevoets.”

„Waar ga ik naartoe?”

„Naar Ezra, weet je wel? Lekker in de tuin werken, groente snijden…”

„O ja…”

Nadat hij zijn vrouw in de taxi heeft geholpen, zet de ervaren mantelzorger koffie voor zijn bezoek. Zelf gaat hij voor thee uit een thermoskan. Daarmee kan hij even vooruit.

Hoe beleeft u het wonen hier?

„Als een zegen. We zijn er zó ontzettend blij mee. Dit huisje is ons paleisje. Het plekje is fijn, de buurt is prettig en we hebben nu elke dag kinderen en kleinkinderen om ons heen. Al die jaren woonden we met veel plezier in het huis, maar het werd voor ons te groot en te onhandig. Aaltje heeft drie keer in het ziekenhuis gelegen door valpartijen. Daarna zijn we in de serre gaan slapen. Dat ging, maar het was erg krap. Dit is de ideale oplossing.”

Hoe keken de kinderen ertegen aan?

„Belangrijk is dat ze er allemaal achter staan. Dat was bij ons gelukkig geen probleem. Alle kinderen wilden wel bij ons komen wonen, maar dan komen de praktische bezwaren. De man van Annelies, onze oudste, is zzp’er in Almere. Bastiaan geeft les op het Ichthus College in Veenendaal. Gertjan heeft zijn werk in Monster. Arie woont in Mozambique, dus die viel sowieso af. Elsbeth is getrouwd met een boer; met 120 koeien is het lastig verhuizen.

Wilfred en Carola bleven over. Die woonden al in Apeldoorn. Zelf hadden we geen voorkeur, alle kinderen zijn ons even lief. Met Wilfred en Carola hebben we wel veel gemeen. Ook zij vertrokken als jong paar naar Afrika en hebben daar jarenlang gewerkt. Dat geeft een gelijke manier van denken en leven. Wilfred noemt dit de Kooijen-compound. In Afrika is het vanzelfsprekend dat de kinderen op het terrein van hun ouders gaan wonen. Geregeld zitten we samen in de tuin te eten.”

„In Afrika is het vanzelfsprekend dat de kinderen op het terrein van hun ouders gaan wonen” - Theo van der Kooij, mantelzorger

U hebt niet de neiging zich nog als hoofdbewoner te gedragen?

„Geen moment. Ik vind het geweldig dat de tuin nu voor me wordt gedaan en dat ik mijn schuur mocht behouden. Daar ben ik vaak bezig. Als Aaltje naar de dagopvang is, doe ik ook weleens een klusje bij anderen.”

Jullie leverden wel veel ruimte in.

„We zitten hier soms met z’n twintigen, dat lukt prima. Als het lekker weer is, staan de deuren open. Dan is het net of je buiten zit. En met z’n tweeën heb je weinig nodig. Aaltje heeft één paar schoenen, ik twee. Werkschoenen en nette schoenen. Zo doen we het met alles.”

„Aaltje heeft één paar schoenen, ik twee: werkschoenen en nette schoenen” - Theo van der Kooij, mantelzorger

„Samen praten wordt lastiger, maar ik houd nog net zo veel van haar als voorheen.” beeld Niek Stam

Hoe vindt Aaltje het hier?

„Ze snapt het soms niet helemaal. Als ze ’s nachts wakker wordt, vraagt ze weleens: „Waar bevind ik mij?” ’s Morgens komt er thuiszorg om haar uit bed te helpen en te wassen. Dat is prettig, want anders zou ze de hele dag blijven liggen. In 2021 is de diagnose dementie gesteld. Ik merkte er nog niet zo veel van, de kinderen hadden het al langer in de gaten. Haar korte geheugen is snel achteruitgegaan. Dingen van vroeger weet ze nog, die van vijf minuten terug niet meer. Ze kan vier keer achter elkaar vragen welke dag het is. Dat is naar, maar als ik de verhalen van andere mantelzorgers met een demente man of vrouw hoor, zeg ik: Dank U wel, Heere. We hebben zo veel om dankbaar voor te zijn. Aaltje is nog steeds vrolijk, heeft humor, geniet van de kinderen en kleinkinderen. Ja, we hebben het heel goed met elkaar. Twee broers van me zijn hun vrouw verloren. Ik héb mijn Aaltje nog.”

Het hart wordt niet dement, stelt psychogerontoloog Huub Buijssen.

„Dat is mooi gezegd. Samen praten wordt lastiger, maar ik houd nog net zo veel van haar als voorheen.”

Uw wereld werd wel klein.

„Dat valt mee. Drie keer in de week gaat Aaltje naar de dagopvang. Dat geeft mij de gelegenheid om langere tijd in de schuur te werken, materialen te halen bij de Hornbach, bij iemand op bezoek te gaan of een lange fietstocht te maken. Als ze thuis is, maken we samen een rondje, zij op haar driewielerfiets. Heb ik iets te klussen, dan doe ik dat op die dagen hier binnen. Aan het glas-in-loodraam daar, met het wapen van de familie Van der Kooij, werkte ik als Aaltje thuis was in de kamer, op een paar schragen.”

Wat doet de dementie met jullie geestelijk contact?

„Ook op dat gebied hielden we veel over. We kunnen nog samen naar de kerk. En elke dag citeert Aaltje de tekst op het kaartje dat we van zendeling Johan Commelin kregen. „The best is yet to come!” „And that is true”, zegt ze er dan achteraan. Het beste komt nog, dat is zeker. Op zulke momenten ervaar je sterk de blijvende geestelijke verbondenheid.”

„Elke dag citeert Aaltje de tekst op het kaartje dat we van zendeling Johan Commelin kregen” - Theo van der Kooij, mantelzorger

Wanneer kwam God in jullie leven?

„Bij Aaltje gebeurde dat al jong. Het verongelukken van een broer is ervoor gebruikt. Bij mij veranderde het geestelijk in mijn studietijd, door de prediking van ds. L. Huisman. Zijn verkondiging raakte me. Ik heb de Heere gevraagd of ik Hem zou mogen dienen, maar graag wel met mijn handen. Daar komen je hoofd en je hart natuurlijk bij, maar ik ben een echte doener. Aaltje en ik leerden elkaar kennen op de evangelisatiepost van de Gereformeerde Gemeenten in Merksem. Wim van Kranenburg, de toenmalige evangelist, had in het jongerenblad Daniël een oproep gedaan om hem een poosje te komen helpen. Dat waren bijzondere weken. Toen heb ik mijn hart aan de Heere gegeven.”

Hoe kwam u daarna in de zending terecht?

„Ds. Huisman, ook een boerenzoon, kwam geregeld bij ons op de boerderij om even naar de kalfjes te kijken. Op een dag zei hij tegen me: „Ik heb werk voor jou.” Hij was lid van het zendingsdeputaatschap van de Gereformeerde Gemeenten en wist dat ze in Nigeria een technische man nodig hadden voor de bouw van een Bijbelschool, een weeshuis en een ziekenhuisje. Door de bezoeken aan ons gezin had hij gemerkt dat ik handig was. Alles wat kapotging, wist ik weer te repareren. De trapnaaimachine van mijn moeder had ik omgebouwd tot een figuurzaag die je met het pedaal kon bedienen.

„De trapnaaimachine van mijn moeder had ik omgebouwd tot een figuurzaag, die je met het pedaal kon bedienen” - Theo van der Kooij, mantelzorger

De behoefte aan een technische man was ontstaan door de burgeroorlog in Nigeria, tegen de Igbo-stam. De Igbo’s waren zeer vooruitstrevend en leverden door het hele land bekwame mensen. Dat gaf frustratie bij de andere stammen. Op een gegeven moment sloeg de vlam in de pan. Het leidde tot een moordpartij die de Igbo’s naar hun stamland deed vluchten. Daar hebben ze de republiek Biafra uitgeroepen, waarop een bloedige strijd met de federale regering volgde. Op het zendingsveld zaten ze ineens zonder bekwame verpleegkundigen, automonteurs, technici…”

Het vaste rondje door de buurt. beeld Niek Stam

Hoe keken jullie ouders tegen de uitzending aan?

„Ze waren allebei betrokken op zending, zeker de vader van Aaltje. Die bezorgde overal in zijn woonplaats het zendingsblad Paulus, zelfs bij de pastoor. Maar toen een eigen dochter zei naar het zendingsveld te gaan, vond hij dat lastig, al heeft hij het ons niet ontraden. We hadden al een paar jaar verkering, dus ik zag het niet zo zitten om in mijn eentje te vertrekken. Daarom zijn we versneld getrouwd. In Engeland volgden we een stoomcursus Engels, om die taal beter te leren beheersen. Toen het visum beschikbaar kwam, zijn we direct naar Nigeria vertrokken.”

En betraden jullie voor het eerst Afrikaans grond.

„Die voelde heel snel vertrouwd. We genoten van de zon, de natuur, de mensen en de eenvoudige manier van leven. Geld en spullen hebben ons nooit geïnteresseerd. Ik geniet van contacten. Het eerste jaar in Afrika hebben we wel een paar verdrietige dingen meegemaakt. Drie maanden na ons vertrek kreeg mijn vader een ernstig ongeluk. Telefonisch contact was niet mogelijk, dus mijn familie stuurde een telegram. Dat werd gewoon in de postbus gedaan, 60 kilometer bij ons vandaan, dus die leegden we niet elke dag. Toen we het telegram lazen, was het al een week oud. Met Johan Commelin zijn we naar de hoofdstad Lagos gereden, een reis van veertien uur. Daar moesten we nog een tijd zoeken naar een postkantoor met functionerende telefoon. Ik krijg mijn broer Arie aan de lijn. Op mijn vraag hoe het met pa was, antwoordde hij: „Theo, je hebt geen vader meer.” Dat was een enorme klap. We hebben besloten om niet terug te gaan naar Nederland. Het was destijds een wereldreis. Ik weet nog steeds niet of het een goed besluit was.

Een halfjaar later werd ons eerste kindje dood geboren. De navelstreng zat om het hieltje. De verpleegkundige die erbij stond, zei tegen me: „The best medicine for your wife is to have another one as soon as possible.” We hebben daarna nog zes gezonde kinderen gekregen, maar die eerste vergeet je nooit.”

Wat bracht jullie ertoe om in 1974 terug te keren?

„Het onderwijs van de kinderen. Mijn plaats is ingenomen door een andere techneut, maar dat liep niet zoals verwacht. Na anderhalf jaar vroegen de zendingsdeputaten of ik nog een keer terug zou willen voor twee jaar. Er zou dan een onderwijzeres meegaan. Het trok me wel, maar ik was bang dat de terugkeer naar Nigeria een vlucht zou zijn, want bij vormingsinstituut De Poort, waar ik werkte, had ik het niet naar mijn zin.

We hebben er samen veel over nagedacht en voor gebeden. Antwoord kwam er niet. We sliepen er niet van en kregen het steeds benauwder. Tot we voor het naar bed gaan een stukje lazen uit een dagboek van Spurgeon. Een kopie ervan ligt nog steeds voor in onze Bijbel. De tekst was: „De Heere zal u gedurig leiden.” Wat Spurgeon daarover schreef, was van het begin tot het eind voor ons geschreven. Alsof hij al onze gesprekken had aangehoord.

Genieten van het park. beeld Niek Stam

Die nacht hebben we nauwelijks geslapen. Het was ineens duidelijk: het is geen vlucht, de Heere roept ons. We hebben ons huis verhuurd en reisden opnieuw naar Nigeria. De beoogde twee jaar werden er acht. Twee broers van me kwamen wat weken helpen bij de opbouw van het ziekenhuis. Een van hen is architect en heeft het ziekenhuis getekend. Het werd prefab vanuit Nederland aangeleverd.”

Ging u het zendingswerk anders bezien?

„Nee. Er waren soms spanningen binnen het team, maar ik kan me gemakkelijk over lastige dingen heen zetten. Daarbij werd ik geholpen door de Afrikanen met wie ik samenwerkte. Prachtmensen! Ze hadden niks, waren vrolijker dan wij en zouden niemand passeren zonder te groeten. Ik waande me vaak in de Bijbelse tijd.”

„Ze hadden niks, waren vrolijker dan wij en zouden niemand passeren zonder te groeten” - Theo van der Kooij, mantelzorger

Was u ook betrokken bij de verkondiging?

„In die zin dat ik geregeld op zondag in een van de dorpjes sprak in een simpel kerkje: een open ruimte onder een dak op stokken. Preken wil ik het niet noemen. Ik vertelde gewoon wat uit de Bijbel, zoals Aaltje dat deed voor de weeskinderen. Het mooiste vond ik het zingen, met handgeklap. De vrouwen kwam zingend het kerkje binnen, geweldig. Eerst maakten ze zelf liederen, later zongen ze verzen van de Methodist Church die in hun stamtaal waren overgezet. Na de dienst werd je steevast ergens uitgenodigd en kreeg je een feestmaal waarvoor die mensen dagen moesten werken.”

Lukte het om na repatriëring weer de draai te vinden in Nederland?

„Matig. Als je naar Afrika gaat, heb je een halfjaar nodig om te wennen aan de nieuwe manier van leven. Terug in Nederland blijft er een hoekje in je hart dat vraagt: wat doe ik hier? Je mist het groeten van de mensen, het gastvrije, het ongecompliceerde. Ik vond werk bij het Plancius College in Rotterdam, een reformatorische vmbo-school die net was gestart. Het eerste jaar gaf ik er Engels. Daarna werd ik docent algemene techniek –bandje plakken, beetje timmeren–, vervolgens docent mechanische techniek.

„Terug in Nederland blijft er een hoekje in je hart dat vraagt: wat doe ik hier?” - Theo van der Kooij, mantelzorger

Vanwege mijn verblijf in Afrika liep ik in kennis van de techniek vijftien jaar achter. Door wat cursussen haalde ik die achterstand aardig in, maar het onderwijs aan pubers was niet echt wat ik wilde. Toen het ziekenhuis in Dirksland een hoofd technische dienst zocht, heb ik gesolliciteerd. Enkele dagen daarna kreeg ik te horen dat een andere kandidaat de voorkeur had. Kort daarop zag ik in het blad Visie een advertentie van stichting De Hoop, waarin iemand werd gevraagd voor het opzetten van een metaalconstructiebedrijf binnen De Hoop. Om verslaafde mannen het vak te leren. Toen ik dat las, dacht ik: yes! Die combinatie van techniek en mensen ligt me.

Het verzoek vanuit Dirksland om opnieuw voor gesprek te komen, omdat de beoogde kandidaat er toch niet voor voelde, heb ik afgeslagen. Terwijl ik bij De Hoop nog op gesprek moest. Dat pakte goed uit. Ik heb het daar geweldig naar mijn zin gehad. We begonnen altijd met een dagopening, daarna gingen we aan de slag. Door mijn overstap naar Horeb, een woon- en leefgemeenschap van de Hoop in Beekbergen, zijn we in 2001 van Piershil in de Hoekse Waard naar Apeldoorn verhuisd. Vooral bij Horeb had ik onder het werk vaak mooie gesprekken met de mannen.”

Hoe voelde u zich als lid van de Gereformeerde Gemeenten in die evangelische wereld?

„Als een vis in het water. Het zendingswerk in Nigeria werd destijds verricht onder de paraplu van de Methodist Church. Daar zongen ze ook niet op hele noten. Sinds Afrika ben ik in sommige opzichten een beetje een vreemde eend in de bijt van de Gereformeerde Gemeenten, maar we zullen er niet weggaan. We willen trouw blijven op de plek waar God ons heeft geplaatst.”

Uw hele leven was dienen. Van wie hebt u dat?

„Ja, van wie heb ik dat? Van de Heere. Ik heb het zomaar ontvangen. Wat kunnen betekenen voor mensen en voor Gods Koninkrijk vind ik mooi. Ik lees graag uit het dagboek ”Geheel voor Hem”, van Oswald Chambers. Dat kreeg ik ooit van een collega van Horeb. De boeken van J.C. Ryle spreken me ook aan. Praktisch en recht voor z’n raap. Daar houd ik van.”

U bent een lezer?

„Ik lees inderdaad graag en veel. Tolkien, C.S. Lewis, Vonne van der Meer, Paul Maier, ds. J.T. Doornenbal… Nu ben ik bezig met ”Shake hands with the devil” van Roméo Dallaire, die als luitenant-generaal van het Canadese leger en leider van de vredesmissie van de VN in Rwanda de genocide in 1994 niet heeft kunnen voorkomen. Door de situatie van Aaltje lees ik de laatste tijd ook veel over dementie. ”Hersenschimmen” van J. Bernlef, de boeken van Teun Toebes, ”Ik mis mezelf” van Lisa Genova… Aangrijpende boeken.”

Voor u realiteit. Toch oogt u blijmoedig.

„Dat ben ik ook. Toen we trouwden, kregen we van ds. G. Schipaanboord de tekst mee: „Hij reisde zijn weg met blijdschap.” Die blijdschap, ongeacht de omstandigheden, kom je overal in de Bijbel tegen. Van een Amerikaans echtpaar kreeg ik in Nigeria een grammofoonplaat met liederen. Een ervan gaat elke dag wel een keer door mijn hoofd. „And everlasting joy shall be upon their heads”, woorden uit Jesaja 51. „Alzo zullen de vrijgekochten des HEEREN wederkeren en met gejuich tot Sion komen; en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vreugde en blijdschap zullen zij aangrijpen, treuring en zuchting zullen wegvlieden.” Dat is de toekomst, maar die blijdschap is er nu ook al.”

Tal van andere gelovigen kennen veel somberheid, waarom u niet?

„Daar zal mijn karakter in meespelen. Ook dat heb ik van de Heere gekregen. Alles wat ik heb, dank ik aan Hem.”

Uitzien naar de Toekomst. beeld Niek Stam

Twijfel kent u niet?

„Dat zal ik niet zeggen. Ook mij bespringt weleens de gedachte: heb je het niet allemaal verzonnen? Maar als ik de Bijbel lees, onder de prediking zit of een versje zing, verdwijnt dat weer. Dan weet ik dat er een God is en dat ik door genade Zijn kind ben.”

„Ik vraag de Heere wel geregeld of Hij Aaltje eerst tot Zich neemt voordat ik aan de beurt ben” - Theo van der Kooij, mantelzorger

Hoe ziet u de toekomst?

„Ik maak me door mijn karakter niet snel zorgen. Als het om dit aardse leven gaat, denk ik niet verder dan morgen. Ik vraag de Heere wel geregeld of Hij Aaltje eerst tot Zich neemt voordat ik aan de beurt ben. Ik wil er niet aan denken dat ze naar een verpleeghuis moet.

Er is ook een Toekomst met een hoofdletter. Er komt een nieuwe aarde zonder zonde, zonder zorgen. Hoe precies, dat weet ik niet, maar het zal er heerlijk zijn. Altijd bij de Heere, altijd blij. Wat wil je nog meer.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer